vele anderen? is het schijnbaar uitzonderlike tot norm teruggebracht. De meest mannelike lezer mag er voortaan wel op rekenen dat hem, naast de agressieve warhoofderij die vooral op kunstgebied deze geschriften pleegt te kenmerken, ook een agressief exhibitionisme in de schoot zal worden geworpen. Men dankt aan het genie van Freud niet alleen zulke onfeilbare onthullingen als het psycho-analyties portret van Edgar Poe in twee dikke delen door de goede leerling Marie Bonaparte, zijn invloed heeft ook al het ‘verdrongene’ bij een bepaald soort schrijvende vrouw te voorschijn gebracht; in gulpen inkt stroomt het tegenwoordig los, en als de kunst er tenslotte weinig mee gebaat blijft, de psychologie, ook die van de amateur, heeft het recht niet de ogen te sluiten voor deze specimina van menselikheid. Al of niet freudiaans gerechtvaardigd, het zou onjuist zijn zich te desinteresseren van de artistieke malloot. De kruising ‘bacchante