50. Aan O.-J. Périer: Brussel, vermoedelijk 26 juni 1926
Brussel, zaterdag
(Bellevuestraat 3)
Beste Périer,
Zou je het erg vinden als ik je vroeg me mijn exemplaar van je ‘Passage des Anges’ te zenden? Ik heb je boek in de etalage van een boekhandel zien liggen en zou het gekocht hebben als ik er niet veel van had verwacht. Maar wat ik er bij jou van gezien heb was waarschijnlijk genoeg dat ik er jou zelfs een durf te vragen.
Met deze brief herinner ik je er ook aan dat je me nog een portret van Barnabooth (graaf van Aquibajo) beloofd had - hoewel je niet zei voor wanneer. Ja, dat heb je echt beloofd.
Hoe is het met jou, Périer? Ikzelf heb nu eens kunnen zien wat reumatiek is - voornamelijk in mijn spieren - het gevolg van een kou waar ik niets van had gemerkt. Wel, ik weet er nu alles van; als we elkaar weer ontmoeten, hebben we het er nog wel over, als je wilt.
Intussen houd ik me gereed voor de Engelen; - toch nog je
Eddy duPerron
P.S. Ik bedank je niet vooraf, want ik doe het liever achteraf.
P.P.S. - Over de Engelen gesproken, waarom lijk je op de foto op de roze omslagstrook zo sprekend op een newfoundlander?