288. Aan F. Hellens: Gistoux, 7 mei 1929
Gistoux, 7.5.29.
Beste Hellens,
Even haastig een paar regels om je te zeggen dat ik op het punt sta naar Holland te gaan, maar ik hoop je meteen weer te zien zodra ik terug ben (tegen de 20e). Ik weet niet of Roland Holst met me mee komt, ik denk van niet, maar in elk geval reken ik daarna op je in Gistoux. Greshoff denkt er ook over om tegen Pasen te komen, d.w.z. na Pasen.
Niet jij, maar ik moet me duizend keer verontschuldigen je niet eerder te hebben geschreven, maar ik bevind me zo ongeveer in dezelfde situatie als jij: niet in staat om te schrijven, landerig enz. Toch heb ik je zeker wel duizend en één dingen te vertellen. We moeten het nog eens over NORD hebben. Wat een nare geschiedenis met je zoontje! werkelijk, je hebt geen geluk. Laten we hopen dat het allemaal niet zo heel ernstig is en dat zijn jeugd het van zijn ziekte zal winnen. Misschien kom ik je nog opzoeken voor mijn vertrek, omdat ik een brief van Holst met wat aanwijzingen verwacht, vóór ik wegga; als het kan zie je me misschien vrijdag of zaterdag bij jou thuis of op je ‘bureau’.
Niets nieuws over ‘de Affaire’; laten we hopen dat er een eind aan is gekomen. Le jeune homme Annibal staat op het punt te verschijnen voor zover mij bekend; de laatste correctie is al lang de deur uit. Ongetwijfeld zal je het dan ook gauw zien. Dat is alles. Tot ziens en steeds je
EdP.
Hartelijke groeten aan je vrouw, van ons beiden.