Tientallen elftallen
(1985)– Drs. P– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
De bedoelingIn opdracht werken is deprimerend, als de opdracht luidt Sla met een lelijk stuk gereedschap van 6 tot 18 uur brokken uit een ertshoudend gesteente in een heet gebied onder bruut opzicht of Administreer van maandag tot vrijdag in een kantoor. Creatief werk in opdracht gaat op de duur tegenstaan als het wasmiddelen betreft, gouden en zilveren bruiloften of geinige onderwerpen voor een blad. Creatieve mensen, schrijvers bijvoorbeeld, zoeken hun onderwerpen liever zelf. Dat mag niet teveel tijd kosten; ze zoeken dus in hun naaste omgeving en vooral in hun eigen hersenpan. En ook in publicaties van anderen, vaak. Vandaar dat veel liederen en gedichten (laten we ons daartoe beperken) onderling veel gemeen hebben, zeker wanneer ze uit dezelfde koker komen. Liedschrijvers maken herhaaldelijk gewag van liefde, nucleaire inrichtingen, utilitaire stedenbouw, vermakelijke erotiek, milieubederf, kindertijd, sociale ongerechtigheden, radio- en televisiereclame, sportverdwazing en Weltschmerz. Dichters komen steeds terug op hun woongebied met bijbehorende fauna en flora, en bevolking mits curieus genoeg, de liefde, de seizoenen (met de herfst voorop), de dood, de goddelijke goed- of afwezigheid, hun dichterschap en andere problemen.
Opdracht is onvrijheid, accoord, maar niemand is vrij van zichzelf. Het is dus helemaal niet zeker dat vrije productie interessant werk oplevert. Men moet wel een halfgod zijn, en veel aandrang voelen, en niets anders om handen hebben, om onverplicht een constante genietbaarheid te handhaven. Zelf zou ik zonder noodzaak nog geen tien procent van mijn oeuvre hebben voortgebracht. Het is natuurlijk wel geraden dat men zijn opdrachtgevers terdege selecteert. Schrijf niet voor banale weekbladen, louche uitgeverijen, programma's als Pisa, domme vocalisten. | |
[pagina 6]
| |
Schrijf daarentegen voor goede vaklieden, voor prettige intelligente mensen, en u zult er plezier aan beleven. Elke opdracht is dan welkom, hoe gek of onspectaculair ook. Genoten heb ik van het werken met Rik Felderhof (opdrachten als een Sneker café, veerpontbazen, de Elfstedentocht, portiers en Oudejaarsavond) en Ton Zandkamp (ooft- en groentensoorten) voor resp. een jongeren- en een land- en tuinbouwprogramma. Als je de vrijheid hebt, een thema op je eigen manier te behandelen is de opdracht geen keurslijf maar juist een animator. Onderwerpen die je anders nooit voor de geest zouden komen, waarmee je geen enkele affiniteit hebt, blijken een schat aan ideeën mee te brengen - al was het maar dankzij het rijm, of door de cadans van het trefwoord die een rumba, wals of weemoedig salonlied kan aanreiken. In het NOS-programma Wat een taal moest ik tien leestekens didactisch bezingen. Die opdracht was dus stringenter, zodat ik er meer werk aan had; hetgeen me stimuleerde. Het zijn niet de beste dingen, die men uit zijn mouw schudt.
Nu breng ik Jan Starink in beeld. Deze beminnelijke erudiet leidde tot afgelopen jaar het literaire radioprogramma van de KRO. Toen hij voor het eerst mijn medewerking vroeg, heette het Organisch lezen. De formule schreef voor dat telkens een orgaan van het menselijk lichaam de uitzending zou beheersen. Wekelijks vlooide de staf uit de Nederlandse literatuur na 1945 een aantal impressies, betogen, versregels, snedigheden e.d. bijeen - nu eens over ogen, dan over de neus, de voeten, het hart... er zitten genoeg organen aan en in de mens om een heel radioseizoen van stof te voorzien. Van het materiaal maakte men een collage, en die werd dan door omroepmedewerkers voorgedragen; op een gegeven moment kwinkeleerde ik aan de piano mijn nummer omtrent het orgaan van de week. Gedurende het seizoen 1983-84 bleek het programma Spektakel te heten. Ditmaal ging het over literatuur in het algemeen. Wederom betrok Jan Starink me erbij, en zo kwam ik per uitzending tweemaal aan het woord: eenmaal met een kwintijn aangaande de datum,Ga naar voetnoot1) en later met een gedicht (nu | |
[pagina 7]
| |
eens geen lied) over een relevant thema. Zelden was het luchtige materie, en het moesten ook echte gedichten zijn, desnoods poëtisch; overigens wilde ik zelf voor dit programma eens extra uitpakken. Daarom verviel ik niet in geijkte versvormen als sonnet en ballade. Schakelrijm is minstens even elegant; voor de gelegenheid ontwierp ik het schema abc bcd cda ee, met pentameter (5 jamben) als metrum. Men zou dit quarta rima kunnen noemen.Ga naar voetnoot2)
De onderwerpen lieten, wat vertrouwdheid betreft, veelal te wensen over. In sommige gevallen waren gegevens ook moeilijk achterhaalbaar - ofwel wenste ik van iemand zo weinig mogelijk te weten. U zult er in de toelichtingen dus bekaaid afkomen, indien u zich had verheugd op encyclopedische lectuur. Overbodig zijn ze echter niet, want ze maken het boek wat dikker dan het anders zou zijn geworden - dik genoeg voor een echte rug met tekst erop, wat heel handig is bij verticale of horizontale stand in een boekenkast. Althans voor mensen die kunnen lezen. |
|