Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd602. Aan C.J. Kelk: BrusselGa naar voetnoot1., 11 oktober 1930Bruxelles, Zaterdag 11. Bd. Br. Wh. 104. Beste Kees, Dank voor beloofde toezending. We begrepen er al niets van, maar nu blijkt het mijn stommiteit te zijn. Zooveel te beter. - Een nieuwe proef van De Parasieten wordt je natuurlijk gezonden; die zal nog wel niet klaar zijn. Wat de Serenade betreft, ach! ik bedoel De Spelevaart, daar moet ik Stols weer eens naar vragen. Stuur mij maar gauw ‘het versje erbij’ en maak nu eens een eind aan de flauwe kul van die dansers! Veel succes met Jan SteenGa naar voetnoot2. (die mij nogal een vervelende vent lijkt, ontzettend ‘drollig’ zou men in dien tijd gezegd hebben - maar enfin!) Bij voorbaat dank voor je artikel over dézen neurasthenischen Bataviaan.Ga naar voetnoot3. Voor het Boek dat links boven je briefpapier vermeld staatGa naar voetnoot4. (je ziet welke represaille-maatregelen ik heb moeten nemen), zond ik ook nog wat: vnl. om Coenen te pesten, die vreeselijk teuterde of teutte of mij betoeterde, voor mijn gevoel, maar ik zweer je dat het de láátste maal is, zoolang die schoolfrik van een Binnendijk speciaal belast blijft daar de poëzie te beduimelen. Ik heb gehoord dat hij een bloemlezing uitgeeft, waarin hij, zonder er mij | |
[pagina 296]
| |
eenigszins in te kennen, twee sonnetten uit Parlando heeft opgenomenGa naar voetnoot5.; en het lùst mij eenvoudigweg niet dat die klier, die mij wél een mooien brief kan schrijven als hij copie noodig heeft voor Balans, in een geval als dit zoomaar over mijn schrijverij beschikt voor zijn schoolvosserijen. Als je den lui af en toe mocht zien, zwijg hier dan over, want ik zal hem een mooi briefje schrijven, zoodra het delict ‘op zijn actief zal staan’, dat beloof ik je. (‘Officieel’ mag ik er n.l. niets van weten!) - Misschien ook wacht ik tot hij mij opnieuw een pispraatje afzendt voor medewerking aan het een of ander, dat zijn literaire bestaan moet helpen rechtvaardigen; mais il ne perdra rien pour attendre, dat beloof ik jou weer alvast, met de hand uitgestrekt naar het hoofd van mijn zoontje! Over mijn ‘persoonlijk leven’ kan ik niets meer dan zwijgen. Het beste met je installatie wordt je toegewenscht, ‘omkranst’ door vele groeten, door S. (ook aan S.) en (mede aan de tweede S.) door steeds je Eddy Jan Jacob [Slau] drijft weer op de blauwe zee!.... Zijn maag is vast - splijt niet zijn hart in twee, Uyt Minne-wee? |
|