[Destijds, verneem ik, heeft een Albedil]
Destijds, verneem ik, heeft een Albedil
Een allerfraaist natuurpark aangelegd
(Een lustoord van geluk en goede zeden)
Daarin de mens geplaatst, en hem gezegd
Hoe braaf hij zijn moest in de Hof van Eden
Die rimpelloze welvaartsmaatschappij
Toen echter het Verbod was overschreden
Ontlook de mens - en sterfelijk maar vrij
Zocht hij zijn eigen weg, zijn eigen wil
Dat hij als homo sapiens bestaat
Is niet het werk van God, maar van het Kwaad
Mijn onderwerp was het Paradijsverhaal, waar dus de godsdienst bij ter sprake kwam.
De KRO heet nog altijd niet RO en doet zelfs nog wel aan het geloof, maar is allang geen clericale omroep meer. Voor de oorlog, wed ik, moesten alle uitzendingen bisschoppelijk goedgekeurd worden, alle werknemers ter biecht gaan, alle maaltijden met gebed beginnen. Als ze toen al een literair programma hadden zou ik daar nauwelijks welkom zijn geweest. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de NCRV.
Beide firma's hebben me tientallen malen te gast gehad, zonder dat ik enige belijdenis moest verrichten.
Bij Starink ging het uitgesproken tolerant toe, zodat ik ten aanzien van de Zondeval kon afwijken van het traditionele geweeklaag.
De uitspraak L'art est un souvenir du Paradis perdu, van ik weet niet meer wie, is meer bekoorlijk dan schrander: een paradijs kent geen kunst en heeft er ook niet de minste behoefte aan, evenmin als aan wetenschap, romantiek, humoren radioprogramma's.