Ze is bang. Straks vliegt de Schommel uit zijn haken en raakt iemand
tegen zijn hoofd.
De Schommel zwiept op en neer. ‘Ieuwe ieuwe hoei hoei.’
De Maan is nergens te zien en het huis is vast en zeker leeg. Het is
te stil. Papa en mama zijn hier ook niet. Ze zijn weg. Al vier zondagen en alle
dagen ertussen.
‘Ieuwe ieuwe ieuw!’
‘Niet zo hoog, o toe, Schommeltje, ga nou niet zo hoooooog.’
De Schommel luistert niet.
Annetje Lie kruipt achter de wasmand, maar de Schommel weet waar ze
zit en stuurt in haar richting.
‘Ga weg, ga weg!’ huilt Annetje Lie.
‘Dat had je gedacht, lelijke meid, stoute meid, stoute Annetje Lie,
ieuwe ieuwe.’
Er is maar een uitweg. Annetje Lie vlucht naar de Muizenkast.