schrijft hij hem: ‘Ik vertel u dit beetje uit mijn leven niet om uwentwil; ik vind te weinig weerklank bij u om intimiteiten mee te delen.’ En dan: ‘Ik weet wel hoe u over me denkt: die man weet niet wat hij wil, enz.’ En dan, ik citeer nu woordelik, hoewel uit het hoofd: Ik ben niets vriendelijk omtrent u gezind. Ik verdien beter dan uw stijve briefjes.
Verrukkelik is dat. Deze man die van temperament geen Hollander was, kon zich zoiets veroorloven, zonder een moment (met hollandse logika) te veronderstellen dat hij in de ogen van de ander zich op die manier ‘blootgaf’, vernederde misschien; neen, hij gaf die ander een standje, doodgewoon, als een grand seigneur en zoals hij het Van Twist (tienmaal meer Hollander en tienmaal stijver) voor het front van de hele hollandse natie gedaan had. Het mag zijn dat Nietzsche dieper, knapper, geschoolder is, maar Multatuli was zeker niet minder begaafd. Voor de mensen die in hem