donker, nergens brandt licht. Er staat een grote tent op de
wei en er zijn drie rijen woonwagens in allerlei kleuren.
‘Ik hoor geritsel in stro,’ fluistert de Muizenkoning, ‘er zullen
hier toch geen katten zitten?’
‘Ik hoor gekraak van touwen en geklapper van zeil,’ mompelt de
Maan.
‘Ik hoor zuchten,’ zegt Annetje Lie.
Ze luisteren naar het zuchten. Er zijn snorkzuchten, piepzuchten,
kreunzuchten, giechelzuchten, gromzuchten, snikzuchten, harde en zachte
zuchten, lange en korte zuchten, zomaar zuchten en zuchten die je haast niet
hoort. En het geritsel in het stro is zeker niet alleen van katten, als er
katten bij zijn. Er schuiven en draaien grote en kleine lijven rond in het
stro, hier wentelt een zwaargewicht zich om en om, daar wordt enkel een poot
verlegd of een staart, en dichtbij knispert het stro alsof iemand huilt zonder
geluid.
Als ze de tent binnengaan wordt het lawaai haast oorverdovend, het
is een storm van geritsel, gekraak, geruis en geblaas.