liever samen met de Maan naar dat lege huis. Als vanzelf
vliegt ze in de richting van oma's dorp. Ze moet over de zee en over de duinen
en de bossen, over de weilanden met het circus.
De tent staat er nog steeds. Door een gat in het dak ziet ze de
dieren in hun kooien. Mensen zijn er niet, die slapen. Alleen de clown is in
zijn eentje bezig naast de tent. Hij stapelt dozen op elkaar, grote en kleine
dozen van elke vorm en kleur.
‘Wat doe je daar, clown?’ roept Annetje Lie.
‘Dat zie je toch wel. Ik vul de ruimte met dozen,’ zegt de clown.
‘Ik moet vannacht nog de hele ruimte, het hele heelal, het universum om zo te
zeggen, opvullen met dozen. En niet zomaar een beetje, nee, precies gepast
vol.’
‘Maar dat kan niet met dozen,’ zegt Annetje Lie, ‘zoveel dozen zijn
er niet eens. En het heelal is toch niet hoekig?’
De clown trapt de dozen alle kanten op. ‘Dan niet. Dan vul ik het
heelal op met ballen. Voetballen, tennisballen, strandballen, alle ballen.’
‘Maar clown, zoveel ballen bestaan er ook niet.