Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij' (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'
Afbeelding van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'Toon afbeelding van titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

Scans (70.50 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Editeur

Ingrid Glorie



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

(2004)–Aernout Drost–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Deel 2
Analyse van de kritieken

2.1 Aard en functie van literatuur

2.1.1 Het balansmodel in de Nederlandse literatuurbeschouwing

Drosts ideeën over de aard en de functie van literatuur, zoals hij die in zijn kritieken uiteengezet heeft, komen grotendeels overeen met de zogenaamde balansopvatting die in de Nederlandse literatuurbeschouwing uit de periode 1780-1840 overheerste (Johannes 1991, id. 1992).

In recensies en verhandelingen uit die jaren werd de waardering voor de verbeelding steeds weer getemperd door een voorkeur voor goede smaak en een zorgvuldig oordeel. Een ‘teugelloze verbeelding’ was een kwalijke eigenschap die niet alleen bij sommige dichters werd aangetroffen, maar ook bij dromers en geesteszieken, kinderen, vrouwen, alcoholisten en laag-opgeleiden. Doorgaans wilde men wel toegeven dat de verbeelding haar goede kanten had. Zij kon bijvoorbeeld een hulpmiddel zijn bij het denken, een bron van vreugde - zowel in het dagelijks leven als in de kunst - en aanleiding tot wetenschappelijke ontdekkingen en sociale betrokkenheid. Maar wanneer zij niet geremd werd door de teugels van gezond verstand en gevoel voor het betamelijke, zou de overspannen verbeelding van de dichter een publiek gevaar kunnen inhouden. Moraal en godsdienst zouden erdoor bedreigd kunnen worden. De vergoddelijking van de verbeeldingskracht, met name in de filosofische stelsels van Duitse auteurs als Fichte en Schelling, moest het in de Nederlandse literatuurkritiek dan ook steeds vaker ontgelden en werd als illusie, dweperij en bijgeloof van de hand gewezen.

In het standaardbetoog zien we een tweespalt tussen inspiratie en vakmanschap. De dichter moet ertoe bezield worden te streven naar een hogere waarheid. Maar de vorm die dit streven aanneemt, blijft vast verankerd in de empirie en moet door verstand en goede smaak worden bijgestuurd. Anders dan in de Engelse, Duitse en Franse Romantiek is de dichter in de Nederlandse voorstelling van dezelfde periode geen mystieke ziener die via de poëzie zou kunnen doordringen tot een werkelijkheid achter de wereld van de zichtbare dingen. Er wordt, volgens Johannes, in het standaardbetoog geen principieel, maar slechts een gradueel verschil gemaakt tussen de verbeelding van de dichter en die van de gewone sterveling: de dichter beschikt slechts over meer kennis dan zijn lezers. ‘Vele beschouwingen en poëticale gedichten worden dan ook beheerst door een zoeken naar evenwicht. Enerzijds stelt een auteur vaak in bijzonder hooggestemde bewoordingen dat de dichter zich op de vleugelen van zijn verbeelding ver boven elke werkelijkheid verheft, dat hij zich niet bekommert om de dorre feiten, dat hij gelijk een god is die de hele nieuwe wereld schept, etc. Anderzijds beschrijft dezelfde auteur dikwijls zeer nauwgezet alle terreinen van kennis en kunde die de dichter moet beheersen om zijn verbeelding voldoende te “stofferen”. Vervolgens gaat hij dan uitgebreid in op alle

[pagina 30]
[p. 30]

normen waaraan de dichterlijke verbeelding moet voldoen om niet “teugelloos” te worden en “ijdele luchtgestalten” te creëren.’ (Johannes 1992: 98) De taal van de dichter onderscheidt zich van die van wetenschapsman of redenaar door de eigenschappen gevoel en verbeelding. Vooral onder invloed van Bilderdijk zal rond 1820 het belang van het gevoel steeds meer voorop gesteld worden, ten koste van de verbeeldingskracht, het nuchtere oordeel en het gezonde verstand.

2.1.2 Het standaardbetoog in de kritieken van Drost

In de kritieken die Drost in de jaren 1833 en 1834 aan De Vriend des Vaderlands en De Muzen leverde, vinden we sporen terug van het door Bilderdijk in de richting van het gevoel omgebogen standaardbetoog. Enerzijds wordt het dichterschap hier namelijk voorgesteld als een ‘ingeboren gloed’, een ‘vuur dat blaakt’; anderzijds wordt deze voorstelling ontkracht (en dus: in balans gebracht) door de beklemtoning van de ethisch-didactische functie die literatuur volgens Drost zou moeten vervullen.

Typerend voor de voorstelling van het dichterschap als hartstocht, drift of innerlijke noodzaak is Nicolaas Beets' gedicht ‘De Rijmelaar’ uit de Leidse studentenalmanak. Drost heeft dit gedicht, dat aanvankelijk anoniem verscheen, maar door Beets later in het eerste deel van zijn verzamelde gedichten is geëigend, integraal overgenomen aan het slot van zijn gedramatiseerde bespreking van de jaarboekjes voor 1834. Door deze strategische positie aan het eind van de recensie fungeert het als een samenvatting van het voorafgaande: een aanval op de middelmatige en prullige rijmelarij waar ook de student Karel ter W., het alter ego van Drost als criticus, voortdurend tegen heeft gefulmineerd. Zoals het gezang van de nachtegaal verschilt van het gekrijs van de meeuw en het krassen van de raven, heet het in de eerste strofe van het gedicht, zo verschilt ook de

 
... Bard,
 
Wiens hart
 
Zich-zelv' verplicht
 
Tot zang en dicht,
 
Van hem, die ook poëet
 
Zich heet;
 
Maar van gevoel noch geestkracht weet,
 
En enkel regels smeedt
 
En kneedt...
 
 
 
(Vriend 1834: 307)

Zowel de anonieme dichter (Beets) als Drost, die ‘De Rijmelaar’ met instemming overneemt, verraden hier de invloed van Willem Bilderdijk, die in De kunst der Poëzy (1809) en andere poëticale gedichten herhaaldelijk het ras der ‘waanpoëeten’ over de

[pagina 31]
[p. 31]

hekel heeft gehaald.Ga naar voetnoot22 Waarschijnlijk moeten we ons bij het beeld van deze ware dichter dan ook iemand voorstellen zoals Bilderdijk, wiens verzen volgens Drost uitblinken door ‘fiksche denkbeelden, die den echten Nederlander kenmerken, mannelijke taal en gespierde verzen [...] vereenigd met de uitdrukking van warme zucht voor het koninklijk stamhuis, van godsdienstige erkentelijkheid, van dichterlijke verrukking’ (Vriend 1834: 851). Een echte Bard zal nooit middelmatige verzen uit zijn pen laten vloeien. Zijn poëzie wordt daarentegen gekenmerkt door ‘vernuft, gevoel, levendige uitdrukking, naïviteit’ (Vriend 1833: 26) en andere eigenschappen die de ware literatuur boven het middelmatige doen uitstijgen.

 

Drosts voorstelling van het dichterschap als hartstocht en innerlijke noodzaak vindt een tegenwicht in zijn overtuiging dat literatuur moet dienen tot lering en zedelijke vervolmaking van de lezer. Dit idee omtrent de functie van literatuur wordt in de kritieken niet expliciet vermeld, maar valt af te leiden uit de eisen die Drost aan de door hem besproken boeken stelt.

De meeste eisen die Drost aan een literair werk of aan de schrijver ervan stelt, kunnen worden opgesomd met het ene woord ‘kiesheid’. Het woordenboek beschrijft ‘kiesheid’ als: fijne gevoeligheid op het gebied van kunst en smaak; angstvallig-fijne, bescheiden, anderen ontziende gevoeligheid in aangelegenheden van zedelijkheid; betamelijkheid en welvoeglijkheid; wellevendheid, beleefdheid, goede manieren; zedelijk en maatschappelijk fatsoen; met fijne, omzichtige, alles wat kwetsen kan vermijdende tact; zedigheid, ingetogenheid; in overdrachtelijke zin: keurige of kieskeurige verzorgdheid (bijvoorbeeld ‘zuiverheid en kiesheid van taal’).Ga naar voetnoot23 Vrijwel al deze aspecten van het begrip ‘kiesheid’ komen in Drosts kritieken aan bod.

Drost vermeldt meestal niet op welke gronden hij een bepaalde voorstelling of uitdrukkingswijze als onkies beschouwt. De kiesheidsnorm krijgt hierdoor een subjectief karakter. Anderzijds lijkt hij vaak te appelleren aan een normstelsel waarvan hij aanneemt dat het door de meeste van zijn lezers wordt gedeeld en dat om die reden niet nader uiteengezet hoeft te worden.Ga naar voetnoot24 De kiesheidsnorm zou dan intersubjectief zijn, dat wil

[pagina 32]
[p. 32]

zeggen: gebaseerd op gemeenschappelijke waarden.Ga naar voetnoot25 Een derde mogelijkheid is, dat Drost meende dat bepaalde kiesheidsnormen intersubjectief zouden moeten zijn, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was. Het feit dat er zoveel lectuur verscheen die Drost om uiteenlopende redenen kwetsend achtte voor het kiesheidsgevoel van de lezer, maar waar blijkbaar toch veel vraag naar bestond, lijkt erop te wijzen dat Drost terugverlangde naar een waardenstelsel dat in de hem omringende wereld aardig begon te verwateren.

Voortdurend toont Drost zijn bezorgdheid over zaken van nationaal belang: de stroom almanakken die in het vaderland op gang gekomen is, de vaderlandse graveerkunst, de vaderlandse literaire kritiek en de vaderlandse literatuur, die onder de maat blijft en ook nog eens verdrongen dreigt te worden door vertalingen van buitenlandse trivialia. Het Nederlandse volkskarakter wordt verheerlijkt in zijn bespreking van Van Lenneps De Pleegzoon, een roman die zich afspeelt in het roemrijke verleden van Nederlands Gouden Eeuw.

Vanwege het grote belang dat hij hecht aan het naleven van de kiesheid, ook in de literatuur, maakt Drost in dit verband eerder een conservatieve dan een vooruitstrevende indruk. Zijn voorstelling van het dichterschap als passie weerhoudt hem er evenwel van, alle teksten met een moraliserende of didactische strekking tot het terrein van de literatuur te rekenen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn strenge afwijzing van de zogenaamde ‘Apologieën der Voorzienigheid’, waarin de personages vervelende lange zedepreken afsteken ‘als of de schrijver zich voorgesteld hebbe niet een kunstwerk dat aan Poëzij grenst, maar een nuttig volks- of kinderboekje te schrijven’ (Vriend 1833: 589).

voetnoot22
In De kunst der poëzy houdt Bilderdijk een pleidooi voor het gevoel. Dat was op zich niet nieuw: de rationalistische poëzie-opvatting van bijvoorbeeld de dichtgenootschappen was in de djd waarin De kunst der poëzy verscheen al goeddeels vervangen door een emodonalistische. Nieuw is bij Bilderdijk, vergeleken bij bijvoorbeeld Feith en Van Alphen, vooral de metafysische dimensie. Bilderdijks opvatting rond 1810 verschilde van die van de Engelse en de Duitse Romantici doordat inspirade volgens hem rechtstreeks van God kwam. De jonge theoloog Drost neemt Bilderdijks idee van een goddelijke inblazing niet over.
voetnoot23
WNT VII-2, k. 2807-2809.
voetnoot24
Zie bijvoorbeeld zijn bespreking van de Losse bladen van Robidé van der Aa: ‘De kiesche smaak der Nederlandse vrouwen en meisjes wordt hier baldadig gekwetst. De schrijver zou (dit weten wij) te wellevend zijn, om aan eene beschaafde vrouw eene wandeling door die buurten voor te slaan.’ (Vriend 1833: 927).
voetnoot25
Voor het gebruik van de termen ‘subjectief’ en ‘intersubjectief’, zie Praamstra 1991: 71; zie ook Oversteegen 1982: 65.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken