‘Wat zie je?’ vraagt Annetje Lie.
‘Als er gordijnen zijn zie ik niks,’ zegt de Maan, ‘maar wacht.’
Hij stijgt een eind de lucht in zodat er over de zee opeens een
lange, glinsterende lichtbaan valt, van de basaltblokken naar de horizon.
‘Net een weggetje,’ roept Annetje Lie, ‘ik zou er wel overheen
willen lopen.’
‘Ja, doen!’ zegt de stem van Heintjevaar uit de zee.
‘Niet doen!’ waarschuwt de Maan uit de lucht.
‘Ja, ze zal daar gek zijn!’ zegt de Muizenkoning.
Van bovenaf laat de Maan lange, dunne lichtstralen naar de huizen
zakken en aan die lichtdraden trekt hij de gevels een stuk omhoog.
Nu kan Annetje Lie naar binnen kijken naar al die kamertjes en
gangen en trappen. Alle huizen zijn een beetje anders, maar de mensen zijn
allemaal hetzelfde, want ze slapen. In oma's huis staat het bed met de
spijltjes, en onder de donsdeken ligt zijzelf. Ze slaapt.
‘Hoe kan dat nou? Hoe kan ik daar liggen als ik