413. Aan L. Chevasson: Amsterdam, 7 februari 1930
Amsterdam, 7.2.30.
M'n beste Louis,
Ik ben erg blij te horen dat je die brave Blancheteau gaat ruilen voor de N.R.F.; je zit daar dichter bij Malraux en je hoeft dan in ieder geval niet zo constant te midden van die afschuwelijke domheid te leven. Ik weet hoe onverdraaglijk dat is! - Wat me ook gelukkig heeft gemaakt is een brief van Clara, waarin zij me vertelt dat ze nog steeds haar beide ogen heeft en dat de kleur om een van die ogen nog niet goed is, maar dat ze de hoop allerminst opgeeft!... Ik begon me ernstig zorgen te maken, omdat Germaine me een nogal verontrustende brief had geschreven, en omdat noch Clara, noch Malraux op mijn brieven hadden geantwoord. Jij had me wel geschreven, maar in je brief was het nieuws nog verre van goed. Maar nu is alle narigheid voorbij, min of meer tenminste. Als Clara een oog had moeten missen, zou ze me haast gewurgd hebben.
Hier gaat het niet goed. Simone sukkelt nog steeds erg: hoofdpijn, etc. Ik ben bij 2 artsen geweest, zonder resultaat; het wordt langzamerhand hoogstvervelend. En met mijn moeder begint het ook weer, nachten lang ligt ze te hijgen en men kan haar maar niet de rust geven die zij nodig heeft. Wij zitten hier in een huis dat gedreven wordt door de meest onmogelijke idioot die ik sinds lang heb ontmoet: een vent die zegt dat hij ingenieur is - en geruïnerd - die probeert te stelen zoveel als hij kan, ook van ons, door ons zielige en stompzinnige verhalen te vertellen, en die ons daarna voor zou willen schrijven hoe we in zijn huis moeten leven. Voor mijn moeder is dat nu net wat je niet hebben moet. Je weet dat ik in het algemeen niet blindelings de meningen of zelfs de belangen van mijn moeder deel, en in het begin heb ik alles gedaan om de boel te kalmeren, maar tenslotte heb ik de kerel een aframmeling in het vooruitzicht gesteld en hem gezegd dat ik hem de deur uit zou zetten als hij de moed had zich in ons appartement te vertonen. De kerel is laf, maar koppig - een armzalig specimen van de koppige bourgeois. Vanochtend heeft hij weer geprobeerd ons te bestelen. En het zal niet de laatste keer zijn....
Afgezien van dit alles bevalt Amsterdam me nog steeds best en ik zie heel wat mensen. Ik ben zo juist weer eens in het Rijksmuseum geweest, dat ik zo'n beetje in looppas met Malraux en Clara had bezichtigd, en er zijn werkelijk 3 grote, absoluut schitterende Rem-