de houding van de verteller uit de gedramatiseerde recensie van de jaarboekjes voor 1834 van belang. Deze onttrekt zich aan het gesprek als de anderen in de jaarboekjes op zoek gaan naar het ‘zilverwerk’: bijdragen die dan wel niet uitblinken, maar er toch nog mee door kunnen. Hij weigert genoegen te nemen met het middelmatige dat bovenmatig wordt geprezen, omdat het goud van literatuur die ècht de moeite waard is en die als ijkpunt zou moeten dienen, ontbreekt. Volgens Drost is deze toegeeflijke houding in de literatuurkritiek ervoor verantwoordelijk dat schrijvers te snel hun middelmatige gerijmel in het licht geven en te weinig zelfkritiek betrachten. Schrijvers van wie Drost hoge verwachtingen heeft, probeert hij, door ze te wijzen op de zwakke plekken in hun werk, eveneens aan te zetten tot meer bedachtzaamheid. Ook zij zouden minder snel een gedicht of verhaal moeten afstaan voor publicatie in bundel of jaarboekje. Alleen zo kunnen zij het beste uit zichzelf halen en daarmee de Nederlandse literatuur op een hoger peil brengen.
De reactie van de verteller uit ‘De jaarboekjes voor 1834’ zou, hoewel Drost dit niet expliciet vermeldt, ook die van elke zichzelf respecterende lezer moeten zijn. Tenslotte valt het aan de kritiekloze instemming van het publiek te wijten dat rijmelaars en luimige dichters hun prullaria nog steeds in almanakken en gelegenheidsbundels kwijt kunnen, dat de markt overspoeld wordt door uit het Duits en het Frans vertaalde middelmatigheid en dat het platvloerse ook in de schouwburgen hoogtij viert. Drost wil de lezer dus een kritische instelling bijbrengen; hij moet zelf beschikken over maatstaven om een roman, verhaal of gedicht te beoordelen. Deze maatstaven zouden van meer wijsheid en goede smaak moeten getuigen dan die welke doorgaans door uitgevers, recensenten en schrijvers worden gehanteerd. Voorbeelden van hoe het níet moet, zijn de slaperige en gemakzuchtige Oom Archimbald uit ‘De jaarboekjes voor 1834’ en de lezers van de Boekzaal der Geleerde Wereld, een tijdschrift dat genoemd wordt in het signalement van het Gezellig onderhoud voor den beschaafden stand.