‘Dat komt omdat het witte duiven zijn.’
‘De duiven van Assepoester?’
Ze ziet geen duiven, maar wat is dat een lief gezicht tussen die
witte muren en bedden.
‘Ben jij Assepoester?’
‘Nee, ik ben de zuster.’
‘O. En waar is de andere zuster? Er waren er toch twee?’
‘Die komt straks weer,’ zegt de ene zuster.
‘En de stiefmoeder? Ben ik in het huis van Assepoester?’
‘Ja, dit is het ziekenhuis,’ zeggen de zusters. Ze knikken en
glimlachen.
‘Je bent in het ziekenhuis,’ zeggen papa en oma.
‘Dit is het ziekenhuis,’ zeggen de Maan en de Muizenkoning.
‘Ik krijg je wel in het ziekenhuis,’ zegt de Jurkenvrouw vanonder
het bed.
‘Onder het bed zoekt iemand alleen maar pantoffels.’
‘Ziekenhuis ziekenhuis, witte wagens, zwarte