71-72 K. Boon van Engelant: Kornelis (of: Cornelis) Boon van Engelant (1680-ca. 1750). Baljuw van Heenvliet en Leenman van den Lande van Voorne. Legde zich toe op de dichtkunde. Bij Van der Aa lezen we: ‘In het herdersdicht is hij plat. Hij dichtte als niet dichtende. In het heldendicht is hij iets beter; zijne versificatie is in zijne andere gedichten zeer ongelijk, nu eens vloeijend, dan weder hortend en stootend. Zijne tooneelpoëzij, hoe sierlijk uitgegeven, hoe aanlokkelijk ingeleid door eenen Brief, rakende de behandeling der Tooneelpoëzij, gerigt aan den vermaarden Arnold Hoogvliet, verdient geen bijzondere vermelding, de treurspelen zijn beter van vinding dan van stijl en versificatie.’ (Van der Aa, deel II-1, p. 883)
72 Joan de Haes: (1685-1723). Welgesteld koopman te Rotterdam, bevorderaar van de geleerdheid en de literatuur. Tot zijn belangrijkste werken behoren de door Drost genoemde Judas de verrader (1714) en Jonas de Boetgezant (1723), en een biografie van zijn grootvader Geeraerdt Brandt, naar het voorbeeld van diens Leven van Vondel (1740).
76-77 Gij delft de munten der Bataafsche Graven op...: citaat niet gevonden; het is niet ondeend aan het boek van Schotel.
80 Van der Schellings [...] ‘dichterlijk genie’: ‘een proefje van 's mans dichterlijk genie’ (Schotel 1834: 139).
85-88 o Gerard mij geen Gerard meer...: citaat p. 139-140; in de oorspronkelijke tekst staat na ‘nader’ (r. 87) geen vraagteken.
90 Bijzonder beviel onzen schrijver...: De oorspronkelijke tekst luidt: ‘Bijzonder beviel ons het Elogium van den Advocaat Henricus de Weert, wijl men er de werken, die Van Alkemade reeds uitgegeven had, en nog zoude uitgeven, in opgenoemd vindt.’
Henricus de Weert: niet gevonden.
93-94 Uffenbachs uitspraak over ‘Alkemades olijkoekies’: De oorspronkelijke tekst luidt: ‘Alkemade betoonde ons veel vriendschap, en zette ons niet alleen koffij, tabak en een glas wijn voor, maar liet ook zijne dochter olijkoekies voor ons bakken, welke ik eerst, uit afkeer van olie, niet dacht te gebruiken, maar die toch tamelijk van smaak en niet walgelijk waren. Hij verzekerde ons, dat niemand dezelve zoo goed als zijne dochter konde bakken.’ (Schotel 1834: 48)
Uffenbach: niet gevonden.
96-97 Van der Schellings aanspraak aan den Eerwaarden grooten Kerkeraad der Remonstrantsche gemeente te Gouda: ‘Aan den Eerw. Grooten Kerkenraad der Remonstrantsche Gemeente van Gouda’. (Schotel 1834: 338-340)
107 De Heer van Hasselt: Gerard van Hasselt (1751-1825). Jurist, vanaf 1789 burgemeester van Arnhem. Raadsman en historieschrijver van Willem V. Tot de Franse overheersing afgevaardigde naar de Staten-Generaal. Leefde later in stilte en wijdde zijn leven aan de oudheidkunde en de geschiedenis. Was tevens een vooraanstaand rechtsgeleerde en taalkundige.
109-111 schoon van Alkemade weinig oordeel en smaak bezat...: Schotel 1834: voorwerk.
115 in magnis voluisse: voluit: ‘in magnis voluisse sat est’ - onder moeilijke omstandigheden is het voldoende te hebben gewild.
120 letterlievend publiek: Schotel 1834: voorwerk.