279. Aan F. Hellens: Brussel, 2 april 1929
Bruss. 2.4.29.
Beste Hellens,
Zo, jij bent dus in Gistoux, en amuseer jij je er? Des te beter voor dat deftige gat. Nee, deze week ben ik er nog niet; maar mijn moeder gaat er morgen weer zitten, op 3 april dus. Ga haar opzoeken als je het leuk vindt, je kent haar nu. Ik denk dat ze je vanaf de 5e wel zal kunnen ontvangen, als je het zonder al te veel plichtplegingen doet, wat ik van jou gelukkig ook niet verwacht.
Ik ben er zo goed als zeker van dat Sacha je ‘Gulden Winckel’ niet heeft, maar ik geloof dat Neel Doff hem heeft meegenomen. Je moet het haar maar eens vragen. Greshoff is weg naar Holland, anders zou ik hem om nog een exemplaar vragen. Ikzelf heb niet eens meer het mijne. Maar schrijf een kaart naar Neel Doff en ik denk dat je dan je eigendom wel weer terugkrijgt.
Je zou moeten proberen in Gistoux het gerucht te verspreiden dat het helemaal geen boeken waren waar het parket in het kasteel naar heeft gezocht, maar een erg jong meisje dat ik verkracht, in stukken