391. Aan W.A. Kramers: Amsterdam, 16 januari 1930
Amsterdam, 16.1.30.
Beste Wynand,
Dank ook voor de tweede lezing (retour) van Sonnet. Als je het ding i/h Febr.-nr. wil hebben is het mij goed. Ik stuur je het eerstdaags dan nog op.
Heb je nu die drukproef over Den Doolaard? Ik ben er erg op gesteld die gecorrigeerd terug te zenden!
Van Jan kreeg ik een proef van zijn spijkers. In het stuk over Donkersloot verzocht ik hem zooeven per expressebrief het staartje te schrappen. Die mededeeling kwam n.l. van mij, en ik vind het onaangenaam dergelijke persoonlijke kwesties in een stuk van meer algem. strekking gemengd te zien, te meer waar dit mij in een valsch licht stelt tegenover Donker. Misschien was het een smoesje van hem ‘om mij te sparen’ en in ieder geval wordt de U.M. dus niet geraakt, maar hij. Het stuk is overigens uitstekend; het wordt door dit staartje zelfs verzwakt. Ik schreef dit alles aan Jan en verzocht hem een expressebriefk. aan de Holl. Drukkerij te zenden om dat staartje te laten vervallen. Wil jij er zoo noodig dus ook nog het jouwe toe bijdragen dat dit stuk aangehouden wordt tot het laatste moment, d.w.z. tot er een briefje van Jan verschijnt - of niet verschijnt.
Later meer. De hand van je
E.
Het adres 390 Marnixstr. wàs goed - maar mijn moeder had toen