‘Wat doe jij hier?’ roept Annetje Lie. ‘Dadelijk komt oma en dan
vangt ze je.’
‘Mij niet,’ zegt de Muizenkoning verwaand, ‘ik ben iedereen te vlug
af. En daar komt bij: ik kan stilzitten, zo stil als... nu, ja, heel stil en
dan lijk ik op een inktpot of een stuk koek.’
‘O nee, niet met een groene snor,’ zegt Annetje Lie, ‘vlug, maak dat
je wegkomt.’
De muis blijft gewoon zitten.
En daar is oma al, ze doet de deken nog dichter om Annetje Lie
heen.
‘Ik zal papa bellen, dat hij gauw komt,’ zegt ze.
‘En mama,’ zucht Annetje Lie tevreden.
‘Als je het mij vraagt kan dit het holst van de nacht niet zijn,’
babbelt de Muizenkoning. Hij loopt over de bloemetjesdeken terwijl oma in haar
stoel zit en hem kan zien. Maar zo gek, uit de donsdeken komen wolken omhoog,
oma's gezicht kijkt er nog net boven uit. De Muizenkoning dribbelt heen en weer
voor het holst van de nacht.
‘Nee, dat is onmogelijk dat dit het holst van de nacht is.
Uitgesloten!’