Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| |
408. Aan F. Hellens: Amsterdam, vermoedelijk 3 februari 1930Amsterdam, maandag. Beste Hellens, Tegelijk hiermee stuur ik je het ms. van de Filles du Désir terug, dat ik verslonden heb. Ik heb het aandachtig gelezen, maar dikwijls was het verhaal zo meeslepend dat ik vergat kritisch te zijn: wat tenslotte het beste teken is! Ik feliciteer je ermee en wens je het succes toe dat dit boek verdient (wanneer verschijnt het?) Neem me niet kwalijk dat ik er op dit moment niet meer van zeg, behalve dan dat mijn eerste indruk bevestigd is, hetgeen betekent dat er aan dit boek heel weinig omgewerkt hoeft te worden: omdat de verhalen niet langdradig zijn en heel goed van compositieGa naar voetnoot* Ik heb een paar aantekeningen neergekrabbeld, maar meer om je te laten zien dat ik eraan gewerkt heb dan dat het nodig was. Als ik dit boek had gelezen zonder te weten dat jij er de schrijver van was, zou ik het goed hebben gevonden zonder dat ik er ook maar één zin in had willen veranderen. Om je van dienst te zijn heb ik nu de zure lezer uitgehangen - vloek me er maar niet voor uit en kijk of mijn aantekeningen je hier en daar van nut kunnen zijn. Ik hou op, want ik heb haast. Ik voel me hier niet op mijn gemak; onze kostbaas is een walgelijk individu dat ons de hele dag pest en ons misschien zal dwingen eruit te trekken, en met mijn moeder gaat het weer slecht. Bij haar ziekte is nu nog een bronchitis gekomen, wat in haar omstandigheden zelfs gevaarlijk zou kunnen zijn. Ze ligt nachten lang te hijgen en kan maar niet slapen omdat ze het zo benauwd heeft; ze hoest vreselijk, en eigenlijk valt er niets aan te doen dan afwachten tot het vanzelf weer overgaat. - Dat is het dan. Doe mijn groeten en die van Simone aan Maroussia, bedankt voor je vertrouwen voor het toesturen van dit manuscript dat me zo heeft kunnen boeien, en als steeds je vriend EdP. |
|