[Ik zag hem op de Place de l'Institut]
Ik zag hem op de Place de l'Institut
Een negentiende-eeuwse jongeman
Geheel in zijn gedachten opgesloten
Passeerde hij, en niemand schrok ervan
Men kent zijn excentrieke stadgenoten
Mijn metgezel zei: ‘Ja, hij is Stendhal’
Voor zo'n figuur kan ik het hoofd ontbloten
Napoleon te zijn, dat is banaal
Maar hij bewoog zich in een hoger Nu
Hij had zich aan een hersenschim gewijd
Die functioneerde, zelfs in onze tijd
Henri Beyle (1783-1842) had op het oog een toonbare, zelfs welluidende naam, die evenwel op het oor zou kunnen aankomen als Hendrik blaat of desnoods Hendrik, mooie vrouw. Ik weet niet of de man om deze reden besloot te publiceren onder de naam Stendhal; nog tamelijk gedurfd, overigens, om een voornaam achterwege te laten.
Dat Stendhal onder meer De l'amour, Le Rouge et le Noir en La Chartreuse de Parme schreef, behoeft geen betoog.
De jongeman die hierboven wordt genoemd ging stendhaliaans gekleed. Je spreekt zo'n dromer niet aan, maar vraagt je wel af hoever hij de identificatie doortrok. Zeer zeker in zijn huishouden; hij moet over eigen middelen hebben beschikt. Schrijven deed hij ongetwijfeld ook, al denk ik niet dat hij ooit een uitgever van nabij zag.
Nog veel archaïscher was het voorkomen van Raymond Duncan, broer van de danseres Isadora, die in een toga op sandalen rondliep. Hij stelde niet Ovidius of zo iemand voor, maar zichzelf.