Verbeelding en historie. Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de negentiende eeuw
(1979)–W. Drop– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
Hoofdstuk VII
| |
I. A.L.G. Toussaint: De graaf van Devonshire, Mejonkvrouwe de MauleonDe graaf van DevonshireDe eerste historische roman van mejuffrouw Toussaint is, voor zover ons bekend is, tevens de eerste psychologische historische roman | |
[pagina 259]
| |
die in ons land is verschenen. Dit werk, De Graaf van Devonshire (1838)Ga naar voetnoot1, wordt al gekenmerkt door de belangstelling voor de psyche der optredende personen, die voor het gehele oeuvre van mevrouw Bosboom - Toussaint karakteristiek is. Daarom betekende het, nog in de bloeitijd van de historische avonturenroman, de aanloop tot een nieuwe kategorie van historische romans. | |
InhoudDeze roman geeft het verhaal van de liefde tussen Eduard Courtenay, graaf van Devonshire, en Elisabeth, de dan nog verstoten prinses, onder de regering van haar zuster Maria die weldra ‘de Bloedige’ genoemd zou worden. Deze koningin Maria koestert evenals Elisabeth liefde voor de ridderlijke en schone graaf, en ze laat hem direkt na haar troonsbestijging bevrijden uit de Tower, waar hij gevangen zit. Maar zijn eerste daad is een ziekte voor te wenden die hem moet verontschuldigen aan het hof, en spoorslags in het geheim naar Ashridge te rijden, het kasteel dat Elisabeth als verblijfplaats is aangewezen en waar niemand de in ongenade gevallen prinses durft bezoeken. Het boek begint met deze rit - dus mediis in rebus - waarop Courtenay wordt aangehouden door zogenaamde rovers, die hem zijn beurs ontnemen. Hun doel is evenwel niet zijn geld, maar de beurs, want deze is een vroeger geschenk van Elisabeth, versierd met haar initialen. De aanvoerder van de aanslag, de schurkachtige ridder Benefield, krijgt zo een bewijs in handen van Courtenay's bezoek aan Elisabeth. Op Ashridge wordt Courtenay ontvangen door Elisabeth, die hem zeker bemint, maar die veel meer dan haar ridderlijke aanbidder rekening houdt met de gevolgen van hun daden, en die de graaf aanspoort tot voorzichtigheid tegenover de koningin. Hun samenzijn wordt verstoord door de verschijning van Wyatt, een edelman die hen tracht te betrekken in zijn voorgenomen aanslag tegen het katholieke bewind van Maria. Zij weigeren als loyale onderdanen, maar Wyatt legt een korte besluiteloosheid van Elisabeth uit als een teken dat zij alleen maar weigert uit vrees om zich te kompromitteren. De volgende dag verschijnt de in al zijn waardigheden herstelde Courtenay aan het hof, waar hem de grootste eer- en gunstbewijzen van de zijde der koningin ten deel vallen. Er vormt zich snel een | |
[pagina 260]
| |
communis opinio, dat men in hem haar toekomstige echtgenoot heeft te zien. De graaf is evenwel niet de enige, die daartegen overwegende bezwaren zou hebben. De machtige kanselier van Maria, bisschop Gardiner, acht het in het belang van zijn kerk noodzakelijk, dat Maria een verbintenis aangaat met Philips II van Spanje, en hij spint een intrige die zowel Courtenay als de altijd gevaarlijke protestantse Elisabeth in het verderf moet storten. Hij weet de graaf, die voorlopig een voorzichtige houding van onbegrip tegenover de wensen van de koningin aanneemt, door een geraffineerd spel alle zelfbeheersing te doen verliezen. Courtenay protegeert namelijk het gezin van de edele predikant Bealow, wiens schone dochter bijna het slachtoffer is geworden van de lage Benefield. Gardiner zorgt nu, dat Bealow als ketter tot de brandstapel wordt veroordeeld en laat de exekutie zo plaats vinden, dat Courtenay haar op zijn weg naar het paleis moet zien. Deze komt dan buiten zich zelf van woede en afgrijzen bij de koningin en overlaadt haar met verwijten. Zij laat duidelijk merken dat ze hem liefheeft en tracht zich te verdedigen door te zeggen, dat Gardiner een protestants komplot heeft ontdekt. Als ze ook Elisabeth als medeplichtige noemt, verliest de graaf alle zelfbeheersing en bekent in uitdagende woorden zijn liefde voor Elisabeth. Maria is dodelijk beledigd en laat hem op staande voet arresteren. Onder leiding van Gardiner begint dan een proces wegens hoogverraad tegen de graaf en Elisabeth, die geen enkele gelegenheid krijgen elkaar te zien. Beiden blijven bij hun betuigingen van onschuld, maar het proces tegen Devonshire schijnt een fatale wending te nemen, als Gardiner door het getuigenis van Benefield's mannen en door dat van Devonshire's verraderlijke page Darley aantoont, dat de graaf met Elisabeth in kontakt heeft gestaan, wat hij steeds heeft geloochend. Verschillende verkeerd uitgelegde feiten en valse verklaringen - o.a. van Wyatt zelf, wiens opstand - nà de gevangenneming van de graaf - is mislukt en die inmiddels zelf al is veroordeeld - lijken te bewijzen dat Elisabeth en de graaf bij die opstand betrokken zijn geweest. Op het moment evenwel, dat het ‘schuldig’ over Devonshire zal worden uitgesproken, komt er redding. Wyatt heeft onder de galg zijn verklaring ingetrokken en de graaf en Elisabeth onschuldig verklaard; de bewijzen daarvan worden overgelegd door Courtenay's zuster Arabella. Nadat Arabella een dokument aan Gardiner heeft getoond, blijkt deze hevig geschokt en overtuigd; het proces wordt opgeheven en de graaf wordt in vrijheid gesteld op voorwaarde, | |
[pagina 261]
| |
dat hij Elisabeth niet meer zal ontmoeten. Devonshire ontdekt kort daarna een gifaanslag tegen Elisabeth en weet die te verijdelen door zichzelf op te offeren. Hij weet van Maria, die geroerd is door een zo alles-opofferende liefde, gedaan te krijgen dat Elisabeth in het vervolg veilig zal zijn. Vervolgens sterft hij in Italië, langzaam gesloopt door het vergif... Het behoeft uiteraard nog nadere uitleg, hoe Courtenay's zuster Arabella zo'n beslissende rol in het proces kon spelen. Zij was als een onevenwichtig en romantisch meisje van negentien jaar gehuwd met een geheimzinnige vreemde, die pas veel later Wyatt blijkt te zijn. Wyatt haatte haar geslacht en wilde verhinderen dat dit nog in aanzien zou toenemen door een verbintenis met één of andere vooraanstaande familie. Na een zeer romantische ‘kennismaking’ wist hij haar door de macht van zijn wil tot een geheim huwelijk te bewegen; daarna verdwijnt hij uit haar leven, maar hij heeft uiteraard een andere verbintenis onmogelijk gemaakt. Arabella kan dan ook Lord Chandos, die haar bemint en voor wie zij wederliefde koestert, niet huwen...Aan de vooravond van zijn opstand belegt Wyatt een bijeenkomst in haar huis in Londen en hij dwingt haar om eedgenoot te worden. Als Courtenay gevangen wordt genomen, gaat ze naar haar man, die aan 't hoofd staat van het opstandelingenleger, omdat ze van de opstand redding voor haar broer verwacht. Na de mislukking van de opstand van Wyatt en zijn gevangenneming blijft ze bij hem; ze is ook in zijn laatste ogenblikken bij hem. Zo kan ze de bewijzen van Devonshire's onschuld overbrengen. Maar wat Gardiner's tegenstand plotseling breekt, is het bewijs van haar relatie met Wyatt, haar huwelijksakte. Want Gardiner was destijds de priester geweest, die het misdadige geheime huwelijk van Wyatt gesloten had. Nu ziet de bisschop deze uitkomst als een straf van God... | |
StruktuurDe struktuur van De Graaf van Devonshire is rechtlijnig. De handeling begint direkt met twee van de hoofdfiguren, Devonshire en Elisabeth, en ontwikkelt zich volgens een rechte lijn. De enige nevenhandeling van importantie, de geschiedenis van Arabella, is van essentieel belang voor de hoofdhandeling en remt de voortgang daarvan nergens in belangrijke mate. De intriges van Gardiner behoren geheel tot de hoofdhandeling, en de episodes over het gezin van ds. Bealow, die qua sfeer apart staan van de rest en verwijzen naar later werk, | |
[pagina 262]
| |
zijn van groot belang voor de ontwikkeling van deze intriges. Bij analyse van het handelingsverloop zien we, dat hier de techniek van de historische avonturenroman nog sterk heeft ingewerkt. De stuwing van de handeling naar spanningshoogtepunten, met retarderingen en versnellingen, doet in menig opzicht aan Scott denken. In sterke mate is dit ook het geval met het begin: twee eerst nog onbekende mannen - Devonshire en een bediende - zijn op een geheimzinnige tocht; zij worden aangehouden, arriveren vervolgens voor een geheim bezoek op een kasteel, welk bezoek onderbroken wordt door de geheimzinnige komst van Wyatt met zijn voorstellen voor een opstand...Dit alles is Scott in optima forma. In de volgende hoofdstukken zien we daarentegen eerst een meer psychologische werkwijze; we worden daar in kennis gebracht met Maria en Gardiner en krijgen een inzicht in hun karakter en historische betekenis. Maar dan ontwikkelt de handeling zich verder tot de katastrofe en de lezer voorziet dit, daar hij de machinaties van Gardiner en zijn duistere helpers kent, terwijl Devonshire in zijn argeloosheid de tekenen van gevaar niet ziet. Het eerste hoogtepunt wordt gevormd door het fatale gesprek van Devonshire met Maria; de plannen van de kanselier zijn tot zover gelukt. Het tweede grote hoogtepunt is het proces tegen Devonshire, waarin op het toppunt van de spanning de plannen van de kanselier mislukken. Na dit spanningshoogtepunt wordt nogmaals, voor de derde maal, een - zij het veel kortere - spanningscurve getrokken, als Devonshire Elisabeth weet te redden zonder zich aan haar bekend te maken. Zijn dood sluit tenslotte het gebeuren af. | |
MotievenZoals zovele malen in het oeuvre van mevrouw Bosboom - Toussaint is ook hier ongelukkig verlopende liefde een hoofdmotief: de liefde van Elisabeth en Devonshire, die leidt tot de opofferingsdood van Devonshire, en de liefde van Maria, die, teleurgesteld, omslaat in haat. Deze motieven hebben niet het karakter van avonturenromanmotieven; daarvoor zijn ze te zeer psychologisch uitgewerkt. Bovendien ontbreekt de ‘happy ending’, maar er is een zinvol tragisch einde van de liefde tussen Elisabeth en Devonshire. Dat dit einde voor de lezer zinvol is, kon alleen maar bereikt worden door een diepergaande karaktertekening, waardoor het einde van Devonshire in feite de triomf betekent van zijn nobel karakter. Zijn offer bewerkt bovendien een soort loutering in Maria. | |
[pagina 263]
| |
Er zijn in deze roman evenwel ook een aantal avonturenromanmotieven te vinden. De gehele romantische geschiedenis van Arabella past in deze sfeer, met het geheime huwelijk, de geheime bijeenkomsten, de samenzwering etc.Ga naar voetnoot2 Het grappige is, dat hier wel een ‘happy ending’ optreedt, want als Wyatt dood is, treedt Arabella alsnog met Lord Chandos in het huwelijk...! De intriges van Gardiner passen eveneens goed in het avonturenroman-kader. Als avonturenromanmotieven in deze intriges noemen we: het verraad van de page dat meermalen bijna ontdekt en verijdeld wordt, het misverstand (o.a. door een brief, die niet te bestemder plaatse komt), de geheimzinnige bijeenkomsten, de bekentenis van een stervende, het rechtsgeding dat bijna fataal afloopt, etc. Opmerkelijk is nog het motief van de standvastige predikant-martelaar ds. Bealow, dat hier een ondergeschikte rol speelt; deze figuur wijst vooruit naar de vele Gideon-figuren in het oeuvre van mevrouw Bosboom - Toussaint. | |
KaraktertekeningHet is de karaktertekening, die ons het recht geeft De Graaf van Devonshire bij de psychologische romans in te delen, ondanks de | |
[pagina 264]
| |
duidelijke invloed van de avonturenroman op de struktuur. Steeds tracht de schrijfster door te dringen in de psyche van haar figuren, zelfs bij diegenen die een uitgesproken avonturenroman-rol spelenGa naar voetnoot3, zelfs bij een figuur die een zo wild-romantische rol heeft als ArabellaGa naar voetnoot4. Natuurlijk besteedt zij echter de meeste aandacht aan de tekening van haar hoofdfiguren, Devonshire, Elisabeth en Maria; ze tracht door te dringen in hun ziel om zo het historisch gegeven gebeuren te kunnen verklaren. Dit gebeurt vooral door uiteenzettingen van de schrijfster zelf, maar ook meermalen direkt, door de handelingen en woorden der figuren. Een enkel voorbeeld van een dergelijke scène mogen we hier geven. We citeren vanaf het moment dat Devonshire, die zojuist de terechtstelling van ds. Bealow heeft gezien, overhaast bij Maria is komen binnenstormen. Devonshire bleef zwijgend voor Maria staan, alsof hij zich scheen te beraden op hetgeen hij zeggen wilde, of wel, alsof zijn overspanning hem stem noch adem liet; maar zelfs zijn zwijgen was schrikwekkend. In het verhitte rood van zijn wangen en voorhoofd brandde een vreselijker vuur dan dat van de toorn; in zijn hoogopgezwollen aderen en in het krampachtig samenklemmen der handen, waarin hij zijn baret stuk wrong zag men dat het geen gewone oorzaak kon zijn, die hem zo bewoog. Maria zag hem aan en sidderde. Zij hoorde zijn ademhaling. | |
[pagina 265]
| |
Het is ongelofelijk hoeveel een minnende vrouw verdragen kan van het voorwerp harer liefde. Hij moge haar verguizen, verschoppen, van zich stoten; haar voorkomendheid met koelheid afwijzen, haar belangstelling met spottende minachting vergelden: zolang zij nog slechts een flauwe hoop heeft op zijn hart, zal zij zich aan hem blijven hechten als de oester aan de schelp, als het boominsekt aan het blad dat het voedt. Mishandeling van de geliefde is haar wellust, in tegenstelling van onverschilligheid. Heftig vaart Courtenay uit; hij beschrijft de ontzettende indruk, die de terechtstelling, die hij niet meer kon verhinderen, op hem gemaakt heeft. Maria verdedigt zich met de mededeling, dat er een komplot is ontdekt, waarin ook Elisabeth is betrokken. Dan verliest Courtenay de rest van zijn zelfbeheersing; hij verdedigt Elisabeth en als Maria in toorn aan zijn woord twijfelt, volgt deze scène: ‘Bij God, de Almachtige! Maria,’ riep hij, in een drift die hij niet meer meester was de hand aan zijn zwaard slaande; ‘gij twijfelt aan mijn riddereer...Wee u, zo gij geen vrouw waart...’ ‘Neen, neen, neen!’ riep Maria in tranen uitbarstende. Haar liefde had blijkbaar geworsteld tegen misnoegen en trots, en nogmaals de overwinning behaald.Dan slingert Courtenay haar zijn weigering in het gelaat en zegt, dat hij Elisabeth bemint. De koningin slaakt een gil: ‘bedrogen’, en zinkt ineen. Als ze zich weer opricht is het, om de bevelhebber der garde te bevelen de graaf gevankelijk weg te voeren. (pag. 264-271) We zien, hoe ook in deze levendige scène de schrijfster even toegeeft aan haar neiging om te generaliseren, om het gebeuren als representatief voor een algemene waarheid voor te stellen (‘Het is ongelofelijk, hoeveel een minnende vrouw...’ etc.). Maar de observatie van de wisselende stemmingen van de koningin en van de toorn | |
[pagina 266]
| |
van Courtenay, die na zo veel zelfbeheersing, hem door Elisabeth opgelegd, nu losbreekt, stijgt ver uit boven de stereotiepe schematische tekening in de avonturenroman, die ten tijde van de verschijning van deze roman nog hoogtij vierde. Sterk is mejuffrouw Toussaint ook, als ze Courtenay pas later, in de Tower, laat beseffen wàt hij in zijn toorn heeft aangerichtGa naar voetnoot5. Dit past voortreffelijk bij zijn impulsief karakter. Hoewel er nog geen duidelijke en konsekwent volgehouden karakterontwikkeling in deze roman is aan te tonen en hoewel de vele onwaarschijnlijk romantische elementen dit boek het karakter van een overgangswerk geven, is toch de nieuwe, psychologische benadering van verschillende figuren en hun optreden duidelijk genoeg onderkenbaar om ons het recht te geven De Graaf van Devonshire te beschouwen als het pionierswerk van de psychologische historische roman in ons land. | |
Roman en HistorieDe bespreking van het historisch gehalte van De Graaf van Devonshire wordt ons gemakkelijk gemaakt, doordat mejuffrouw Bouvy juist aan deze roman uitvoerig demonstreerde, hoe mejuffrouw Toussaint te werk ging bij het benutten van haar bronnen.Ga naar voetnoot6 De bron, die door de schrijfster nauwkeurig werd gevolgd, is een werk van Gregorio Leti, Het Leven van Elizabeth, Koninginne van Engeland (Amsterdam 1720). Deze Leti is een sterk anekdotische geschiedschrijver, een typische exponent van wat FueterGa naar voetnoot7 de galante geschiedschrijving noemt, die zich bezig hield met het verzamelen van spannende en onderhoudende verhalen. Mejuffrouw Toussaint ging in haar eerste roman, zoals zo vaak daarna, uit van de gegevens, die ze in haar bron vond en werkte die in taferelen uit. Ten opzichte van de door Leti gegeven chronologie permitteerde ze zich bepaalde vrijheden, terwille van de kompositie van haar roman. Bovendien legde ze een zedelijk kausaal verband in de gebeurtenissen, dat in haar bron niet te vinden is. Als Gardiner zijn plannen ziet mislukken, omdat Arabella hem Wyatt's laatste verklaring overbrengt, ziet hij daarin zelf een straf voor zijn vroegere zonde. We hebben hier dus al een begin van | |
[pagina 267]
| |
wat in het latere grote werk steeds terug is te vinden: het ‘ontdekken’ van een hoger beginsel, dat zich in het gebeuren der historie manifesteert.Ga naar voetnoot8 Het suggereren van de historische omgeving geschiedt hier vooral door uitgebreide kledingbeschrijving; zeer uitvoerig is b.v. de beschrijving van het toilet van Maria, als ze op Courtenay, bij diens eerste verschijning ten hove na haar troonsbestijging, een gunstige indruk wil maken.Ga naar voetnoot9 Op enkele plaatsen in de roman komen voorts korte historische uiteenzettingen voor. | |
SamenvattingSamenvattend kunnen we zeggen, dat mejuffrouw Toussaint met De Graaf van Devonshire een roman heeft geschreven, waarin verschillende voor haar werk kenmerkende trekken reeds zijn te onderscheiden. Het voornaamste in deze roman is immers de poging om door psychologische analyse een historisch gebeuren, dat haar fascineerde, te verklaren. Daarmee brak ze in principe met de avonturenroman met zijn prioriteit van een spannende handeling en met zijn schematische karaktertekening, die hoogstens werd gekompenseerd door een uitgewerkte typentekening naar het voorbeeld van Walter Scott. | |
Mejonkvrouwe de MauleonWij kiezen als tweede en laatste voorbeeld van de psychologische historische roman, zoals die door mejuffrouw Toussaint werd beoefend, Mejonkvrouwe de Mauléon (1848)Ga naar voetnoot10. Deze roman verscheen na De Graaf van Leycester in Nederland en we mogen hem dus beschouwen als een werk uit de rijpe periode van mejuffrouw Toussaint. Dit werk is hoogst interessant, gezien in het kader van het gehele oeuvre, maar het biedt geen aspekten, die nieuw zijn of op enigerlei wijze in tegenspraak komen met wat we in de voorgaande romans van dezelfde schrijfster aantroffen. We menen met deze roman dan ook de behandeling van de historische romans van mevrouw Bos- | |
[pagina 268]
| |
boom - Toussaint te mogen afsluiten; de karakteristika van haar werk, voor zover die ons hier interesseren, hebben we wel in voldoende mate vastgesteld. | |
InhoudDeze roman begint mediis in rebus. Op Mauléon, een klein kasteel niet ver van Parijs, heeft zich jonkvrouwe Yolande Desvieux gevestigd. Ze leeft er zeer teruggetrokken en ingetogen en laat zich slechts weinig met haar adellijke buren in. Dit, gevoegd bij geheimzinnige bezoeken van mensen in hofkoetsen, maakt dat er - buiten haar weten - veel over haar wordt geroddeld. Een enkele keer neemt ze een invitatie aan, en zo zien we haar op een feest waar een zekere ridder Des Secousses grote belangstelling voor haar toont, een belangstelling die ze niet beantwoordt. Op dit feest ontmoet ze ook een jonge petit-abbé, de zeer wereldse St. Hyacinthe, die haar de komst van een onbekende aankondigt. De volgende dag bezoekt St. Hyacinthe, die haar nicht en petemoei noemt, haar met een tweeledig doel. In de eerste plaats komt hij haar vragen toch gehoor te geven aan de smeekbeden van Des Secousses om hem te ontvangen; dit weigert ze. In de tweede plaats stort hij zijn hart uit: hoezeer zijn geestelijke ‘waardigheid’ hem tegenstaat, hoe hij ernaar haakt als een jong edelman en officier te kunnen leven. Hij vraagt haar, om haar invloed bij de bisschop van Condom (Bossuet), die samen met haar als zijn voogd optreedt, aan te wenden om hem uit de geestelijke stand te verlossen. Om de jonge abbé te verklaren waarom dit onmogelijk is, vertelt Yolande hem zijn voorgeschiedenis, die ten nauwste met de hare verweven is. Om dit verhaal levendiger te maken vertelt mejuffrouw Toussaint het direkt, dus niet door de mond van Yolande. Yolande Desvieux dan, is op nog zeer jeugdige leeftijd door een huwelijkskontrakt bestemd tot toekomstig echtgenote van Jacques Bossuet; dit huwelijk is een hartewens van beider vaders. Yolande koestert grote liefde voor Jacques; hij van zijn kant heeft haar weliswaar lief, maar het vooruitzicht eens in de provincieplaats Dijon de rechtersplaats van Yolande's vader te zullen bekleden, benauwt hem. Er is namelijk een brandende eerzucht in hem, naast een buitengewoon talent vooral op het gebied van de welsprekendheid. Zijn leermeesters in Parijs zien dit scherp en ze houden hem voor, dat hij alleen in de Kerk een mogelijkheid zal vinden zijn gaven te ont- | |
[pagina 269]
| |
plooien en zijn eerzucht te bevredigen. Hij aarzelt en weet geen andere oplossing dan de keuze aan Yolande over te laten. De abt, die president is van het kollege waaraan hij studeert, vergezelt hem naar Yolande en hij suggereert het jonge meisje, Jacques op eigen initiatief aan de Kerk af te staan. Hij doet haar inzien, wat er in de jonge man leeft en wàt zijn grote gaven zijn; en zij begrijpt hem langzamerhand. Bovendien heeft ze al eerder iets geraden van wat er in Jacques omgaat. De abt spekuleert op haar onbaatzuchtige liefde èn op haar zelfrespekt door haar te zeggen dat hij van hààr dit offer durft vragen. Inderdaad treedt ze terug en ze overtuigt Bossuet, die zich ondanks zijn smart eigenlijk wil laten overtuigen, dat het zo beter is. Haar verdere leven geeft haar de voldoening de grootheid van Bossuet te zien, terwijl ze in het geloof kracht vindt. Als jaren later Bossuet benoemd is tot goeverneur van de dauphin, stelt hij haar voor, ontheffing te vragen van zijn geestelijke waardigheid en haar alsnog te huwen. Yolande weigert echter en zegt, dat het beter zò is; het offer moest niet tevergeefs gebracht zijn...De geheimzinnige bezoeken, die haar gebracht worden, zijn die van Bossuet, die haar regelmatig komt opzoeken. Naast en dòòr deze geschiedenis heen loopt een tweede, waardoor de verhouding tot St. Hyacinthe en de ridder Des Secousses wordt bepaald. Ten tijde van Yolande's verloving leefde haar nichtje Loïse bij haar in huis; ook zij werd verliefd op Jacques. Om afleiding voor haar ongelukkige liefde te zoeken had dit nichtje op een gemaskerd bal toegegeven aan de flirtation van een zeer knappe, onbekende edelman. Deze had haar meegevoerd, half ontvoerd eigenlijk, naar zijn kasteel en een - later onwettig gebleken - huwelijk met haar gesloten. Het blijkt, dat hij Hugenoot is en zelf zijn afstamming niet kent, terwijl hij in Engeland is opgevoed. Door bepaalde verwikkelingen moet hij zeer spoedig overhaast vluchten, en Loïse keert, in verwachting zoals spoedig blijkt, naar het huis van Yolande's vader terug. Na de geboorte van haar zoontje sterft ze, en Bossuet en Yolande, die juist als aanstaande echtgenoten gescheiden zijn, treden als peter en meter op en ontfermen zich over het jongske, dat natuurlijk niemand anders is dan St. Hyacinthe. Daarom is voor hem een carrière als officier uitgesloten... Yolande geeft evenwel de nasporingen naar zijn vader niet op, en ze vermoedt, dat deze ook van zijn kant pogingen doet om Loïse terug te vinden. Daarom bezoekt ze regelmatig gemaskerde bals, een eigenaardigheid die de tongen des te meer in beweging brengt. | |
[pagina 270]
| |
De ontknoping komt, als na het gesprek met St. Hyacinthe een uitnodiging voor een gemaskerd bal komt, waar eigenlijk een intrige van Des Secousses achter zit. Deze is namelijk niemand anders dan de vader van St. Hyacinthe; inmiddels heeft hij door een wonderlijke en gevaarlijke samenloop van omstandigheden zijn afkomst ontdekt, en nu zoekt hij naar het meisje dat hij destijds aan de ellende had prijs gegeven. Als hij hoort van de verschijningen van Yolande op gemaskerde bals en ook verdere nasporingen doet, krijgt hij de overtuiging, dat Yolande destijds zijn ‘echtgenote’ is geweest. Op romantische wijze volgt de ontknoping, waardoor St. Hyacinthe zijn vader en deze dus zijn zoon terugvindt. Bovendien geeft Bossuet aan het souper na het bal een uiteenzetting, waardoor Yolande geheel wordt gerehabiliteerd. In een panoramic view lezen we hoe ze verder leefde, tot lang na Bossuet's dood, steeds vroom, en gericht op het eeuwige leven. | |
StruktuurHet is opmerkelijk, hoezeer de struktuur van deze roman overeenkomt met die van De Graaf van Devonshire. Evenals in laatstgenoemde roman begint Mejonkvrouwe de Mauléon mediis in rebus, zij het dat hier het moment waarop de roman begint in tijd veel dichter bij de uiteindelijke ontknoping ligt. Tegelijkertijd echter vormt de voorgeschiedenis, die wordt ingelast terwijl Yolande vertelt, het voornaamste deel van de roman. Wat eraan vooraf gaat, dient om de lezer in spanning te brengen; wat erop volgt is alleen de ontknoping. In De Graaf van Devonshire daarentegen wordt de voorgeschiedenis slechts kort aangeduid. Een meer uitgesproken overeenkomst in de struktuur is, dat de handeling wordt gedragen door een hoofdgeschiedenis, die vooral psychologisch wordt geanalyseerd (die van Yolande en Bossuet) èn door een geschiedenis met avonturenroman-inslag, die nauw verweven is met de hoofdgeschiedenis (die van Loïse en Des Secousses). We noemden de Arabella-geschiedenis in De Graaf van Devonshire wild-romantisch vanwege de manier, waarop het geheime huwelijk tot stand kwam en vanwege verschillende verwikkelingen daarnà. De geschiedenis van Loïse en Des Secousses vertoont hiermede duidelijke overeenkomsten: ook hier hebben we een onder zeer romantische omstandigheden gesloten huwelijk, en ook hier verdwijnt de echtgenoot. De afloop is in beide gevallen half-gelukkig te noemen... | |
[pagina 271]
| |
Alleen is het gebeuren in de laatste van de twee romans over het algemeen minder sensationeel gekleurd. De bezoeken aan de gemaskerde bals door Yolande worden ook alleen maar vermeld, en de ontknoping is weliswaar spannend, maar niet sensationeel uitgewerkt. De struktuur in deze roman is rechtlijnig. Na de korte inleiding en het teruggaan tot de oorsprong der gebeurtenissen ontwikkelen deze zich zonder onderbroken te worden door andere geschiedenissen. De tweede draad, die van Loïse - Des Secousses, is ten nauwste met de hoofddraad verweven. De geschiedenis van het korte schijnhuwelijk - dat zelf ook weer een gevolg was van Loïse's teleurgestelde liefde voor Jacques - krijgen we te horen in de vorm van een biecht van Loïse aan Yolande. | |
MotievenHet grote motief in deze roman is de ongelukkige, door onbaatzuchtigheid en geloof geadelde liefde; dit is het hoofdmotief, dat we reeds zo vaak in het werk van mevrouw Bosboom - Toussaint zijn tegengekomen. Daarnaast vinden we een aantal avonturenromanmotieven, die behoren tot de nevengeschiedenis. Men denke aan het gemaskerde bal en de halve ontvoering daarna, de onbekende afkomst van Des Secousses en St. Hyacinthe, het geheime huwelijk, en tenslotte de spannende ‘ontmaskering’, wéér op een gemaskerd bal! We hebben hier hetzelfde dualisme als in De Graaf van Devonshire, met dit verschil, dat het grote hoofdmotief ditmaal veel rijker is uitgewerkt en veel sterker het karakter van het boek bepaalt. | |
KaraktertekeningIn de karaktertekening ziet men duidelijk hoezeer mejuffrouw Toussaint in de tien jaar na het verschijnen van De Graaf van Devonshire als schrijfster is gerijpt. Mogen we in de struktuur van Mejonkvrouwe de Mauléon dan al een zeker dualisme vinden, dat terugwijst naar haar vroegste werk, in de karaktertekening is ze in hoge mate vooruitgegaan. Met grote toewijding heeft ze de verhouding tussen de twee hoofdfiguren geanalyseerd en op verschillende plaatsen weet ze diep te peilen. Ze is voor ons overtuigender in de tekening van Bossuet, die kennelijk niet haar sympathie hadGa naar voetnoot11, dan in die | |
[pagina 272]
| |
van Yolande, die wèl haar sympathie bezat. Yolande is één van die figuren, die we steeds weer in het werk van mevrouw Bosboom - Toussaint tegenkomen, praktisch-Christelijk, indrukwekkend van zelfopofferende liefde. De schrijfster weet ons evenwel niet geheel aannemelijk te maken, dat dit jonge meiske - op zestienjarige leeftijd! - haar liefde en haar gehele menselijke geluk ten offer brengt aan de toekomstige grootheid van haar verloofde; en dat na een betrekkelijk kort gesprek met de abt! Hier botsen eigenlijk twee elementen in de tekening der ontwikkeling van de verhouding tussen Yolande en Jacques. Enerzijds waren er bepaalde momenten geweest, die wezen op een aarzeling, op onvoldaanheid in Jacques. Als de schrijfster die momenten meer had uitgewerkt en een sterkere en meer blijvende invloed op Yolande had laten maken, zou ze de ‘abdicatie’ meer hebben voorbereid en aannemelijk gemaakt. Immers, de abt zinspeelt in zijn gesprek met Yolande ook op de mogelijkheid, dat Jacques in een huwelijk met haar weldra ontevreden en ongelukkig zou kunnen worden. Maar anderzijds zou mejuffrouw Toussaint door een zodanige voorbereiding de grootheid van het offer van Yolande hebben gerelativeerd, en een soort overwegingen van ‘eigen-belang’ hebben ingevoerd. De idealisering van de Yolande-figuur, waaraan ze blijkbaar de voorkeur geeft, gaat nu ten koste van de waarschijnlijkheid ervan. De tekening van Bossuet daarentegen is zeer overtuigend. Als jongeling zien we hem strijden tegen een innerlijke onbevredigdheid. De toekomst als jurist in een provincieplaats benauwt hem en zijn liefde voor Yolande kan dit niet verhelpen. Als reaktie toont hij soms een grote hartstochtelijkheid in zijn liefde, waarin kennelijk iets geforceerds zit. Later zien we hem als jonge man in wie de eerzucht is gegroeid; onbewust is het voor hem een opluchting als Yolande de verantwoordelijkheid van hem afneemt en hem ‘afstaat aan de Kerk’. De scène,Ga naar voetnoot12 waarin dit gebeurt, wordt helaas benadeeld door de eloquentie van de schrijfster, die de beide jonge mensen wel heel lange en keurige monologen in de mond legt om uiting te geven aan hun gevoelens...De stilering, waaraan uiteraard geen roman ontkomt, is hier zo groot, dat we in verzet komen. Sterk is de schrijfster echter in de beschrijving van de ontmoeting, waarin Bossuet, jaren later, alsnog Yolande aanbiedt haar te huwen, en zij na een zware zelfstrijd ‘neen’ zegt.Ga naar voetnoot13 Mejuffrouw Toussaint analy- | |
[pagina 273]
| |
seert bij die gelegenheid Bossuet's gevoelens en laat uitkomen hoe hij uit een gevoel van plicht en verplichting tot Yolande is gekomen; zijn hartstocht is reeds lang in hem gestorven. En Yolande ziet dit in; zij zegt hem dat hij handelt uit ‘edelmoedige vriendschap’. Bossuet ziet evenwel niet scherp in zichzelf, is eigenlijk gegriefd door de tegenkanting, gegriefd omdat zijn aanbod wordt versmaad..., zodat hij met een soort van bitterheid uitriep:Als Bossuet aandringt, wordt Yolande op een zware proef gesteld, maar wanneer ze toch een stamelend ‘neen’ uitbrengt, zegt de schrijfster: Bossuet werd zeer bleek, toch ontsnapte een zucht van verlichting zijn borst; zeker legde hij die zelf zo niet uit op dat zelfde ogenblik; maar toch, zij had neen gezegd, hij was verantwoord, hetgeen er volgde geeft ons enig recht tot dit vermoeden.Sterk is mejuffrouw Toussaint ook, als ze een tante van Yolande, een abdis die bij het onderhoud aanwezig was, heeft laten zeggen dat er over Yolande gekletst wordt. Yolande zuchtte en zweeg; stille tranen wiste zij ter sluik van het oog. Een dergelijk trekje is wel uitermate suggestief en subtiel om ons de egoïstische figuur van Bossuet levendig voor ogen te stellen. We menen te kunnen volstaan met deze voorbeelden, waaruit moge blijken dat mejuffrouw Toussaint hier als psychologe op de | |
[pagina 274]
| |
hoogte van haar beste werk staat. De gebreken, die we signaleerden, zijn eveneens inherent aan haar beste werk. | |
Roman en HistorieWe kunnen wederom zeer kort zijn over de historische achtergrond van dit werk. Mejuffrouw BouvyGa naar voetnoot14 geeft aan, hoe deze roman berust op een paar passages uit Voltaire's Siècle de Louis XIV - zoals mejuffrouw Toussaint ook zelf in de aanhef van haar roman vermeldt - en voorts op Saint Simon's Mémoires, voor wat de tekening van de historische omgeving betreft. Uit enkele mededelingen van Voltaire heeft mejuffrouw Toussaint de hele geschiedenis opgebouwd, uitgaand van de karakters, zoals zij die had doorgrond. De nevenhandeling, die de geboorte van St. Hyacinthe verklaart, berust op een mededeling van Voltaire, dat de jonge abbé de zoon van Bossuet werd genoemd. De uiterlijke couleur locale is van weinig belang; het blijft bij enkele korte beschrijvingen, zoals die van de petit-abbé St. Hyacinthe. De suggestie van de tijd, waarin het verhaal speelt, is trouwens in het geheel niet sterk. Afgezien van enkele feiten en namen, die daterend werken, zou het hele gebeuren ook veel later geplaatst kunnen worden. | |
Samenvatting en WaarderingWe kunnen Mejonkvrouwe de Mauléon in de eerste plaats waarderen als een psychologische roman, die mede door zijn bescheiden afmetingen en het ontbreken van uitvoerige uiteenzettingen aangenaam te lezen is. De historische suggestie is betrekkelijk gering. Dit werk is onderscheiden van de historische ideeënromans, doordat de aandacht hier uitsluitend gevestigd is op de menselijke verhouding tussen mejonkvrouwe de Mauléon en Bossuet, zonder dat er sprake van is, dat het geheel gezien wordt als de verwezenlijking van een goddelijk heilsplan. Wèl is er in zoverre invloed van de ideeënromans dat Yolande een duidelijke karakterverwantschap vertoont met b.v. Ottelijne uit Het Huis Lauernesse, en met de figuren die een inslag van praktische Christelijke naastenliefde hebben in het algemeen. | |
[pagina 275]
| |
Als we hier tenslotte nog éénmaal terugblikken op de zeven romans van mevrouw Bosboom Toussaint die we behandeld hebben, dan valt ons een zekere wetmatigheid in de struktuur ervan op. Alleen waar ze bepaald worden door de centrale idee - de historie als heilsgeschiedenis en de manifestatie daarin van het goddelijk al-bestuur - wordt de avonturenroman-struktuur overwonnen. Waar deze idee niet optreedt, vinden we avonturenroman-elementen. Dit is het geval in De Graaf van Devonshire, Mejonkvrouwe de Mauléon, en De Vrouwen van het Leycestersche Tijdvak, alsmede in Eene Kroon voor Karel den Stouten, die immers niet bepaald werd door de centrale idee. Het essentiële belang van de idee in het werk van mevrouw Bosboom - Toussaint wordt door deze beslissende invloed op de struktuur nog eens extra onderstreept. Hoewel er dus een duidelijke scheidslijn is te trekken tussen de werken die wèl en die niet door de centrale idee bepaald zijn, moet men toch ook oog hebben voor de duidelijke continuïteit in het oeuvre als geheel. De avonturenroman-struktuur is nergens allesbeheersend en overal vinden we het streven naar psychologische verklaring terug. Voorts vinden we ook buiten de ideeënromans herhaaldelijk figuren, die door hun Christelijke liefde een zekere invloed uitoefenen op hun omgeving, of een lichtend voorbeeld zijn. Men denke in dit verband aan figuren als ds. Bealow in De Graaf van Devonshire of aan de titelheldin in Mejonkvrouwe de Mauléon. Men vindt deze elementen zelfs al in het eerste werk van mevrouw Bosboom - Toussaint, Almagro (1837)Ga naar voetnoot15, dat als niet-historische novelle uiteraard buiten het kader van onze studie valtGa naar voetnoot16. Ook in dit avontuurlijke verhaal tràcht de schrijfster al haar hoofdfiguur psychologisch te verklaren en in zijn - overigens zeer terloops behandelde - bekering speelt een jonge Hollandse predikant de hoofdrol...; verder richt ook al in dit verhaal het kwade zichzelf te gronde. Met deze konklusies, waardoor we zowel de behandelde ideeënromans als de psychologische romans van mevrouw Bosboom - Toussaint als één geheel konden overzien, sluiten we onze studie van deze schrijfster af. | |
[pagina 276]
| |
II. H.J. Schimmel: Mylady Carlisle, Sinjeur Semeyns, De kaptein van de lijfgardeMylady CarlisleWe beschouwen H.J. Schimmel (1823-1906) na mevrouw Bosboom - Toussaint als de belangrijkste Nederlandse schrijver van historische romans in de negentiende eeuw. Vóór het eerste werk dat wij van hem bespreken had hij reeds vrij veel gepubliceerd: historische drama'sGa naar voetnoot17 en een drietal historische romans: De eerste Dag eens nieuwen Levens (1854), Een Haagsche Joffer (1856) en Mary Hollis (1860). Wij kiezen Mylady CarlisleGa naar voetnoot18, dat in 1861-63 gedeeltelijk in de Gids en in 1864 in zijn geheel in boekvorm uitkwam,Ga naar voetnoot19 als eerste werk ter bespreking, omdat daarin ‘veel meer dan in één van de vorige de karakterontwikkeling der personen op de voorgrond staat’Ga naar voetnoot20. Deze roman is, met andere woorden, meer dan de vorige van dezelfde auteur, een psychologische historische roman, ‘waarin de historische gebeurtenissen niet in de eerste plaats als wetenswaardigheid, maar vooral als illustratie van de karakters vermeld worden’.Ga naar voetnoot20 | |
InhoudDe roman speelt in de jaren 1640 tot 1643 in Engeland, tijdens de worsteling om de macht tussen koning Karel I en het Parlement. In deze strijd speelt de titelfiguur, mylady Carlisle, een grote rol. Zij is zowel verwikkeld in het historische gebeuren als in een zeer ingewikkelde intrige van meer ‘persoonlijke’ aard. Deze laatste intrige vindt zijn uitgangspunt in een geheim huwelijk, dat haar broeder Algernon Percy, hertog van Northumberland, lange jaren geleden had gesloten met een Italiaanse gravin, Violetta Contarini. Na zijn terugkeer in Engeland was Algernon hierover in een hevige twist geraakt met zijn vader, die hem zelfs vervloekt had, en met zijn zuster die altijd over hem gedomineerd had. Mylady Carlisle, wier meisjes- | |
[pagina 277]
| |
naam Lucy Percy is, had tijdens een afwezigheid van Algernon Violetta ervan overtuigd, dat ze het geluk van haar innig geliefde man in de weg stond; Violetta was toen spoorloos verdwenen. Algernon was alleen achtergebleven als een gebroken man; tevergeefs had Lucy er hem van proberen te overtuigen, dat Violetta hem ontrouw was geworden. Deze stierf intussen weldra in gebrekkige omstandigheden na het leven te hebben geschonken aan een dochtertje. Het kind kwam terecht bij de liederlijke cipier van de Tower, Phil Whistle, en groeide in volkomen verwildering op tot een schijnbaar half-zinneloos meisje, dat Nel genoemd werd. Op een gegeven moment komt er echter iemand, die zich Jean van Verviers noemt en die zich voor haar blijkt te interesseren. Na een aantal verwikkelingen weet hij haar door de steward van Algernon Percy te doen opnemen in Algernon's Londense huis, waar de eigenaar overigens al sinds jaren niet is geweest. Algernon leeft namelijk in een aan waanzin grenzende staat van melancholie en lethargie op zijn kasteel. Inmiddels is de politieke toestand zeer gespannen geworden en de woede van het Parlement, dat door de inval van de Schotten weer bijeen geroepen moest worden, richt zich vooral tegen Karel's rechterhand, graaf Strafford. Deze is de enige man, die mylady Carlisle zoveel respekt afdwingt, dat ze hem bemint. Als Strafford gevangen wordt gezet en de doodstraf tegen hem wordt geëist, weet ze haar broeder uit zijn lethargie op te wekken en hem zijn plaats te doen hernemen in het politieke leven, waar hij weer veel invloed krijgt, temeer omdat hij tussen de partijen lijkt te staan. Mylady's hoop om door zijn invloed Strafford te redden wordt evenwel verijdeld door Jean van Verviers. Deze zorgt namelijk, dat Algernon plotseling gekonfronteerd wordt met Nel, en deze ontmoeting blijkt Algernon, die niet anders meent dan dat de schim van Violetta hem bezoekt, zó te schokken, dat hij in een toestand vervalt, erger dan die vóór zijn opwekking door Lucy. De door Algernon's reakties dodelijk beangstigde Nel vlucht uit het huis en wordt na enkele omzwervingen opgenomen in het huis van mylady Carlisle, die hoort dat het meisje de weg weet in de Tower. Mylady wil haar namelijk als gids laten gebruiken bij een aanslag op de Tower om Strafford te redden. De aanslag mislukt, maar Nel blijft bij mylady en krijgt - voor het eerst - een opvoeding. Onder een andere naam, die van Rosetti, vertrouweling van de koningin, weet Jean van Verviers ook verder mylady Carlisle hevig | |
[pagina 278]
| |
tegen te werken en hij is zelfs door zijn intriges de voornaamste oorzaak, dat Strafford wordt veroordeeld en terechtgesteld. Als Karel I zijn trouwe dienaar heeft laten vallen, of eigenlijk heeft verraden, zweert Lucy wraak en ze volvoert die door zich aan te sluiten bij de leider van de Parlementspartij Pym, een vroegere aanbidder. Ze brengt de koning evenwel in de waan, dat ze het alleen doet om beter zìjn belangen te kunnen dienen, en kan zodoende belangrijke geheimen aan Karel's tegenstanders uitleveren. Zo weet zij de bekende aanslag tegen het Parlement te doen mislukken, wat leidt tot de burgeroorlog en uiteindelijk tot de onthoofding van Karel. Maar ook Verviers zit niet stil. Als Rosetti is hij verdwenen; mylady gelooft, dat haar bevel om hem te likwideren is uitgevoerd. Ze weet evenwel niet, dat hij ontsnapt is en in de gedaante van Jean van Verviers haar verder tegenwerkt. Zo vertelt hij aan Nel, die hem eerst niet wil geloven, dat Algernon Percy haar vader is. Deze staat inmiddels, na een heel stuk hersteld te zijn, op het punt in het huwelijk te treden. Dan bezoekt Verviers hem. In hun hartstochtelijk bewogen gesprek blijkt, dat Verviers eigenlijk de markies Ughetti is, de vroegere verloofde van Violetta. Hij bewerkt een nieuwe instorting van Algernon door hem te vertellen, dat Violetta destijds door Lucy is weggejaagd en van ellende is gestorven...Daarna weet hij door valse brieven mylady bij Cromwell verdacht te maken en de generaal zelfs te bewegen het kasteel der Northumberlands, waar ze zich heeft teruggetrokken, te belegeren. De belegeraars nemen tenslotte het kasteel, waar behalve lady Carlisle ook haar broeder, Nel en een aantal anderen verblijven. Bijna lukt nu de wraak van Verviers op de Percy's volkomen, want hij overtuigt de in 't hoogste gevaar tot nieuwe aktiviteit ontwaakte Algernon, dat zijn zuster de moordenares is geweest van Violetta. Algernon richt reeds zijn wapen op Lucy, maar dan springt Nel tussenbeiden en loochent alle beweringen van Verviers, óók dat ze Algernon's dochter is. Op deze wijze toont Nel haar dankbaarheid aan mylady, want ze weet dat Algernon haar vader wèl isGa naar voetnoot21. Na nog enkele verwikkelingen, waarbij uiteindelijk de bewondering voor Nel's zedelijke grootheid mylady tot inkeer doet komen, neemt alles een gelukkige wending. Jean van Verviers is dan al ontmaskerd als Frans spion en Jezuïet, en terechtgesteld. Uiteraard heeft Nel een grote ontwikkeling doorgemaakt vóór ze zo kan optreden. Een natuurlijke, zij het volkomen onontwikkelde | |
[pagina 279]
| |
intelligentie, en een volstrekt eerlijk karakter hadden zich in haar geopenbaard, zodra men moeite ging doen haar te vormen. Mylady, getroffen door de persoonlijkheid die sprak uit dit verwilderde kind, had haar laten onderwijzen en Nel had een grote leergierigheid getoond, die nog werd aangewakkerd door allerlei dingen, die ze niet kon maar wel wilde begrijpen. Als de ontknoping gekomen is, kan ze als waardig dochter van de hertog van Northumberland optreden. Verweven met dit alles is er nog een belangrijke draad in deze roman. Een jong edelman uit een verarmd geslacht, Robert Conway, koestert al jaren lang liefde voor één der rijkste erfgenamen van Engeland, Jane Howard. Hoewel zij hem ook niet ongenegen is, kan er aanvankelijk niet gedacht worden aan een verbintenis. Als de politieke twisten evenwel hoger lopen, is er mylady Carlisle veel aan gelegen om de steun van Robert, die in dienst van de Parlementspartij staat, te winnen. Dit gelukt haar, nog vóór de veroordeling van Strafford, en Conway is zelfs de aanvoerder bij de aanslag op de Tower. Door de steun van mylady, die ook nog andere verplichtingen aan Conway krijgt, verwerft deze zich nu werkelijk Jane. Maar intussen is hij in aanraking gekomen met Nel, die hij na haar vlucht uit Algernon's huis had gered en in het huis van mylady had doen opnemen. Als hij haar een tijd later weer ontmoet, is hij onder de indruk van de ontwikkeling, die ze heeft doorgemaakt, en van haar heldere en eerlijke oordeel dat niemand spaart. Jane Howard blijkt een volkomen bedorven en egoïstisch vlinder-vrouwtje en hij voelt zich steeds meer tot Nel aangetrokken. Deze van haar kant doet alle moeite om niet te laten blijken, dat zij Robert lief heeft. Tijdens het beleg van het kasteel der Northumberlands komt het tot een krisis, omdat Robert haar zijn liefde verklaart. Nel geeft evenwel niet aan hun beider liefde toe en geeft zelfs Jane de raad haar man terug te winnen door hem met meer liefde tegemoet te treden. Aan het einde van het beleg wordt Robert zwaar gewond en gaat het kasteel in vlammen op. Nel zegt aan Jane, dat ze aan Robert, als hij is bijgekomen, moet mededelen, dat Nel in de vlammen is omgekomen...Als Robert echter enkele jaren later afscheid komt nemen van de hertog van Northumberland, omdat hij na de dood van Jane naar het vasteland wil vertrekken, vindt hij Nel - Violetta terug als de dochter van de hertog. Nu staat niets hun geluk in de weg...Het slot van het boek, na de gelukkige herkenning, is de aankondiging van de onthoofding van Karel I. En dan kan mylady Carlisle voor de rust van zijn ziel bidden, want dan haat ze niet meer... | |
[pagina 280]
| |
StruktuurMen kan in deze roman twee ‘sferen’ onderscheiden: de historische, waarin de strijd tussen Karel I en het Parlement wordt uitgebeeld, en de persoonlijke, waarin de intriges in de familie Percy zich afspelen. In de historische sfeer gaat het vooral om de rol, die mylady Carlisle in de ontwikkeling der gebeurtenissen speelt, in de persoonlijke vooral om de geschiedenis van Nel - Violetta. De figuur van Verviers - Rosetti neemt naar beide zijden een sleutelpositie in; verschillende der optredende personen spelen trouwens beurtelings in beide sferen een rol. Door aan de historische kant mylady Carlisle, die uiteraard ook in het persoonlijke een grote rol speelt, centraal te stellen en voorts door de figuur van Verviers - Rosetti, brengt Schimmel tot op zekere hoogte een versmelting van de beide sferen tot stand. De struktuur van dit werk is in hoge mate verwant met die van de historische avonturenromans. We hebben hier namelijk een spannende handeling, die is gekonstrueerd met behulp van een aantal voor de avonturenroman karakteristieke motieven. Deze roman geeft het traditionele procédé te zien van het opvoeren van de spanning, het herhaaldelijk naderen tot onthullingen die toch weer worden uitgesteld, een grote climax vol aktie tegen het einde en tenslotte een happy ending. Wat evenwel niet overeenkomt met de gewone avonturenroman is de grote plaats, die het historische inneemt en voorts de uitgewerkte karaktertekening. Doordat Schimmel in verschillende taferelen het historische gebeuren van meerdere kanten wil belichten en doordat hij dieper wil ingaan op de ontwikkeling van verschillende karakters en hun inwerking op elkaar, wordt zijn boek bovendien veel gekompliceerder dan een gewone avonturenroman. Hij is dan ook gedwongen op een overeenkomstige wijze te werk te gaan als mevrouw Bosboom - Toussaint; ook hij werkt beurtelings aan verschillende draden die tezamen het patroon vormen. Hij is zodoende meermalen genoodzaakt in de tijd terug te gaan en een draad weer te vatten op een moment, dat hij bij het werken aan een andere draad reeds is gepasseerd. | |
MotievenIn de historische sfeer gaat, zoals we reeds opmerkten, Schimmel's belangstelling vooral uit naar de figuur van mylady Carlisle, die hij | |
[pagina 281]
| |
een uitermate grote invloed op het historische gebeuren toeschrijft. Hij verklaart de richting, waarin ze haar invloed aanwendt, uit haar liefde voor Strafford, die na het mislukken van de pogingen om hem te redden omslaat in haat tegen Karel, die hem verried. Het is dus het motief van de liefde, dat door Schimmel centraal wordt gesteld en dat een psychologische verklaring voor het historische gebeuren moet geven. In de persoonlijke sfeer vinden we een gehele reeks van avonturenromanmotieven. Centraal is hier de opheldering van een gekompliceerd geheim: de afstamming van Nel - Violetta en wat er aan haar geboorte is voorafgegaan. In de loop van het verhaal vinden we motieven als: de doodgewaanden leven (dit geldt zowel voor Nel - Violetta als later voor Rosetti - Verviers), het scherp verhoor in de gevangenis (Nel maakt de marteling van een Schotse koerier mee, als ze nog in de Tower verblijft bij Phil Whistle), de herkenning van verwantschap door een schilderij, de aanslagen en vermommingen etc. etc. Jean van Verviers, de onverzoenlijke vijand der Percy's, die steeds weer opduikt om hen te benadelen, heeft de funktie van een regiefiguur, wat de overeenkomst met de avonturenroman nog versterkt. Toch zullen we bij de bespreking van de karaktertekening zien, dat er aanleiding bestaat Mylady Carlisle in te delen bij de psychologische historische romans, zij het, dat dit werk zeker niet als een volwaardig representant van deze kategorie mag gelden. | |
KaraktertekeningDat Mylady Carlisle als geheel niet de indruk van een avonturenroman maakt, moet vooral worden toegeschreven aan de karaktertekening, die duidelijk dynamisch van opzet is. Het duidelijkst is dit in de figuur van Nel, die zich ontwikkelt van een half-zinneloze en verwilderde analfabete, zonder zelfs elementaire kennis van goed en kwaad, tot een jonkvrouw van opmerkelijke kwaliteiten. Schimmel heeft getracht deze ontwikkeling, die vaak schoksgewijze verloopt, duidelijk te markeren; hij is er echter niet geheel in geslaagd deze ook overtuigend te maken. Daartoe was de ruimte, die hij aan dit onderdeel van zijn roman wijdde, te beperkt, terwijl de behoefte aan romantisch kontrast hem toch wel parten heeft gespeeld bij het kiezen van een zo extreem uitgangspunt. We zullen één en ander aan de hand van enkele citaten verduidelijken. Nel wordt voor het eerst beschreven, als ze op de muur van de Tower verlangend zit te kijken | |
[pagina 282]
| |
naar de voorbijgangers en de kinderen, die daar zo vrij in de zon kunnen wandelen over London-Bridge. Phil Whistle ontdekt haar daar en stoort haar ruw in haar mijmering. Er lag een uitdrukking van schuwheid op dat geelbleek en benig gelaat, dat lelijk was in zijn onevenredigheden. De scherpe neus was groot, misschien wel zo groot omdat de wangen waren weggeslonken; op zichzelf toch was hij verre van misvormd. Hetzelfde mocht gelden voor de mond, met de bleek-blauwe lippen, onder welke een spitse kin uitstak. Maar wat het ganse gelaat deed voorbijzien, wat alleen de aandacht trok en dat ellendig mensenkind uit de heffe des volks een ogenblik met opmerkzaamheid deed gadeslaan, dat waren de grote blauwe ogen, die zo hol stonden, die zo diep schenen en zo zonderling blikten, dat er een onaangenaam en pijnlijk gevoel ontstond bij hem, op wie zij zich richtten. Het was of er de waanzin zich in uitsprak en bij wijlen toch ook weer geen waanzin; het was of het zonlicht er soms in vonkte en dan weer of het duister van de nacht er in neerdaalde; het was soms niets van dit alles, maar iets wat niet onder woorden kon worden gebracht: evenwel iets dat meer afstiet dan aantrok (dl. I, pag. 135-136). Als ze Phil volgt naar haar werk, werpt een soldaat haar een shilling toe die enige schreden van haar af neerviel, maar die zij met de snelheid en wisheid ener kat besprong.Terwijl ze op de Towermuur zat, was ze afgeleid door geluiden uit de folterkamer en ze had gehoord, hoe een gevangene scherp werd verhoord. Dit was een Schotse koerier die pas was binnengebracht; ze had hem in zijn cel gezien, toen ze hem eten bracht. Hij had indruk op haar gemaakt door zijn zachte ogen en zijn vurig gebed, | |
[pagina 283]
| |
hoewel ze van dat laatste niets begrepen had. Nu ze de kreten van de man heeft gehoord, is ze diep geschokt. Zij had van het daar verhandelde weinig begrepen, en toch waren haar wangen met een donker rood overdekt en gloeiden de grote ogen. Zij gevoelde iets, wat zij nog nimmer gevoeld had; zij wist niet wat het was en deed dan ook geen moeite om het te weten en zich zelf te begrijpen (...) Nel had voor het eerst een gewaarwording, die niet grensde aan vrees of haat. (dl. I pag. 143). Eigenlijk zonder zelf precies te weten wat ze doet en gedreven door medelijden met de gevangen en mishandelde Schotse koerier, speelt Nel een belangrijke rol in zijn ontsnapping. Phil, wiens dronkenschap de ontsnapping mogelijk maakte, mishandelt haar na de ontdekking ervan zozeer, dat ze meer dood dan levend is, als ze door de bevelhebber van de Tower wordt opgenomen. Deze laat haar verzorgen door zijn huishoudster en hiermede begint een proces van langzame geestelijke groei bij het kind. Pas veel verder in het boek, in het tweede deel, krijgen we overigens weer iets over haar te horen: Schimmel begint zijn twaalfde hoofdstuk aldus: Nel, de halve dwaze, het geplaagde en mishandelde pleegkind van Phil Whistle, hebben wij verlaten op het ogenblik dat Sir Balfour, de Luitenant van de Tower, zich harer ontfermde. (dl. II pag. 116)We zien nu, hoe de goedbedoelde pogingen van de huishoudster om Nel op te voeden slechts matige resultaten opleveren. Beter kan Nel opschieten met een oude knecht en diens vrouw, die haar genegenheid winnen. Bij verschillende kleine voorvallen blijkt ze te beschikken over een natuurlijke intelligentie, die evenwel nog volkomen ongevormd is, maar door het ontbreken van alle vooroordeel vaak anderen tot zwijgen brengt. In haar lot komt weer een wending, als ze door een toeval een geheime gang ontdekt. De bevelhebber wil haar dan kwijt, en als Jean van Verviers komt en zegt interesse voor haar te hebben, krijgt hij haar mee. De beweegredenen van Verviers, die van ontroering en twijfel blijk geeft, blijven voorlopig geheimzinnig. Hij weet haar onderdak te brengen bij de steward van Algernon Percy en haar met Algernon zelf te konfronteren. Als deze bij het zien van haar ineenstort, vlucht Nel het huis uit en wordt door Robert Conway gered uit de handen van een lichtzinnig officier. Door Conway's bemiddeling wordt ze opgenomen in het huis van mylady Carlisle en daar krijgt ze ook onderwijs. Voor Conway vat | |
[pagina 284]
| |
ze, eerst nog bijna onbewust, liefde op; als hij haar in het huis van mylady weerziet, komt ze op hem af en vertelt hem, dat ze leert lezen. ‘Zorg dat ge 't spoedig kunt...maar ge zult het wel spoedig kunnen, want dom zult ge wel niet zijn, Nel, en ongewillig ook niet.’ Zo tekent Schimmel haar steeds verder schrijdende ontwikkeling. Conway, vervuld van de begeerte om lady Jane Howard de zijne te mogen noemen, denkt aanvankelijk nauwelijks aan het kind. Zonder het te weten maakt hij misbruik van haar liefde, als hij haar overhaalt om gids te zijn bij de voorgenomen poging om Strafford uit de Tower te bevrijden; lady Carlisle had daartoe al tevergeefs een beroep op Nel gedaan. ‘Ik dacht dat je me kwam halen. Ik zou wel met je mee willen gaan, als ik bij je kon blijven en je me wou leren...Och, ik weet niet wat ik zeg, want ik heb het hier ook heel goed, ofschoon ze niet tegen me spreken als ze niet moeten; en hoe volop brood en bier je ook krijgt, je hebt toch ook somtijds wel behoefte aan nog wat anders. Zie je, als jij me zo aanziet en met me praat, dan geloof ik dat ik nooit honger of dorst zou krijgen...’ | |
[pagina 285]
| |
Het kind werd eensklaps doodsbleek en trilde over het ganse lichaam; maar even hevig was de terugwerking; want na enige ogenblikken werd de wang zelfs vuurrood, en met de tanden bijna knersend, grauwde zij hem toe: ‘Dat heeft zij je gezegd! Je doet niet anders dan een boodschap overbrengen. Daar dacht ik toch dat je te groot voor was.’ In het vervolg zien we dikwijls, hoe het scherpe natuurlijke verstand van Nel, dat steeds meer gevormd wordt, de personen aan zich zelf weet te openbaren. Met name is dit het geval, als ze ziet hoe Jane door Robert nog verder wordt bedorven doordat hij steeds aan haar grillen toegeeft. Maar Nel is zelfopofferend, ook in haar liefde voor Robert. Als haar tijdens het beleg van het kasteel der Northumberlands blijkt, dat Robert haar liefheeft, weet ze zich zelf te overwinnen door naar Jane te gaan. Ze ontzenuwt de verwijten dat ze Robert's liefde zou hebben trachten te winnen, en doet Jane inzien dat het haar eigen koelheid en egoïsme zijn geweest, die een verwijdering van Robert hebben bewerkt. De tekening hiervan is aanvaardbaar: Schimmel overtuigt ons wel, dat dit nobele karakter deze overwinning op zichzelf kon behalen. Zeer weinig acceptabel is het daarentegen, als Nel - Violetta tegenover haar vader Algernon Percy ontkent zijn dochter te zijn en daarmede de beweringen van Verviers tracht te weerleggen. De motivering van dit optreden door haar dankbaarheid aan lady Carlisle, die haar had opgenomen en had laten opvoeden, is zeer onwaarschijnlijk; de haat, die ze even tevoren koesterde tegen de vrouw, die haar moeder in het ongeluk had gestort, was veel natuurlijker! We hebben deze zo uitvoerige citaten uit de tekening van Nel gegeven, om duidelijk te maken, waarom we Mylady Carlisle wensen te rekenen tot de psychologische historische romans. De zorg die de auteur er hier aan besteedt om een psychische ontwikkeling uit te beelden, scheidt zijn werk definitief van de avonturenroman, hoezeer de invloed van dit genre op de struktuur ervan ook in het oog springt. Dat Schimmel niet geheel overtuigend is, moet gedeeltelijk worden toegeschreven aan het hybridische karakter van zijn roman, waarop we in onze samenvatting nog terugkomen. Maar zijn streven naar psychologische uitbeelding, dat in zijn twee nog volgende historische romans in steeds sterkere mate valt waar te nemen, | |
[pagina 286]
| |
maakt het o.i. noodzakelijk ook dit werk te rangschikken onder de psychologische historische romans. De figuur van mylady Carlisle is historisch, maar Schimmel heeft zich grote vrijheden veroorloofd in de interpretatie. Ongetwijfeld heeft hij deze dominerende figuur bewonderd, haar scherpe verstand en haar vlijmende woord, haar schoonheid en zelfbeheersing en de ontembare energie waarmede ze haar doeleinden nastreefde. Haar kon hij de scherpste gezegden in de mond leggen, de situatie laten beheersen, anderen laten verpletteren door de macht van haar woord. Hij kon haar laten strijden of samenwerken met de grootsten van het politieke drama van haar tijd, met een Strafford en een Pym. Zij kon koningin Henriëtte leiden en misleiden, de weifelende Karel Stuart, die zij niet had kunnen bewegen Strafford te redden, ten ondergang brengen. We citeren hier een stukje uit een min of meer afgeronde intrige, waardoor ze probeerde Jane Howard te verwerven voor haar jongere broeder Henry Percy; ze moet daarvoor de toestemming hebben van Jane's voogdes, de koningin. Daartoe heeft ze eerst behendig een verloving voorgesteld met één der Sunderlands, maar tevens zo geïntrigeerd, dat deze door herhaaldelijk uitstel kopschuw is geworden. Dan heeft ze verschillende malen onopvallend de naam van haar broeder genoemd, totdat de koningin meent zelf op het idee van een verbintenis van Jane Howard met hèm gekomen te zijn. De Koningin deed niet anders dan het woord uitspreken, dat Mylady reeds sedert ettelijke dagen haar op de lippen had gelegd. ‘Ik ken U te goed, Lucy! om u niet te raadplegen wanneer het uw eigen betrekkingen betreft. Wat zoudt ge zeggen van een verbintenis mijner Jane met uw broeder Percy?’ Schimmel schijnt het met zichzelf niet eens te zijn, of hij lady | |
[pagina 287]
| |
Carlisle als demonisch moet zien of niet. Demonisch is b.v. haar spelen met het hart van personen, die belangrijk kunnen zijn voor haar plannen: dat van Jane Howard, dat van haar broeder Algernon, die zij ongelukkig heeft gemaakt en nòg bedriegt. Demonisch is ook de wijze, waarop zij Karel na de dood van Strafford naar zijn ondergang voert. Daar staan echter haar liefde voor Strafford en haar smart over diens dood en voorts natuurlijk de ‘bekering’ aan het einde van de roman tegenover. Deze bekering, eigenlijk één in duplo, eerst onder invloed van Nel's optreden, waardoor ze haar broeder vergiffenis vraagt, en dàn nog eens door het doodsbericht van Karel, waarna haar haat ophoudt te bestaan, is zonder meer onwaarschijnlijk. Voor de struktuur van de avonturenroman was een dergelijk einde haast niet te ontgaan, want de happy ending mag niet in konflikt komen met het rechtvaardigheidsgevoel van de lezer. Dit einde onderstreept echter de onzekerheid ten opzichte van mylady Carlisle, die niet ondergaat met de bozen, al heeft haar optreden maar al te vaak aanleiding gegeven tot de verwachting dat dit wèl zou gebeuren...! Naast de hier behandelde figuren komen er nog verschillende andere voor, van wie een meer dan schematisch portret getekend wordt. Dit geldt b.v. voor Robert Conway, een zwakke natuur, die geheel beheerst wordt door mylady; voor Jane Howard, die menigmaal treffend getekend is in haar egoïsme en oppervlakkigheid; alsmede voor verschillende historische figuren. Met name Karel Stuart wordt duidelijk geschilderd in zijn weifelingen èn zijn hoogmoed, waardoor hij machteloos blijft vasthouden aan zijn koninklijke prerogatieven. Uiteraard stonden de auteur bij de tekening van de bekende historische figuren, zoals b.v. ook Cromwell, overvloedig bronnen ter beschikking, terwijl hij ze alleen hoefde te laten optreden in situaties, waarin hij hun karakter goed kon laten uitkomen. Zodoende kon hij suggestieve taferelen geven zoals het gesprek tussen Karel en Pym, waarin het kontrast tussen beider karakters zeer duidelijk tot uiting komt.Ga naar voetnoot24 Hiermede zijn we echter al op het volgende punt van behandeling terecht gekomen, want de tekening van historische personen behoort mede tot de evokatie van de historie in de roman. Een afsluitende opmerking, dat er naast de behandelde, meer uitgewerkte en soms dynamisch getekende karakters ook schematisch getekende karakters alsmede enkele typen voorkomen, is haast overbodig; dit | |
[pagina 288]
| |
volgt vanzelf uit de avonturenroman-inslag van dit werk, die we herhaaldelijk signaleerden. | |
Roman en HistorieWe kunnen er de toneelschrijver Schimmel in herkennen, dat het historisch gebeuren in de eerste plaats in - vaak spitse - dialoog wordt voorgesteld. Schimmel heeft vooral belangstelling voor de karakters en hij tekent die bij voorkeur door zijn figuren te laten spreken. Hij laat niet bijzonder veel zien en als hij al plaats- en kledingbeschrijving geeft, dan somt hij meer op, dan dat hij uitbeeldt; hij geeft geen karakteristieke details. Het best is hij in de weergave van het Puriteinse milieu, dat meermalen met verve getekend wordt. Hierbij zal naast jeugdherinneringenGa naar voetnoot25 misschien het voorbeeld van Scott van invloed zijn geweest. Schimmel is ook in de weergave van het romantisch-avontuurlijke in het schemerduister enkele malen suggestief, waarvan de vlucht van Rosetti, eindigend met zijn schijnbare dood, en de aanslag op de Tower goede voorbeelden zijn. Maar de schokkende en grootse historische taferelen, zoals de terechtstelling van Strafford en Karel, en de verschillende gevechten en volksbewegingen, laat hij meestal slechts vertellen, of anders beperkt hij zich tot een beknopte uitbeelding. Moet men ook hierin de toneelschrijver herkennen? In ieder geval toont Schimmel zich het best thuis in hofzaal en binnenkamer. | |
Samenvatting en WaarderingSchimmel schreef met Mylady Carlisle een hybridisch werk. Hij bediende zich in veel opzichten van de techniek van de avonturenroman, en was dan ook gehouden het gelukkige einde daarvan te geven. Maar daarmee was de psychologische uitbeelding, waaraan hij zo veel zorg had besteed, haar vrijheid kwijt en moest worden gewrongen naar een einde dat er niet organisch uit voortkwam. Huet heeft Schimmel dit einde zeer kwalijk genomen: Hij schildere zo veel boetvaardige Magdalena's als hij wil; doch onze onbekeerde vrouwelijke demon, geboetseerd uit hartstocht en wereldzin, onze dichterlijke zondares, mag hij ons niet ont- | |
[pagina 289]
| |
nemen. Een Lady Carlisle met gewetensknagingen is de moeite der vertoning niet waard.Ga naar voetnoot26Huet's boutade lijkt niet van willekeur vrij te pleiten, maar in feite heeft hij gelijk, want in Schimmel's werk zelf past het einde niet bij het voordien gegeven karakter van mylady. Huet ziet echter niet in - laat althans dit inzicht niet blijken - dat het einde voortkomt uit de struktuur van het boek. Hoe dwingend deze struktuur is, kan men aardig demonstreren aan een andere uitlating van Huet. Hij betreurt het namelijk, dat Nel - Violetta ten slotte ten deel valt aan een zo onbetekenende weifelaar als Robert ConwayGa naar voetnoot27. Inderdaad, Conway is niet de traditionele jeune premier van de avonturenroman....Ook hier wringt iets: de uitbeelding van Conway, die niet schematisch maar meer psychologisch is, klopt niet met zijn funktie in het avonturenroman-gedeelte van de handeling, wat door Huet wordt aangevoeld. We zullen zien, dat Schimmel pas met zijn laatste roman een werk schrijft, dat niet meer hybridisch is en waarin de psychologische ontleding niet meer botst met een handeling die geheel of gedeeltelijk gedragen wordt door avonturenromanmotieven. | |
Sinjeur SemeynsPas elf jaar na Mylady Carlisle schreef Schimmel opnieuw een historische roman: Sinjeur SemeynsGa naar voetnoot28 (1875); persoonlijke omstandigheden waren de oorzaak van dit lange zwijgen. In 1873 ging hij na een periode van zoeken over tot het spiritisme en jkvr. de Beaufort ziet de weerspiegeling daarvan in zijn werk: in de romans na 1873 raakt de intrige meer op de achtergrond en wordt de geestelijke groei van de personen het belangrijkst, ‘gezien in het licht van zijn spiritistisch christelijke overtuiging’.Ga naar voetnoot29 Toch moet men onzes inziens niet voorbijzien, dat dit slechts een versterking betekende van een tendens, die we reeds eerder opmerkten. Immers ook Mylady Carlisle gaf al een tendens in de richting van uitbeelding van psychische ontwikkelingen te zien. | |
[pagina 290]
| |
De roman, waarmee we ons hier gaan bezig houden, bestaat uit twee delen, waarvan het eerste is onderverdeeld in twee, en het tweede in drie boeken. Het eerste boek van het eerste deel behandelt de ondergang van het oude geslacht der baronnen van Linden, die in het Oosten van het Sticht de Slichtenhorst bewoonden. In dit eerste boek worden tevens de grondslagen gelegd voor de handeling in de volgende boeken. De gebeurtenissen spelen zich af in het jaar 1672. | |
InhoudHeer Reinout van Linden heeft twee zoons: Otto uit zijn huwelijk met een rijke Hollandse patricische, en Zweder uit zijn tweede, ongelukkige huwelijk met een Italiaanse, Giulia di Padua; deze beheerst hem geheel. Tussen de twee halfbroers bestaan grote spanningen, omdat de jongste, eerzuchtig en hartstochtelijk, zich ten achter gesteld voelt bij de oudste, de erfgenaam van de titel en van de rijkdom van zijn moeder. Het komt tot een uitbarsting, als er een achternichtje, Geertruid van Perseyn, de dochter van een Hollandse vice-admiraal, komt logeren. Zij blijkt namelijk de voorkeur te geven aan Otto, bij welke voorkeur haar eerzucht een belangrijke faktor is. Zweder steekt uit jaloezie en bovendien beïnvloed door een geheimzinnige heks die het verderf der Van Lindens wil,Ga naar voetnoot30 zijn halfbroeder neer. Otto herstelt evenwel en klaagt Zweder niet aan, om de eer van de familie niet in de waagschaal te stellen. Door zijn koude hooghartigheid wordt Zweder echter nog meer verbitterd, terwijl hij daarenboven door zijn moeder wordt opgehitst. Dan verschijnt Heer Adriaan van Arkesteyn, een achterneef van Geertruid en een neef van Heer Reinout's eerste vrouw, ten tonele. Hij komt als gedeputeerde te velde in verband met de dreigende Franse inval, en zijn hele doen en laten is dat van de almachtige regent. Hij weet de ware toedracht van de aanslag op Otto uit te vorsen en als Heer Reinout sterft door een beroerte, die mede wordt veroorzaakt door woede over het optreden van Arkesteyn, en Otto verdwijnt - vermoord door Zweder - is hij de toestand geheel meester. Hij meent zelfs als naaste erfgenaam aanspraken te kunnen maken op de heerlijkheid, omdat hij Zweder voldoende in zijn macht heeft | |
[pagina 291]
| |
om die van zijn rechten te doen afzien. Maar dan gaat het kasteel, in brand gestoken door de heks, in vlammen op. In de nacht van zijn verdwijning had Otto aan Geertruid medegedeeld, dat hij volgens de wens van zijn vader zou huwen met een jonkvrouw uit een oud en rijk geslacht uit de omgeving. Geertruid, die door Vrouwe Giulia was versterkt in haar waan dat Otto haar zou willen huwen, voelde zich door deze mededeling hevig gekrenkt en teleurgesteld en vertrok direkt de volgende dag. Tijdens haar vertrek blijkt dat Otto is verdwenen...Voor het vervolg van het boek is belangrijk, dat Karel Semeyns, de landmeter van Van Arkesteyn, die zijn heer vooruit was gereisd naar het Sticht, Geertruid lief heeft gekregen. Hij had haar vroeger, toen hij veel in het huis van Mijnheer van Arkesteyn verkeerde, al leren kennen, maar nu wijst ze iedere poging tot toenadering met hooghartigheid af en laat hem duidelijk voelen welk standsverschil er tussen hen bestaat. In het tweede boek is de handeling verplaatst naar Amsterdam, dat evenals de gehele Republiek in angstige spanning en beroering verkeert. Geertruid neemt er haar intrek bij een achternicht, een rijke winkelierster, op welke relatie ze anders niet bijzonder trots placht te zijn. Het is voor haar een uitkomst, als Van Arkesteyn, die op de Slichtenhorst onder de indruk is gekomen van haar schoonheid, zijn zoon Henrick stuurt om haar uit te nodigen bij hen haar intrek te nemen, totdat haar vader van zee teruggekeerd zal zijn. Al spoedig waarschuwt men haar, dat ze ter wille van haar goede naam beter niet bij de Arkesteyns in huis kan blijven; vooral Semeyns dringt er bij haar op aan weg te gaan, maar ze wijst hem met hoogheid terug. Weldra blijkt haar echter zelf door Henrick's gedrag, dat de waarschuwing niet ten onrechte was gegeven. Haar toestand wordt zeer moeilijk als er bericht komt, dat haar vader is gesneuveld, waardoor ze verder alleen op de wereld staat en geheel afhankelijk wordt van Van Arkesteyn. Intussen heeft deze zijn macht en invloed mèt die van zijn partij zien wegslinken. Vanwege Willem III, het gehate ‘Oranjejongsken’, bereikt hem een boodschap, dat hij beter vrijwillig zijn ambten kan neerleggen. De boodschapper is een zekere Andries de Leeuw, een voormalig zeerover, die Van Arkesteyn goed blijkt te kennen en hem om de een of andere reden haat. Van Arkesteyn wil niet vrijwillig wijken, maar zijn positie wordt steeds moeilijker, temeer omdat zijn zoon Henrick, die hij altijd te veel heeft toegegeven, kruit aan de vijand wil gaan leveren. Hij verbiedt dit, maar zonder resul- | |
[pagina 292]
| |
taat. Henrick stuurt Semeyns zogenaamd met een zending proviand naar een bedreigd slot, terwijl in werkelijkheid de zending uit kruit bestaat. Semeyns is juist in de stemming voor een gevaarlijke - niet voor een verraderlijke! - onderneming, omdat zijn liefdesverklaring door Geertruid een dwaasheid is genoemd, die hij zo snel mogelijk dient te vergeten... Bij het begin van het derde boek zien we Zweder weer, die met zijn, bij de brand van de Slichtenhorst krankzinnig geworden, moeder naar Utrecht trekt. Hij laat haar daar achter in het dolhuis. Zelf weet hij met de Fransen in aanraking te komen en hij krijgt de belofte van een goede positie, als hij Van Arkesteyn tot verraad weet te brengen. Hij neemt daartoe eerst kontakt op met diens zoon, over de reeds vermelde kruittransaktie. Hierbij speelt een geheimzinnige marskramer die zich Maarten Maartensz. noemt en die als spion voor de Fransen lijkt te werken, een grote rol. Als Semeyns met de zogenaamde proviandzending op het bedreigde slot komt, blijkt dit door verraad in Franse handen te zijn gevallen. Maarten, die ook aanwezig is, stelt hem evenwel in de gelegenheid te vluchten en geeft hem een brief mee met de bewijzen van Henrick van Arkesteyn's verraad. Semeyns, die de inhoud van de brief overigens niet kent, brengt deze ter bestemder plaatse, maar als hij dan hoort dat de zoon van zijn beschermheer groot gevaar loopt, laat hij hem waarschuwen te vluchten. Van Arkesteyn sr. heeft intussen, in de overtuiging dat de val van de Republiek slechts een kwestie van enige tijd is, een bemiddelingsvoorstel aan de Fransen gedaan. Hij woont nu, als maarschalk van het Neder-Sticht, in het sterke kasteel van Abkoude. Daar komt Zweder hem opzoeken en het gelukt deze hem tot verraad te brengen, vooral door het dreigement dat Van Arkesteyn's bemiddelingsvoorstel, dat na het gebeurde met zijn zoon zeker als verraad zou worden uitgelegd, anders openbaar gemaakt zal worden. Semeyns, die juist begonnen is een soort volks-militie te oefenen, wordt met zijn moeder op bevel van Van Arkesteyn opgelicht en gedwongen de Fransen de weg te wijzen naar Abkoude; als dit eenmaal gevallen was, zou de weg naar Amsterdam openliggen. Op het laatste moment wordt deze aktie evenwel verhinderd door een aanval van de Hollanders, die door de voorzorgen van de alom tegenwoordige Maarten een waarschuwing hebben gekregen. Semeyns wordt echter temidden van de Fransen gevangen genomen! Zweder beschuldigt hem van verraad om een slag vóór te zijn; Van Arkesteyn, die op weg was om | |
[pagina 293]
| |
de Fransen te helpen, overziet de situatie snel en schaart zich ook bij de Hollanders. Semeyns wordt op het slot gevangen gezet, evenals Maarten, die zich bij de Fransen had gevoegd om hem te redden. Semeyns neemt zich natuurlijk voor, zich voor de krijgsraad te verdedigen door alles te vertellen wat hij van Van Arkesteyn en Zweder weet. Maar dan hoort hij van zijn moeder, dat Van Arkesteyn zijn vader is, die ze nog steeds liefheeft. De bastaard kan niet tegen zijn vader getuigen...Maar de redding komt, doordat Maarten door één van zijn slimme zetten de Prins heeft kunnen laten waarschuwen, en deze arriveert juist op tijd om de reeds veroordeelden te redden en recht en waarheid te doen zegevieren. Van Arkesteyn, nog als rechter achter de tafel gezeten, sterft aan een beroerte; Zweder, die snel de vlucht heeft genomen, wordt onderweg door een plunderaar gedood. In de loop van het gebeuren zijn er verschillende belangrijke ontwikkelingen ingetreden in de relaties tussen de hoofdpersonen. Allereerst is de houding van Geertruid tegenover Semeyns langzamerhand gewijzigd en is ze hem meer gaan waarderen, naarmate zijn onafhankelijkheid ten opzichte van Van Arkesteyn groter is geworden. Haar eigen hoogmoed wordt bovendien gebroken, doordat ze moet ervaren, hoezeer ze van ‘Mijnheer Neve’ afhankelijk wordt. Hij laat niet onduidelijk blijken, dat hij haar charmes op prijs stelt...De katastrofe komt evenwel, als Zweder als één van de voorwaarden van de overeenkomst met Van Arkesteyn stelt dat Geertruid de zijne zal worden; ook hierin geeft Van Arkesteyn, zij het schoorvoetend, toe. Zij ontvlucht dan, nadat Mijnheer Neve met haar over dit huwelijk gesproken heeft, het huis en zoekt een toevlucht bij de moeder van Karel Semeyns. Als het rechtsgeding een fatale wending voor Karel dreigt te nemen, omdat hij wil bekennen om niet zijn vader te moeten beschuldigen, tracht Geertruid hem te redden door te verklaren dat zij in die bewuste nacht met Karel is samengeweest. Karel weigert deze opoffering te aanvaarden, maar als er dan toch uitredding komt, staat niets hun vereniging meer in de weg. Nog een ‘hartsgeschiedenis’ speelt in de laatste boeken een rol. Het is de ongelukkige liefde, die Brechtje, de dochter van de schoolmeester van Abkoude, koestert voor Semeyns. De opofferingsgezindheid van dit meisje, wier bijzonderheid wordt geaksentueerd door haar voorspellende gave, is mede van invloed op de ontwikkeling van Geertruid, voor wie Brechtje zich tenslotte zelfs opoffert, als beide meisjes in groot gevaar verkeren. | |
[pagina 294]
| |
Natuurlijk wordt er ook nadere opheldering gegeven over de figuur van Maarten Maartensz., die niemand anders is dan de ex-zeerover Andries de Leeuw en die ook nog onder andere vermommingen en namen optreedt. Hij is de broeder van Karel's moeder, en behalve de verleiding van zijn zuster heeft hij ook nog ander, hem zèlf aangedaan leed op Van Arkesteyn te wreken. Zijn uiterst gewaagd optreden als spion is voor hem een boetedoening om zich te zuiveren van hetgeen hij als zeerover heeft misdaan. | |
StruktuurDe struktuur van deze roman toont in verschillende opzichten overeenkomst met die van Mylady Carlisle, en is evenmin als deze rechtlijnig: het verspringen van tafereel naar tafereel vinden we ook hier. Zoals we zullen zien, houdt dit hier tevens sterk verband met Schimmel's bedoeling, een breed beeld van het leven in de Republiek te gevenGa naar voetnoot31. Voorts hebben we ook in deze roman naast elkaar elementen van de avonturenroman en een duidelijk streven naar psychologische uitbeelding. De verhoudingen zijn ditmaal echter gewijzigd ten gunste van de karaktertekening, die hier meer bepalend is voor de aard van het werk dan in de vorige roman. Een duidelijke avonturenroman-inslag vinden we vooral in het eerste van de vijf boeken. Dit heeft een grote omvang (ca. 300 bladzijden op het totaal van ruim 900) en staat tamelijk apart van de rest. Weliswaar heeft het mede de funktie van exposé voor de handeling in de volgende boeken, maar een dergelijk exposé had in een fraktie van de bestaande omvang gegeven kunnen worden. Het romantisch bewogen karakter ervan harmonieert niet erg goed met de meer reële Hollandse wereld, die in de volgende boeken wordt geschilderd. Bij de bespreking van de motieven kunnen we het avonturenroman-karakter van dit eerste boek nog even nader adstrueren. We zeiden reeds, dat in deze roman de karaktertekening aan belangrijkheid heeft gewonnen. We vinden als hoofddraad door de hele roman heen de ontwikkeling van de verhoudingen tussen Semeyns, Van Arkesteyn en Geertruid Perseyn. Het begin hiervan is al te vinden in het eerste boek, waarin Geertruid wordt gekonfronteerd met Van Arkesteyn, die een beschermende houding aanneemt, welke in de loop van de roman een onverdraaglijke last wordt en | |
[pagina 295]
| |
tot een breuk leidt, en met Semeyns, wiens liefde ze met kille hoogheid terugwijst. We zien in het eerste boek al, hoe Semeyns wordt beheerst door Van Arkesteyn, maar hoe er reeds een kiem van de ontwikkeling naar zelfstandigheid aanwezig is, die uiteindelijk tot verzet tegen en een breuk met Van Arkesteyn zal leiden, en daardoor mede tot een vereniging met Geertruid. Indien Schimmel zich tot de tekening van deze ontwikkelingen had bepaald, zou hij een dramatische roman hebben kunnen schrijven. In de handeling zijn er echter te veel uiterlijke, toevallige en in principe tot de avonturenroman behorende elementen om de eenheid van handeling en karaktertekening te verkrijgen, die voor een dramatische roman essentieel is. Met name de gebeurtenissen waarin Maarten Maartensz. een rol speelt hebben een avonturenroman-karakter. | |
MotievenIn het eerste boek vinden we dus verschillende karakteristieke avonturenromanmotieven, zoals het medeminnaarschap en meer algemeen de nijd van de demonische Zweder ten opzichte van zijn broeder Otto, de geheimzinnige misdaad, de onheilsvoorspellingen van de waanzinnige heks en haar verdere optreden, eindigend met de brandstichting in het kasteelGa naar voetnoot32. In dit boek vinden we ook het begin van de konstruktiemotieven van de hele roman; in de eerste plaats de relatie tussen Semeyns en Van Arkesteyn, die pas tegen het einde van de roman geheel duidelijk zal worden, en waarin we het oude motief van de ontsluiering van het geheim, dat over de geboorte van de held hangt, herkennen. En voorts de liefde-met-hindernissen van Semeyns voor Geertruid, die uiteindelijk toch nog gelukkig zal aflopen. Doordat Schimmel deze hindernissen geheel in het psychologische vlak hield, ontstond er iets geheel anders dan het traditionele avonturenromanmotief, waarbij de hindernissen altijd van uiterlijke aard zijn. Hetzelfde geldt voor eerstgenoemd konstruktiemotief; dit dient hier niet de spannende handeling maar voert de psychische spanningen op. | |
[pagina 296]
| |
Ook in de andere boeken zijn er, zoals we reeds in het voorgaande hebben opgemerkt, naast de psychologisch getekende ontwikkelingen nog een aantal avonturenromanmotieven waar te nemen. We vinden die vooral, waar de ex-zeerover Maarten Maartensz. optreedt, een soort regiefiguur die telkens op spannende momenten opduikt om beslissend in te grijpen, en wiens ware identiteit pas aan het einde wordt onthuld. Als enkele voorbeelden van met hem in verband staande avonturenromanmotieven noemen we de verschillende aanslagen, het verraad dat door hem wordt verijdeld, de gevaarlijke ontsnappingen, de verschillende vermommingen en aan het slot natuurlijk het spannende rechtsgeding, waarbij door zijn geslepenheid op het laatste moment alles zich ten goede keert. | |
KaraktertekeningHet is de karaktertekening die er ons, evenals in het geval van Mylady Carlisle, toe brengt deze roman in de kategorie der psychologische historische romans in te delen. Dit ligt overigens o.i. bij deze roman meer voor de hand dan bij de vorige, want de karaktertekening en vooral ook de ontwikkeling der karakters zijn hier beslist sterker. Toch zijn er ook hier bezwaren aan te voeren, waarvan het voornaamste is, dat Schimmel tweemaal op beslissende punten terugschrikt voor een organische oplossing van de psychische spanningen die hij heeft opgeroepen. Tweemaal immers laat hij op het hoogtepunt de oplossing komen door een voorval van buiten af. Zo is Geertruid gevlucht naar het huis van de Semeynsen en wordt door Karel's moeder opgenomen; Karel zelf verlaat het huis en in zijn binnenste worstelen zijn door Geertruid herhaaldelijk gekrenkte trots èn zijn haat tegen Van Arkesteyn - die hem trof in het ondanks alles nog door hem geliefde meisje - om de voorrang. Ook Geertruid is hevig geschokt en weet niet wat ze moet beginnen, hoe ze haar houding moet bepalen. Dàn worden echter Karel en zijn moeder gevangen genomen en ontvoerd, en Karel ziet Geertruid pas weer bij het rechtsgeding waarbij ze zich voor hem wil opofferen; daarna volgt alleen nog de vereniging. Schimmel is de moeilijkheden van de voorbereiding hiervan uit de weg gegaan...Iets dergelijks zien we bij het konflikt tussen vader en zoon; als de spanningen hun hoogtepunt hebben bereikt, komt Willem III als deus ex machina en sterft Van Arkesteyn. Hiermede gaat de auteur een tekening van Arkesteyn als zijn zoon, of van Semeyns als zijn vader veroordeeld | |
[pagina 297]
| |
zou zijn, uit de weg. Men kan voorts ook bezwaar hebben tegen het feit, dat Schimmel nergens analyseert, wàt Karel Semeyns toch zo aantrekt in Geertruid: is het haar schoonheid, of speelt de drang naar maatschappelijke emancipatie, die zeer sterk is in Semeyns, hier ook een rol?Ga naar voetnoot33 Schimmel tekent Geertruid bijna tot het einde als vooral hooghartig en eerzuchtig, eigenlijk als egoïstisch, zonder dat haar bijzondere eigenschappen, zoals die in de volgende roman blijken, al worden voorbereid. Haar ontwikkeling aan het einde lijkt meer in een schema te passen dan dat ze verklaard wordt. Maar we zouden Schimmel beslist onrecht doen als we er niet ook op wezen, dat hij toch al van het begin af laat zien, dat Semeyns' karakter een zekere indruk op Geertruid maakt, ook al acht ze het standsverschil een onoverkomelijke scheidsmuur. De tekening van Semeyns is sterker, logischer, en er wordt een zeer aanvaardbaar beeld gegeven van de begaafde jongeman, die zich aan alle kanten geremd ziet door zijn maatschappelijke positie en die een groeiend verzet in zich voelt tegen de tyrannieke protektie van Van Arkesteyn, zodat deze laatste kan uitroepen: ‘Hij is wèl van mijn bloed!’ (dl. III pag. 435). Sterk tekent Schimmel hòe moeilijk het was het door de konventie bijna geheiligde regentengezag te weerstaan; hij is hier tegelijk historisch en psychologisch suggestief. Maar het sterkst is Schimmel toch wel in de tekening van Van Arkesteyn, een imponerend vertegenwoordiger van de zelfbewuste regentenstand en een markante individuele persoonlijkheid. We zullen trachten door enkele citaten een indruk te geven van de wijze, waarop de auteur hem tekent. In enkele korte trekken geeft Schimmel hem, in al zijn hoogheid en kracht, bij zijn eerste optreden, als hij uit zijn karos stapt voor de Slichtenhorst. Zweder treedt hem tegemoet. ‘Namens mijn Heer Vader heet ik u welkom op het kasteel der Van Lindens, Mijnheer Arkesteyn!’ zeide Zweder even de hand aan zijn baret brengend. | |
[pagina 298]
| |
‘Hij moet nog het bed houden - hij is wat ongesteld.’ Op het binnenplein vertraagt Van Arkesteyn zijn tred, zodat heer Reinout hem tegemoet moet komen. Het beeld van Van Arkesteyn, dat we hier krijgen, blijft vrijwel statisch in het eerste boek; als hij alleen dáárin optrad, zouden we hem een type moeten noemen. In het vervolg krijgen we echter ook andere facetten van dit evenwichtige karakter te zien, een ontwikkeling erin, en tenslotte het falen. Als tweede citaat geven we een gesprek met zijn zoon Henrick. Hij zit in zijn werkkamer; achter hem hangt het portret van zijn overleden vrouw, waar hij nooit een blik op slaat. Duidelijk is de gelijkenis met zijn zoon in het portret te herkennen...de zoon, aan wie hij veel te veel toegeeft, maar mèt wie hij nooit geleefd heeft. De politieke gebeurtenissen hebben hem tot werkeloosheid gedoemd; zijn vroegere vrienden mijden hem, vroegere onderdanige dienaren negeren hem. In het gesprek met Henrick blijkt duidelijk de tegenstelling in gedachten en gevoelens. De zoon is gewetenloos koopman, spekulant, die geen andere wet kent dan het eigen voordeel, zelfs al betekent dat het verkopen van kruit aan de Fransen. ‘Henrick, wat dolle vermetelheid! Kruit wilt ge verkopen aan de vijand...? Ik verbied het u...!’ | |
[pagina 299]
| |
‘Vergeet dat, Henrick, en doe dat vergeten! wat toen misschien door de vingers kon worden gezien, zou het nu niet gedaan worden. Er was toen geen rang of stand, waaraan men thans geobligeerd is, àlles, zelfs zijn voordeel ten offer te brengen.’ ‘Jawel, minder diplomatiek uitgedrukt heet het: toen had men nog niets te verliezen. Maar ik zeg U toch, dat alles zó zal worden aangelegd, dat wij er niet in gemoeid kunnen worden.’ Het is deze zwakheid tegenover zijn zoon, die hem uiteindelijk te gronde richt, die maakt dat hij in de macht geraakt van Zweder van Linden. Als laatste fragment kiezen we het ogenblik na de dramatische onthulling dat Arkesteyn de vader is van Karel Semeyns. Deze bezweert zijn vader om zijn moeder alsnog te huwen, maar Arkesteyn zegt dat dit niet kàn, en Karel's moeder voegt haar stem daarbij: zij zou niet passen in de kring van Van Arkesteyn, en deze heeft nog een zoon die zijn naam draagt. ‘Gij kunt dat niet doen? Maar dan zult ge uw hoog en beroemd geslacht met schande overdekt zien! want zo er ooit rechtvaardigheid is geoefend op een schavot, dan zal het op het uwe zijn!’ ‘Neen, neen, herroep die woorden! Kind, in hem tref je mij en je zelf!’ riep zijn moeder, zich tussen haar dreigende zoon en diens bedreigde vader plaatsend. | |
[pagina 300]
| |
die de dood niet vreest, behoeft geen aardse rechter te schromen. Hij heeft mij voor het laatst gesproken...’ (dl. III, pag. 433-434) Weer treedt Bella tussenbeiden en dan stelt Karel haar gerust; hij vraagt haar naar het andere vertrek te gaan om te rusten. Toen moeder en zoon in het aangrenzend vertrek verdwenen waren, scheen Van Arkesteyn uit zijn verdoving te ontwaken. Hij zag beiden na, vooral zijn zoon met een blik, zoals er maar zelden in die ogen had gelicht. ‘Hij is wèl van mijn bloed!’ prevelde hij, en de trots en de hoogmoed van dat hart hadden zich wel eens minder edel geuit. Van het grote aantal bijfiguren zijn de meesten slechts vluchtig getekend; sommige zijn uitgewerkt tot echte typen, zoals bijvoorbeeld de nicht, bij wie Geertruid in Amsterdam onderdak vindt. Jkvr. de Beaufort heeft er terecht de aandacht op gevestigdGa naar voetnoot34, dat de tekening van deze personages en van de scènes, waarin ze optreden, veelal bijna los is komen te staan van de eigenlijke handeling. Ze dient om een breed beeld te geven van het leven in de gouden eeuwGa naar voetnoot35. En hier- | |
[pagina 301]
| |
mede komen we dan tevens op het terrein van de uitbeelding van het historische in deze roman. | |
Roman en HistorieMeer dan in zijn vorige roman besteedde Schimmel hier aandacht aan de couleur locale. We wezen er reeds op, dat er verschillende personen en scènes voorkomen, die alleen dienen om een indruk te geven van het leven in de gouden eeuw. De auteur geeft niet alleen uitgebreide beschrijvingen van kleding en omgeving, maar hij streeft er ook naar, kleine bijzonderheden uit het dagelijks leven aan te brengen, die tekenend zijn voor de tijd waarin de roman speelt. Een voorbeeld daarvan is de beschrijving van het thee-ceremonieel op een gezellig avondjeGa naar voetnoot36. De personen zijn slechts voor een zeer gering deel werkelijk historisch, maar in een figuur als Van Arkesteyn geeft Schimmel een suggestief portret van een zelfbewust regent, in zijn zoon Henrick een vertegenwoordiger van de generatie die, in weelde opgegroeid, de stugge werkkracht en het verantwoordelijkheidsgevoel van de vaderen mist en aan niets anders denkt dan snel rijk worden, op welke wijze dan ook. In de nicht, bij wie Geertruid oorspronkelijk in Amsterdam verblijft, en in haar omgeving tekent Schimmel de middenstand, en bij verschillende gelegenheden laat hij ook het lagere volk in beweging komen. Het verblijf van Geertruid bij die nicht dient trouwens alleen om een beeld van het leven van de Amsterdamse middenstand te kunnen geven, want voor de voortgang der gebeurtenissen, voor de eigenlijke handeling is het volkomen overbodig. Zijn er al weinig historische personen in dit boek te vinden, het was te verwachten dat de auteur van Het Kind van Staat de gelegenheid om zijn vereerde Willem III ten tonele te voeren niet zou verzuimen. We geven tot slot een enkel kort citaat om te laten zien, hoe Schimmel het Oranje-jongske met hoogheid, kracht en scherpzinnigheid laat optreden; dit is tevens één van de momenten waar hij weer de scherpe, aan het toneel herinnerende dialoog gebruikt, | |
[pagina 302]
| |
die in Mylady Carlisle zoveel meer voorkomt, trouwens terecht, omdat die roman in hofkringen speelt. De Prins ontvangt in zijn hoofdkwartier Buckingham, die komt met voorstellen van de Engelse koning: ‘En Zijne Majesteit heeft U ditmaal weder met een delicate missie belast?’ | |
Samenvatting en WaarderingSamenvattend kunnen we zeggen, dat ook deze roman van Schimmel tot op zekere hoogte het hybridische heeft, dat in sterkere mate Mylady Carlisle kenmerkte. Ook hier hebben we een niet geheel geslaagde vermenging van elementen uit de avonturenroman met de tekening van psychische ontwikkelingen. Deze tweeslachtigheid heeft hier echter niet zo belangrijke gevolgen als in de eerste roman, omdat - althans na het eerste boek, dat tamelijk apart staat - de tekening van de psychische ontwikkelingen prevaleert. Het einde vloeit veel beter voort uit het hele gebeuren dan in Mylady Carlisle het geval was. Het bezwaar is evenwel, dat Schimmel op belangrijke punten de moeilijkheden uit de weg gaat en toch weer gebeurtenissen van buitenaf laat ingrijpen. We zullen zien, dat hij er pas in de volgende - zijn laatste - historische roman in slaagt een als geheel aan- | |
[pagina 303]
| |
vaardbare psychologische historische roman te schrijven, die tevens een der hoogtepunten is van de Nederlandse historische roman uit de negentiende eeuw. | |
De kaptein van de lijfgardeIn 1888 kwam Schimmel's laatste historische roman uit: De Kaptein van de Lijfgarde.Ga naar voetnoot37 Het boek is een vervolg op Sinjeur Semeyns en Karel Semeyns vervult er de hoofdrol in; het speelt in 1688. | |
InhoudSemeyns is inmiddels getrouwd met Geertruid en heeft twee kinderen, Brechtje en Ernst. Hij is kapitein in het leger van de Prins, die bezig is met de laatste voorbereidingen voor de overtocht naar Engeland. Semeyns wordt vooruitgestuurd om in Engeland een aanvulling op de Declaratie van Zijn Hoogheid te laten drukken. De Hollandse gezant zorgt, dat hij in de buurt van Londen wordt ondergebracht. Hierbij ontstaat een vergissing, want hij komt bij een katholieke Ierse wasvrouw terecht, in plaats van bij haar buurman David, een Calvinistische oudgediende van Cromwell! Als Semeyns kort daarna toch zijn intrek neemt bij deze David en diens vrouw en pleegdochter, neemt de Ierse wraak over die belediging door zijn aanwezigheid te verraden. Er komt een inval, waarbij David wordt opgehangen, terwijl de anderen slechts met moeite kunnen ontsnappen. De pleegdochter Maud, die later het natuurlijke kind blijkt te zijn van Jacobus II en diens minnares Kate Sedley, gravin van Dorchester, is onder de indruk gekomen van de mannelijke verschijning van Semeyns. Deze van zijn kant ziet in het knappe meisje ook weldra meer dan een kind en hij - man van middelbare leeftijd, die wel de karaktersterkte van zijn vrouw maar niet haar grote, zij het in haar uitingen geremde liefde beseft - wordt verliefd op dit verleidelijke, maar al spoedig oppervlakkig en geraffineerd blijkende meisje. Ze vluchten naar Londen en als de aankomst van de Prins bekend wordt, kost het hem moeite de stad te verlaten en Maud, voor wie hij zijn gevoelens verborgen heeft trachten te houden, achter te laten. | |
[pagina 304]
| |
Langzaam nadert de Prins met zijn leger Londen, geen militaire maar politieke middelen gebruikend, wat Semeyns teleurstelt. Zijn wrevel wordt tot wrok, als zijn jonge vaandrig wordt terechtgesteld wegens het doden van een man, die vroeger hem en de zijnen verraden had. Semeyns probeert genade voor hem te krijgen, maar de Prins wil die niet verlenen, alweer uit politieke overwegingen: er moet een voorbeeld worden gesteld, waaruit de bevolking zal begrijpen, dat er door zijn soldaten niet geplunderd of gemoord zal worden. Dan komt Maud, in jongenskleren vermomd, bij hem; Semeyns' kolonel ontdekt spoedig haar aanwezigheid. Zijn bevel om haar weg te zenden wordt evenwel door Semeyns ontdoken, hoewel hij ook zelf eerst bezwaren in haar aanwezigheid ziet. Kort daarop wordt Semeyns met een zending naar Londen gestuurd om te bewerken dat Jacobus uit eigen beweging zal vluchten, en Maud vergezelt hem. Ze leven samen in Londen, maar terwijl hij steeds verliefder wordt, krijgt zij al gauw genoeg van hem en bedriegt hem met jongere mannen. Brieven van huis, dat zijn vrouw ernstig ziek is, verergeren zijn geestelijke malaise, maar hoewel hij vermoedt dat hij door Maud bedrogen wordt, kan hij zich niet losscheuren. Wel stuurt hij voor het eerst sinds lang weer een brief naar huis, die juist te rechter tijd komt voor Geertruid, wier ziekte vooral verergerd werd door de onzekerheid omtrent haar man. De omstandigheden in het gezin zijn zeer moeilijk geworden door deze ziekte en door het uitblijven van gelden uit Londen. Dan hoort Geertruid, dat Karel die inmiddels kapitein van de lijfgarde van Willem was geworden, plotseling uit de dienst ontslagen is. Ze besluit met de kinderen naar Londen te gaan om hem op te zoeken. Semeyns' ontslag is het gevolg van een aanslag op Willem III, waarvan Kate Sedley de ontwerpster was. Deze had de naam van Maud gebruikt om Semeyns van zijn post te laten lokken, waardoor de sluipmoordenaar, een van Kate Sedley afhankelijk edelman, kans kreeg in de tuin van het paleis door te dringen en zijn poging te wagen. Deze mislukte, maar de verdenking viel op Semeyns; de samenzweerders hadden namelijk één van zijn uniformjassen ontvreemd om te dienen als vermomming; na de (mislukte) aanslag liet de dader deze jas achter. Een overtuigend bewijs kon echter niet tegen Semeyns geleverd worden en men volstond ermee hem uit de dienst te ontslaan. Het eerste wat hij doen wil, is wraak nemen op Maud, maar hij wordt in dat voornemen verhinderd door de komst van zijn vrouw. Voor Maud nemen echter de gebeurtenissen toch weldra een kata- | |
[pagina 305]
| |
strofale wending. Kate Sedley, die zich als haar moeder had bekend gemaakt, brengt haar tot een huwelijk met een van haar afhankelijk edelman - die niets voor haar voelt - om haar een naam te verschaffen en zich daarna harer te kunnen aantrekken. Maud pleegt echter zelfmoord door in de Theems te springen, vooral hevig geschokt door het liederlijke gedrag van haar echtgenoot en diens vriend tegenover haar. Na Karel's vrijlating en ontslag trof zijn vrouw hem dus aan, toen hij op het punt stond zich op Maud te wreken. Hij gaat met haar en de kinderen mee, maar voelt zich onmachtig en onwaardig om het bijzijn van hen, die hem ondanks alles blijven liefhebben, te verdragen. Hij verlaat stilletjes weer het huis, wil zelfmoord plegen, en zwerft doelloos door de stad. Als hij zeer vermoeid in een koffiehuis wat uitrust, komt hij daar in gesprek met iemand, die hem leert het gebeurde anders te bezien: hij moet zó handelen, dat hij zijn zelfrespekt herwint, zich loutert. Hij neemt dan als gewoon soldaat dienst bij het regiment Hugenoten dat in Ierland voor Willem III strijdt, en zoekt in de voorste gelederen het gevaar en de dood. Ten tweeden male volgt hem zijn vrouw, maar weer treedt hij terug, als hij haar - bewusteloos - op een voorpost gered heeft uit de handen van een troep Ierse plunderaars. De hereniging komt tenslotte als zij hem, schijnbaar dood, op het slagveld aan de Boyne vindt, waar hij een voor Willem bestemd schot van een sluipmoordenaar heeft opgevangen. Nu, als herrezen uit de dood, acht hij zich gezuiverd en hij keert met zijn gezin naar Nederland terug, waar Willem hem de post van opperjagermeester op de Veluwe schenkt. | |
StruktuurAan het einde van de bespreking van Sinjeur Semeyns wezen we er reeds op, dat De Kaptein van de Lijfgarde Schimmel's enige als geheel aanvaardbare psychologische historische roman is. De kern van dit boek is de beschrijving van de verhouding van Semeyns tot zijn vrouw en tot Maud, in het algemeen gesproken van zijn psychische ontwikkeling, en deze is op aanvaardbare wijze verbonden met en een uitvloeisel van het historische gebeuren. In het begin van de roman, met name in de Inleiding, het eerste en het derde boek, neemt het historische een overheersende plaats in. Dit is begrijpelijk, want hier wordt een gebeurtenis van wereld-historische betekenis beschreven: de inval en de overwinning van Willem III in Engeland. | |
[pagina 306]
| |
Verderop in de roman, met name in het vijfde tot en met het zevende en laatste boek, als er niet zulke opzienbarende gebeurtenissen meer plaats vinden, raakt het historische sterk op de achtergrond en valt het licht vrijwel uitsluitend op het persoonlijke. Wat er van de slag aan de Boyne in Ierland wordt verteld, is geheel verweven met de ervaringen van Karel Semeyns en Geertruid. Indien men de ontwikkeling van Semeyns door het gehele boek heen volgt en deze isoleert van het buiten hem omgaande deel van de historische gebeurtenissen, dan houdt men een echte dramatische roman over. De uitgebreidheid echter waarmee in de genoemde boeken aan het begin de historische gebeurtenissen zijn beschreven, harmonieert niet geheel met het struktuur-principe van de dramatische roman. Deze uitgebreidheid van historische beschrijving schaadt dan ook de geslotenheid van het geheel. | |
MotievenWe zeiden, dat De Kaptein van de Lijfgarde in principe een dramatische roman is. Wij moeten dan ook bij het spreken over motieven hetzelfde voorbehoud maken als destijds bij de bespreking van Het Huis LauernesseGa naar voetnoot38: deze motieven zijn geheel versmolten met een ‘einmalig’ uitgewerkte psychologie. De hoofdmotieven van zodanige aard zijn hier de ontrouw van de ouder wordende Semeyns, die verliefd wordt op een jong meisje, èn de alles opofferende trouw van zijn vrouw, welke uiteindelijk overwint.Ga naar voetnoot39 | |
[pagina 307]
| |
Men vindt in deze roman voorts twee motieven, die ook in Schimmel's reeds besproken werken voorkomen. De ontwikkeling van Maud, als ze uit haar isolement in het huis van David is getreden, doet denken aan de ontwikkeling van Nel in Mylady Carlisle. Alleen is Maud's ontwikkeling er één ten kwade, en die van Nel één ten goede. Voorts bestaat er overeenkomst tussen het boeten voor een schuld door Semeyns hier en door Maarten in Sinjeur Semeyns: beiden doen dit door hun dapperheid in een gevaarlijke strijd voor de goede zaak. Typische avonturenromanmotieven vinden we in deze roman eigenlijk niet. Er zijn wel enkele zeer romantische scènes, zoals die van het huwelijk en de zelfmoord van Maud, maar van avonturenromanmotieven kunnen we toch ook daar niet spreken. Wèl zou men als zodanig desnoods enkele ontsnappingen aan de doodGa naar voetnoot40 kunnen bestempelen; deze missen hier echter de funktie van sensationele momenten in een opeenvolging van spannende situaties. | |
KaraktertekeningIn zijn laatste historische roman bereikte Schimmel een hoogtepunt in de uitbeelding van de psychische ontwikkeling van zijn hoofdfiguur. We zullen hiervan in een aantal citaten een indruk trachten te geven. In het eerste daarvan zijn Geertruid en Karel samen, als hij thuis komt om zich klaar te maken voor de overtocht naar Engeland. Hun woning is maar eenvoudig, want het leven is duur in Amsterdam. Karel kijkt naar Geertruid en mijmert over wat er veranderd is, ook in haar: (...)Wat aanlokkende voornaamheid mocht heten, toen Semeyns haar het hof maakte, was verkeerd in, of, misschien beter uitgedrukt, uitgegroeid tot deftige fierheid, welke wel eens, als de blauwe ogen warmte van blik misten en als staal blonken, gebiedende hooghartigheid werd. | |
[pagina 308]
| |
ge voor mij waart al de dagen van ons huwelijk! Zo ik er niet naar verlangde, dat je toekomst op je verleden leek, ik zou deze zending niet begeerd hebben...’Dit tafereeltje aan het begin van het boek is uitnemend gevonden als verklaring voor veel, dat verder zal gebeuren. Tegenover Semeyns' sterke, beheerste vrouw komt de spontane Maud te staan, jong en schoon, die hem naïef-openhartig bewondert omdat hij zo sterk is, die hem nog jong acht...Maar in Londen komen al gauw de moeilijkheden, ook al omdat Semeyns zo nu en dan verontrust wordt door de gedachte aan zijn gezin. We zien hem in ons tweede citaat, als hij met een zending naar Jacobus is geweest en Maud hem ondervraagt: of de Koning er erg koninklijk had uitgezien; haar wanbegrippen blijken duidelijk. Semeyns ontwaarde, dat hij door zijn historische les weinig kennis had verspreid. De komische zijde van de toestand trof hem het meest. Wat was ze een ijdeltuit! Maar wat was ze toch bekoorlijk! En zeker zou ze dat minder zijn, indien ze meer kennis had of vatbaarheid om te leren. | |
[pagina 309]
| |
van de hak op de tak springend. ‘Zeg me die in je eigen taal!’ | |
[pagina 310]
| |
vriendelijke blik; want in die woorden lag iets onheilspellend scherps. (dl. II pag. 47-49) Schimmel doelt zo met subtiliteit op het feit, dat Semeyns de middelbare leeftijd nadert, om diens gedrag te verklaren. Langzamerhand verslechtert de verhouding tot Maud, naarmate haar belangstelling voor de oudere man afneemt en hij jaloerser wordt. Hij ontvangt de brief van huis, met het bericht dat Geertruid ziek is; de brief is geschreven door zijn dochter Brechtje. Dat verfomfaaide stukske papier was zeker de brief. Waarom draalde hij er naar te grijpen? Een brief van de zijnen! Het was of dat papier een aura omgolfde, die de zijne afstiet. In geen weken had hij iets uit Amsterdam vernomen...De laatst ontvangen brief was bijna het lezen niet waard geweest en had alleen de mededeling ingehouden van de stand der kas, die vrij bevredigend was, van aller gezondheid, van de vrolijkheid der kinderen, vooral van Ernst, maar had geen spoor getoond van verlangen naar zijn terugkeer! Die vrouw had hem nooit liefgehad, had nooit haar hoge afkomst kunnen vergeten...! Foei, dat zulke gedachten weder bij hem opkwamen en juist nu...ten aanschouwen van die brief! nog erger! Daar rees in het diepst zijns harten nogmaals de vraag: ‘is 't ooit liefde geweest wat ik voelde? Dreef de eerzucht me niet tot de Admiraalsdochter en voltooide toen de jaloezie niet wat de eerzucht begonnen was? Maar de kinderen dan die ik heette meer lief te hebben dan mij zelf? Maar Brechtje, het lieve edele kind, met de lichtkrans der reinheid om het zo vriendelijk schone hoofdje?’ Hij bracht de hand aan het hart en ademde moeilijk. Had hij de laatste maanden meer zulke ogenblikken doorleefd als deze, dan was 't voorwaar niet vreemd, dat zijn gelaat een uitdrukking van matheid vertoonde, dat de droefgeestigheid haar stempel op zijn gehele wezen had gedrukt. Tragisch is de konfrontatie met zijn gezin, dat naar Londen is gekomen en dat hem opvangt als hij naar het huis gaat waar hij met Maud leefde, om de schuldige geliefde te doden...Hij kan het bijzijn van de zijnen niet verdragen. Niet meer de krachtige man te kunnen zijn, die vrouw en kin- | |
[pagina 311]
| |
deren voor leed te behoeden en rampspoed, zo die niet af te wenden ware, toch te temperen en te verzachten wist door het grootste deel ervan te dragen! Veeleer een man te zijn, die voor allen had te buigen en in iedere blik der zijnen een verwijt te lezen, dat hem de lippen sloot, zelfs bij de tederste liefkozing...! (dl. III pag. 88) Hij acht God een nameloos wreed rechter, die ‘wist dat zijn zwak schepsel vallen moest’ en hem niet voor de verleiding had behoed (pag. 89). ‘'t Was stenen voor brood ontvangen van de Godsdienst, die Liefde heette!’ Aan alles vertwijfelend vlucht hij uit het huis, met het verlangen een einde aan zijn leven te maken. Wezenloos zwerft hij rond en doodmoe blijkt hij zich op een gegeven moment voor een koffiehuis te bevinden. Moeheid en dorst drijven hem naar binnen en daar hoort hij een gesprek, dat hem zijns ondanks boeit; de éne spreker geeft zijn ideeën over het leven na de dood. Hij vraagt hem om raad en is eerst ontzet over de niet-Christelijke ideeën van de ander. ‘Ik geloof aan het Wezen der wezens. Bestond Hij niet, dan zou ik niet bestaan. Ik geloof aan God - 't Goede zoals de naam het uitdrukt - de Volmaakte. Maar ik herhaal 't, wat wilt ge bidden?’ In het vervolg zet de vreemdeling zijn gedachten verder uiteen. ‘Goed en kwaad, 't zijn facetten van één steen. Deugd en ondeugd, 't is dag en nacht (...) beiden zijn nodig voor de eeuwige reis van de geest naar het Volmaakte (...) Gij zijt Uw eigen rechter en ge zijt eeuwig. Wat ge deed, zelfs wat ge dacht, het zal tegen u getuigen overal en altijd, totdat ge de gevolgen van daad en gedachte hebt doen overgaan in andere, die de vrucht zijn van nieuwe daden en gedachten, in overeenstemming met hogere behoeften en reiner idealen.’ (dl. III pag. 102-103) | |
[pagina 312]
| |
Dit is het, wat Semeyns weer kracht geeft om verder te leven: het voornemen zó te handelen dat hij zichzelf weer kan achten. Schimmel toont hoe hij in Ierland leeft, streng en ingetogen, vol dapperheid; maar Schimmel toont hem slechts van buitenaf en analyseert niet zijn gedachten en gevoelens. Dan ontmoet Semeyns weer zijn vrouw. Bewusteloos na de emoties van de overval door de Ierse plunderaars, wordt ze door hem naar de post gebracht. Hij knielde ter zijde der houten slaapbank neer en kuste eerbiedig de enigszins afgegleden linkerhand der slapende. De hereniging zal pas plaats kunnen vinden als hij de voor Willem III bestemde kogel heeft opgevangen en daarna door zijn vrouw is gered. Er volgt een slotscène op het Loo, ruim vijf jaar later. Hij was een verrezene uit de doden, in meer dan één betekenis! Hij voelde 't, hij had het reeds lang gevoeld, dat hij niet had kunnen verrijzen als langs de weg die hij was opgevoerd. Hij had willoos en krachteloos moeten nederliggen, als omstrengeld door de armen van de doodsengel, om verzoend te worden met zich zelf, om overtuigd te worden dat de gevolgen van het misdrijf zijner ziel waren uitgewist. (dl. III pag. 292) Wij gaven de tekening van Semeyns door uitvoerige citaten weer, omdat we daarin Schimmel onzes inziens op zijn sterkst zien, terwijl toch ook bepaalde zwakheden erin tot uiting komen. Als zodanig moeten we vooral de ontwikkeling van Semeyns beschouwen, nadat hij zijn weergevonden gezin verlaten heeft, ten prooi aan de uiterste wanhoop. Vanaf dat moment laat de auteur zich niet meer leiden door de innerlijke logika van de ontwikkeling, die hij met zoveel talent tot zover had gebracht, maar door zijn eigen levensinzicht. | |
[pagina 313]
| |
Dit begint met het gesprek in het koffiehuis. Niet dat de situatie als zodanig zwak zou zijn of onaannemelijk; het is zelfs subtiel, om de man die met nog onbestemde zelfmoordplannen rondloopt, voor een koffiehuis de behoefte te laten krijgen aan drinken en rust. Maar het gesprek, dat daarna wordt gevoerd, is beslist een zwakke plek. De orthodox-christelijke overtuiging, die Semeyns hier blijkt te bezitten - en die hij overigens gemakkelijk genoeg ondergeschikt maakt aan de inzichten van de vreemdeling - is nergens in het boek voorbereid. Semeyns verschijnt juist altijd als een bijzonder weinig theoretiserend mens en zijn vatbaarheid, en dat nog wel in deze toestand, voor de theoretische uiteenzettingen van de vreemdeling is onaanvaardbaar. Dit als basis voor zijn verdere optreden is zeer zwak; op zichzelf zou het dienst-nemen in Ierland zuiver psychologisch heel goed te verklaren zijn, maar Schimmel geeft zo'n verklaring niet, omdat hij nu geheel opgaat in zijn morele verklaring, uitgaande van een aprioristisch standpunt. Hij wil laten zien hoe een mens, hoe deze mens Karel Semeyns ‘de gevolgen van daad en gedachte doet overgaan in andere, die de vrucht zijn van nieuwe daden en gedachten, in overeenstemming met hogere behoeften en reinere idealen’Ga naar voetnoot43. Ook verderop zitten zwakke plekken, die alle voortkomen uit de behoefte van de schrijver om Semeyns' gedrag als demonstratie van een theoretisch gestelde ontwikkeling te gebruiken. Zo laat hij hem in Ierland weer terugtreden als hij zijn vrouw heeft gered, omdat nog niet alles geboet is. Het is tenslotte weer een gebeuren van buitenaf, dat de innerlijke oplossing voor Semeyns moet brengen: zijn bijna-dodelijke verwonding. Nu is ook de schuld tegenover de vorst geboet... Over de andere figuren in De Kaptein van de Lijfgarde zullen we kort zijn. De figuur van Semeyns is verreweg de belangrijkste en aan de tekening daarvan hebben we kunnen toelichten, hoe Schimmel te werk ging. Over het algemeen heeft hij ook van de andere personen een aanvaardbaar beeld weten te geven; vooral de tekening van Geertruid, als ze alleen met haar kinderen in Amsterdam woont, is goed te noemen. Bezwaren kan men hebben tegen Maud's snelle ontwikkeling van volkomen onwetend kind tot volleerde coquette en zelfs bedriegster. Maar Schimmel laat niet na, aanwijzingen te geven dat er al veel latent bij haar aanwezig is, waarbij de erfelijkheid een rol speelt. De verwantschap met Jacobus II aksentueert Schimmel door bij Maud, evenals bij de koning, op momenten van nerveuse spanning neusbloedingen te laten optreden. | |
[pagina 314]
| |
Naast de dynamische tekening van Semeyns, Geertruid en Maud, past Schimmel ook de typentekening toe: voor sommige bijfiguren, en vooral voor historische personen en vertegenwoordigers van historisch belangrijke groepen. De belangrijkste historische figuren, die Schimmel tegenover elkaar stelt, zijn Jacobus II en Willem III. Willem III, die door Schimmel in verschillende van zijn werken is getekend - men denke aan zijn toneelstuk Het Kind van Staat! - is geen type; daarvoor is hij te zeer als een gekompliceerd mens uitgebeeld. Zijn reakties zijn niet de voor de hand liggende van het type, al is het wel zo, dat Schimmel bepaalde trekken, zoals zijn ijzeren zelfbeheersing, naar voren haalt. Daarentegen is Jacobus hier wèl als type getekend: als een kombinatie van lafheid, zwakheid en hoogmoed, van wreedheid en besluiteloosheid. Een man, die zich de gezalfde des Heeren waant, maar volstrekt niet tegen zijn taak is opgewassen. Schimmel laat hem het eerst zien door middel van een scherpe indirekte karakteristiek, in een scène van kastijding door zijn biechtvader. ‘Ja, mijn vader!’ zo horen wij hem kermen, ‘ik heb haar weergezien, die ik nooit had moeten zien; háár, die mij tot zondigen verleidde, tot ontrouw aan mijn gemalin, wie de Gebenedijde steeds nabij zij! Maar ik heb haar weder weggezonden...’ De priester verwijt hem, dat hij te toegeeflijk is geweest voor de ketters. ‘Ik heb hun en andere klerken mijn gunst beloofd maar het staat aan God en Zijn Heiligen zelf mij zo weinig mogelijk te laten geven...Het gevaar dreigt nog meer dan ik gisteren wel dacht. Dat ik dat nù weet, dank ik haar, de zondaresse, dank ik haar. Word ik door God beschermd, dan kan ik mijn eed houden aan de Heilige Kerk en haar vijanden verderven. 't Is 't enige goede werk waarop ik mag roemen - nietwaar, mijn vader? - dat ik de Heilige Kerk kan doen triomferen...Alles, alles wil ik daaraan ten offer brengen...Geloof dat, mijn vader!’ (dl. I pag. 98) Daarop geeft Schimmel dan een direkte karakteristiek van de koning. In het volgende hoofdstuk zien we zijn angst, als hij de Declaratie van de Prins op zijn tafel vindt. Zijn angst, woede en verwarring | |
[pagina 315]
| |
worden alleen overtroffen door die van zijn Lord-opperrechter, de onmens Jeffreys, de beul van duizenden. Als er dan evenwel bericht komt, dat de Hollandse vloot door storm zou zijn vergaan, herleeft de moed. Jacobus trekt zijn oproep van een nieuw Parlement in, wil voorbeeldige straf voor allen die een opstandige gezindheid hebben getoond, en Jeffreys ziet in verband daarmee alweer een plezierreisje door de graafschappen in het verschiet...Zo tekent Schimmel de Engelse vorst, waarbij hij evenwel niet nalaat te wijzen op bepaalde omstandigheden, die de ontwikkeling van Jacobus kunnen verklaren. | |
Roman en HistorieMet de bespreking van de tekening van Willem III en Jacobus II zijn we min of meer op het terrein van het historische gekomen dat, zoals we reeds opmerkten, aan het begin van het boek een overheersende plaats inneemt. De tekening in het tweede boek van enkele zuivere typen, die sterk aan Scott's werk doen denken, dient mede om historische sfeer te scheppen. Het gaat hier om de Puritein David, zijn vrouw Sally en de Ierse buurvrouw, de wasvrouw Kit Smolls. We citeren een passage; Kit is aan de was en ergert haar buurman door er een schimpliedje tegen de Puriteinen bij te zingen. In een ogenblik stond David in de tuin en vlak tegen de schutting, die hem van de buurvrouw scheidde. Nu kon hij de woorden horen, het schimplied op de vromen Israëls! Een kwezel die ging uit vrijen...
riep hij al: ‘Baälskind!’ en bij de laatste: Wat bazel je, manneken poes!
was hij de ladder opgestoven, die er in de laatste dagen steeds had gestaan, om de huisheer-buurman gelegenheid te geven, zo dikwijls hij het wilde, de ongerechtigheden gade te slaan, welke er achter Kit's huis werden gepleegd. Wat bazel je, manneken poes!
werd nu nog valser dan vroeger van de andere kant gegild. | |
[pagina 316]
| |
zijn stem was ondergegaan in het rauw uitgegilde refrein: Wat bazel je, manneken poes!
‘Schei uit, of ik haal mijn musket!’ riep David nog harder. Kit had het laatste woord verstaan. Ze hield op met zingen en met het neerwerpen van de steen in de bak met zeepsop, waarin de was van een harer klanten, vrij onzacht, maar met gunstig gevolg, tot het afstaan van alle vlekken werd gedwongen. Zo gaat de ruzie verder en wordt heviger naarmate beiden meer op elkaars geloof beginnen te schimpen. Vermakelijk is het moment, dat David zijn vinger opsteekt om te voelen, waar de wind vandaan komt. ‘Kijk je ogen maar niet uit de gaten!’ riep zij op haar beurt lachend uit. ‘De wind is goed paaps en dat zal hij wel blijven.’ David wist van zijn zoon, dat in de City de Oostenwind de protestantse werd genoemd. Slechts bij zulk een wind kon de Verlosser komen. We merkten reeds meermalen op dat, vooral in het eerste deel van de roman, de eerste vier boeken, de handeling sterk verweven is met een verslag van het historische gebeuren. In het eerste boek worden behalve Jacobus ook uitvoerig getekend de lord-president van de geheime raad Sunderland, die een dubbele rol speelt, en John Churchill, de latere hertog van Marlborough, die eveneens in het geheim voor Willem werkt. Het tweede boek beschrijft het onderbrengen van Semeyns met de noodlottige afloop voor het Puriteinse gezin. Het derde boek is gewijd aan het verslag van de historische gebeurtenissen: vanaf de landing tot en met de vlucht van Jacobus. In de tweede helft van dit boek herneemt de romanhandeling, te weten het hernieuwde kontakt van Semeyns met Maud, de voorrang, maar door Semeyns' opdracht om Jacobus tot de vlucht te bewegen wordt toch ook het verloop van de historische gebeurtenissen verder gevolgd. Het vierde boek is weer voornamelijk aan de eigenlijke romanhandeling gewijd, evenals de rest van de roman, de boeken vijf tot en met zeven. In zijn beschrijving van de zuiver historische gebeurtenissen is Schimmel soms zeer uitgebreid. Reeds in de Inleiding, waar hij het afscheid van de Prins van de Staten beschrijft, is dit | |
[pagina 317]
| |
merkbaar; hij citeert zelfs uitvoerig de authentieke toespraken.Ga naar voetnoot44 We vinden ook in deze roman meermalen uitvoerige plaats- en kledingbeschrijvingen, vooral in het vijfde boek, dat in Semeyns' gezin te Amsterdam speeltGa naar voetnoot45. Ook in de Inleiding vinden we een uitvoerig tafereel, als Semeyns de Beurs bezoekt om geld te wisselen. Tegenover deze gedetailleerdheid staat, dat we bijna niets horen over het dagelijks leven van Semeyns in Londen. | |
Samenvatting en waarderingSamenvattend kunnen we van deze roman zeggen, dat hij van alle door ons behandelde werken van Schimmel het meest een eenheid vormt, doordat de psychologische ontwikkeling van de hoofdpersoon hier centraal is gesteld. De elementen van de avonturenroman, die aan de andere romans een hybridisch karakter verlenen, zijn hier niet aanwezig; enkele zeer romantische taferelen, zoals het huwelijk en de zelfmoord van Maud, blijven van sekundair belang. Als bezwaar kan men laten gelden, dat het einde van de psychologische ontwikkeling van Semeyns niet geheel overtuigend is. Voorts dat er een zekere onevenwichtigheid is te bespeuren in de verhouding tussen de eigenlijke romanhandeling en de historische gebeurtenissen; in het eerste deel overheersen de laatste vaak te veel, in het laatste deel spelen ze nauwelijks nog een rol. Men vatte het evenwel niet zo op, alsof naar ons oordeel de gebreken de kwaliteiten in de schaduw zouden stellen. We moeten accepteren, dat Schimmel bepaalde grenzen niet kon overschrijden, maar erkennen dan ook onmiddellijk, dat hij daarbinnen een boeiende roman schreef die mèt het beste werk van mevrouw Bosboom - Toussaint de Nederlandse historische roman uit de tweede helft der negentiende eeuw waardig vertegenwoordigt. | |
[pagina 318]
| |
III. A.S.C. Wallis: VorstengunstWe zullen ons tenslotte bezig houden met Vorstengunst (1883)Ga naar voetnoot46, een roman van A.S.C. Wallis, pseudoniem van Adèle Opzoomer (1856-1925), de dochter van de bekende Utrechtse hoogleraar. Deze schrijfster had in 1877 gedebuteerd met een historische roman In Dagen van Strijd, terwijl ze na het door ons behandelde werk nog twee historische romans schreef: Een liefdesdroom in 1795 (1906) en Een Koning van een Vreugderijk (1913). | |
InhoudVorstengunst speelt omstreeks het midden van de zestiende eeuw. Hoofdfiguur is Göran Person, die we het eerst ontmoeten als jong student aan de universiteit van Wittenberg, waar hij de meestbelovende leerling van Melanchthon is. Hij leeft sterk geïsoleerd en heeft eigenlijk alleen kontakt met een jonge landgenoot, Arvid Lejonhufwud, die door hem beschermd wordt en een grote genegenheid voor hem koestert. Arvid stamt uit één der voornaamste geslachten van Zweden, maar zijn vader had een mésalliance aangegaan en na diens dood had Arvid geen liefde ondervonden van zijn familie, die hem had opgenomen. Als nog heel jonge knaap is hij naar Wittenberg gestuurd en Person is de eerste, die hem ooit genegenheid heeft betoond, wat hij beantwoordt met een grote aanhankelijkheid. Hoewel Person's medestudenten denken, dat hij geheel opgaat in zijn studie en zijn wetenschappelijke eerzucht, voelt hij zich in Wittenberg in het geheel niet gelukkig. Hij haakt naar een leven van de daad, hij wil zich een beroemde, een onsterfelijke naam maken. Zijn kans komt, als de Zweedse koning Gustaaf Wasa tot Melanchthon het verzoek richt hem één van zijn leerlingen aan te bevelen als sekretaris. Zo komt Person in dienst van Gustaaf, de man die Zweden bevrijdde van het Deense juk en een erfelijke dynastie stichtte. Hij is vervuld van hoge verwachtingen, maar wordt bitter teleurgesteld. In de koninklijke familie bestaat namelijk een breuk tussen Gustaaf en kroonprins Erik, een zoon uit het eerste, | |
[pagina 319]
| |
ongelukkige huwelijk des konings. De twist wordt op uiterst geraffineerde wijze aangestookt door Gustaaf's tweede zoon, hertog Johan. Deze probeert Person voor zijn duistere doeleinden te gebruiken, maar die weigert verontwaardigd. Om uitlekken van de zaak te voorkomen klaagt de hertog Person dan aan wegens verraad, en deze wordt onverhoord in de kerker geworpen en daarna verbannen. Bij deze gelegenheid komt ook aan het licht, dat hij de zoon is van een afvallige priester, die later weer tot de kerk is teruggekeerd. ‘Priesterbastaard’ wordt hem door vroegere ‘vrienden’ toegevoegd. Person ontsnapt van het schip, dat hem naar Duitsland moet brengen en gaat weer aan land om zich naar Calmar te begeven, waar Erik woont, in min of meer openlijke opstand tegen zijn vader. Bij zijn ontsnapping wordt Person geholpen door een half-waanzinnige alchimist, Anders geheten, die hij in Stockholm meermalen vriendelijk had behandeld. Deze Anders was de geliefde van Person's moeder geweest, voordat de ex-priester in het spel kwam; juist deze laatste gebeurtenis had zijn geestvermogens gekrenkt. Vlak voordat Person en Anders Calmar bereiken, wordt laatstgenoemde door een kogel van achtervolgers dodelijk getroffen. Hij sterft in Calmar, nadat Person hem heeft beloofd zijn pleegdochter tot vrouw te zullen nemen; zo huwt deze dus, zonder dat er liefde in het spel is. Kroonprins Erik neemt hem in bescherming en er ontstaat weldra een hechte band van vriendschap tussen beide mannen. Person, die in Stockholm zozeer gedesillusioneerd was, vestigt nu al zijn hoop en liefde op Erik, de schitterende kroonprins, op wie hij een gunstige invloed blijkt te hebben. Na enkele jaren, waarin de spanning tussen Erik en zijn vader steeds toeneemt, sterft de koning, na een testament te hebben getekend, waarin zijn andere zoons sterk worden bevoordeeld en dat praktisch een verdeling van het rijk inhoudt. Erik weigert na zijn kroning tot Erik XIV dit testament te erkennen en dankzij de loyaliteit van de vroegere vertrouweling van zijn vader, Graaf Swante Sture, stemt de rijksraad hiermee in. Het verzet van Johan, die een verraderlijke aktie met Poolse hulp beproeft, wordt spoedig gebroken en de hertog wordt op een eiland gevangen gezet. Graaf Swante Sture is het hoofd van een geslacht, dat zeker even aanzienlijk is als dat der Wasa's en zeer goed recht zou kunnen doen gelden op de troon. Swante's vader was als laatste Zweedse rijksbestuurder gesneuveld tegen de Denen. Graaf Swante schaart zich echter achter de koning en offert eigen eer en voordeel op aan het welzijn van het vaderland, dat in de eerste plaats eenheid eist. Erik | |
[pagina 320]
| |
evenwel koestert een onuitroeibaar wantrouwen tegen de Stures en wordt daarin gesterkt door Person, die in de macht van de adel het grootste gevaar ziet voor de eenheid van het rijk en voor zijn ideaal van gelijkheid en vrijheid voor àlle Zweden. De regering van Erik en zijn nu almachtige gunsteling Göran Person begint zeer voorspoedig. Een oorlog tegen de Denen verloopt aanvankelijk schitterend, en binnenlandse hervormingen, die de willekeur van de adel beperken, winnen het volk voor het gezag dat streeft naar rechtvaardigheid voor allen. Maar de adel wordt verbitterd door iedere aanslag op zijn onbeperkte macht en door de aanmatiging van een vorst, die hij slechts als zijn gelijke beschouwt. Maar vooral wordt hij geprikkeld door de invloed van Erik's rechterhand, de burger Person. Een belangrijke rol in het verscherpen der tegenstellingen speelt Sten Gyllenstierna, een man die allerwegen wordt gevreesd om zijn vlijmscherpe sarkasmen. Hij streeft uiteindelijk naar de val der dynastie en het herstel van de macht van de adel; om dit te bereiken stookt hij zoveel mogelijk de tegenstelling tussen de koning en de Stures aan. Aanvankelijk is Erik overigens zeer gecharmeerd door Nils Sture, de oudste zoon van graaf Swante, een vrolijke, luchthartige en zeer edelmoedige jongeman, die geen enkele lage gedachte koestert. Person ziet in hem evenwel een gevaar voor de dynastie en meent, dat zijn oppervlakkigheid slechts geveinsd is, welke mening door enkele toevalligheden en misverstanden tot een overtuiging wordt. In deze tijd keert Arvid Lejonhufwud, Person's vroegere Wittenbergse beschermeling, naar Zweden terug en voegt zich bij Person. Hij deelt diens idealen, deels uit bewondering voor de persoon van Person, deels als gevolg van de achteruitzetting in zijn jeugd. Toch legt hij, op dringend verzoek van zijn neef Nils, een bezoek af op het kasteel der Stures. Person had hem dit bezoek aangeraden, want hij wilde niet dat Arvid zich door een blinde genegenheid voor hem van zijn eigen kring zou vervreemden. Op het slot der Stures ontstaat liefde tussen Arvid en Nils' oudste zuster Sigrid, maar door de hooghartige houding van Nils' moeder, een hooghartigheid die Arvid ten onrechte ook in Sigrid meent te herkennen, ontstaan er misverstanden, waarna Arvid snel en koel weer afscheid neemt, om zich na zijn terugkeer des te nauwer bij Person aan te sluiten. De gevoelens van de koning ten opzichte van Nils slaan plotseling om, als deze op een toernooi vóór hem de ereprijs weet te behalen. En dan gaat Erik steeds meer op in een ziekelijk wantrouwen. | |
[pagina 321]
| |
Voortdurend is hij er op uit door provocerende daden de adel te kwetsen, zonder dat hij tot een werkelijk doortastend optreden overgaat. Vruchteloos tracht Person hem te bewegen de privileges van de adel geheel af te schaffen en zo zijn grote ideaal van de vrijheid en de gelijkheid te verwezenlijken. Gedreven door zijn haat tegen de adel en tegen de Stures in het bijzonder, en bovendien door een astrologische voorspelling die hij op Nils Sture toepast, komt Erik ertoe de jonge edelman een lage valstrik te spannen. Hij geeft hem een bevelhebberschap, dat voor de jonge man veel te zwaar is, en laat dit, bovendien nog door intriges, tot een fiasko leiden. Ondanks de door hem betoonde persoonlijke dapperheid en ondanks klaarblijkelijk verraad onder zijn troepen wordt Nils aangeklaagd wegens hoogverraad, en de koning wil dat hij ter dood veroordeeld wordt. Person, die overigens overtuigd is dat de Stures opstandig gezind zijn, moet het proces leiden, dat alleen door methoden, die hij zelf verafschuwt, tot een veroordeling kan voeren. Arvid schaart zich geheel achter Person, wat de ongelukkige Nils diep schokt. Vlak voordat het doodvonnis aan de eerst mishandelde Nils zal worden voltrokken, komt er een tegenorder van de koning. Deze had namelijk gehoopt dat het volk, overtuigd van verraad, zich tegen de adel zou keren, maar dit gebeurt niet. Integendeel, de aanblik door de ongelukkige Nils, die een persoonlijke populariteit genoot, geboden, brengt het volk in beweging te zijnen gunste. Erik gaat nu nog verder en laat het voorkomen, alsof er tegen zijn zin zo streng tegen Nils is opgetreden, waardoor hij de schuld voor dit optreden op Person laadt. Deze blijft evenwel bij alle ontgoocheling onveranderd trouw aan Erik. Dan komt de grootste krisis. Op verraderlijke wijze weet Erik de voornaamste vertegenwoordigers van de adel te Upsala in zijn macht te krijgen, en hij wil hen door de stenden doen veroordelen. Hij leeft nu in een toestand van halve waanzin en zoekt vergetelheid in slemppartijen. Bovendien is hij tot het uiterste geprikkeld door het verzet van de adel tegen zijn liaison met de schone sergeantsdochter Karin Mans. Hij heeft zich omringd met een aantal minderwaardige figuren, die zowel zijn gewetenloze werktuigen als de genoten van zijn uitspattingen zijn. Dan arriveert Nils Sture, die hij ten teken van verzoening als gezant had uitgezonden, om voor hem de hand van Renata van Lotharingen te vragen. Onderweg naar het kasteel van Upsala is Nils door Arvid gewaarschuwd niet te gaan. Arvid is namelijk door een toeval te weten gekomen dat Nils op valse gron- | |
[pagina 322]
| |
den is veroordeeld, en hij meent dat Person een vals spel heeft gespeeld. Hij heeft zich daarom van deze afgekeerd en waarschuwt nu Nils, tevergeefs evenwel, want Nils wil het gevaar met zijn vader en de anderen delen. Bovendien is zijn veerkracht door het proces en de veroordeling gebroken en verwacht hij niets meer van het leven. Nils treft de koning midden in een drinkgelag, terwijl hij de schone Karin kust. Hij uit zijn diepe verontwaardiging, waardoor Erik geheel zijn zelfbeheersing verliest en bovendien gaat vrezen, dat zijn gedragingen wereldkundig gemaakt zullen worden. Diezelfde nacht nog stoot hij zelf Nils Sture neer en laat hij de overige edellieden vermoorden, met uitzondering van de voor hem gevaarlijkste, Sten Gyllenstierna, voor wie hij bang is. Person verneemt wat er gebeurd is, als het te laat is om in te grijpen. Met bovenmenselijke zelfbeheersing weet hij een uitweg te vinden om de monarchie te redden. Voordat de moord bekend wordt, weet hij door beloften en bedreigingen de stenden zo ver te krijgen, dat ze de gevangen genomen edelen veroordelen. Zelf neemt hij de verantwoording op zich voor de ‘uitvoering van het vonnis’. De heroiek van zijn besluit om de monarchie te redden door de schuld van de moord op zich te nemen wordt nog vergroot door het feit, dat hij de bewijzen in handen heeft van de onschuld der Stures. Hij raadt Erik dan aan om hem te verbannen - daardoor zou de koning zich zogenaamd distanciëren van het gebeurde - en Gyllenstierna als raadsman te nemen. Deze speelt evenwel zijn eigen spel. Eerst bewerkt hij de vrijlating van hertog Johan, dan moet Erik vallen. Een opstand breekt uit, en Erik roept Person terug. Ze verdedigen zich wanhopig en zonder uitzicht in Stockholm. Door verraad valt de stad; het volk bestormt de burcht en brult om uitlevering van Person, de gehate gunsteling. Erik geeft geen teken, dat hij mèt Person wil ondergaan en deze verlaat dan vrijwillig en openlijk de burcht. Hij wordt mishandeld en gevangen genomen. Na een schijn-proces wordt hij veroordeeld tot de dood op het rad. Tijdens het proces blijft hij met onmenselijke geestkracht de schuld van het gebeurde in Upsala op zich nemen om Erik en de monarchie te redden, zèlfs als Arvid hem smeekt de waarheid te zeggen. Pas na de dood van Person hoort Arvid uit de mond van Gyllenstierna de waarheid...Ook de koning wordt gevangen genomen en sterft enkele jaren later, vergiftigd. De sluwe en berekenende Johan neemt het gezag in handen en Gyllenstierna komt bedrogen uit in zijn verwachting dat onder Johan de adel, d.w.z. hij zelf, zou regeren. In | |
[pagina 323]
| |
een kort historisch overzicht laat Wallis zien hoe, na een tijd van veel bloedvergieten eerst de tweede opvolger van Johan, Gustaaf Adolf, Zweden weer een gelukkige regering zou geven. En dan is 't een oud, vereenzaamd man, Arvid, die inziet dat hier Person's ideaal zegeviert... | |
StruktuurDe handeling in deze roman wordt bepaald door het verloop van het historisch gebeuren, waarin Göran Person als hoofdpersoon wordt gezien: de schrijfster geeft niet meer dan enkele nevenmotieven van eigen vinding. Door de figuur van Person centraal te stellen en diens ontwikkeling te volgen, brengt ze een bepaalde geleding in haar stof aan: de drie delen waarin haar boek verdeeld is geven ieder een fase aan in de ontwikkeling van de hoofdfiguur en het gebeuren waarin hij zijn rol speelt. Het eerste deel geeft een stijging te zien. Person wordt, als onbekend student te Wittenberg, naar het Zweedse hof geroepen. Daar ondervindt hij een diepe teleurstelling, die hem aansluiting doet zoeken bij kroonprins Erik. Daarna bereikt hij echter een stralend hoogtepunt met Erik's kroning, die ook voor hem de vervulling van zijn idealen schijnt in te luiden.Ga naar voetnoot47 Het tweede deel toont Person als machtig minister, strevend naar de verwezenlijking van zijn idealen, maar verward rakend in Erik's lage plannen tegen Nils Sture. Person miskent de Stures door zijn overtuiging dat de adel de grootste vijand van de volksvrijheid is. | |
[pagina 324]
| |
Hij doorziet bovendien het lage en egoïstische in het karakter van Erik niet. Dit deel eindigt met het proces tegen Nils Sture, die hij schuldig acht. Hij begint echter in te zien dat de wijze, waarop Erik het proces gevoerd wil hebben, strijdig is met de idealen die hij in dienst van zijn vorst wil verwezenlijken.Ga naar voetnoot48 Het derde deel geeft Person's ondergang, eindigend met zijn dood. Het begint met de smadelijke mishandeling van Nils Sture; de schuld daarvan wordt door Erik op Person geladen: Erik's eerste verraad. Het tragische hoogtepunt is de moordnacht in Upsala, waarvan Person de schuld op zich neemt. Die schuld blijft hij, om de monarchie te redden, dragen, ook bij zijn eigen proces en zelfs tegenover Arvid. In dit deel, dat Person's fysieke ondergang geeft, komt zijn psychische grootheid indrukwekkend tot uiting. Hij ziet in, in zijn beoordeling van Erik gefaald te hebben evenals in die van de Stures, maar hij blijft tot het uiterste trouw aan zijn idealen, die hij niet heeft kunnen verwezenlijken, maar van wier onvergankelijkheid hij onwrikbaar overtuigd blijft.Ga naar voetnoot49 | |
[pagina 325]
| |
Door zo de ontwikkeling van Person centraal te stellen brengt Wallis lijn in het historische gebeuren. Ze verklaart de daden van de verschillende optredende personen psychologisch en schrijft zodoende een dramatische roman, waarin karaktertekening en handeling tot een eenheid versmolten zijn. Een zwakte in de bouw vormen sommige onhandige overgangenGa naar voetnoot50, maar over het algemeen kunnen we van deze roman toch zeggen, dat hij hecht is gekonstrueerd. | |
MotievenWe wezen er bij de struktuurbespreking reeds op, dat Vorstengunst een dramatische roman is, waarin dus handeling en karaktertekening ten nauwste met elkaar verweven zijn. Dit blijkt ook, als men tracht de motieven te isoleren, die de handeling dragen; deze zijn voor het grootste deel van psychische aard. Het zijn vooral affektieve relaties en de nawerking daarvan, die het verloop van het gebeuren bepalen. Allereerst kunnen we de liefdeloze jeugd noemen, die verschillende figuren hetzij weerbarstig of vereenzaamd heeft gemaakt. Göran Person, die nooit enige tederheid van zijn moeder heeft ondervonden,Ga naar voetnoot51 is daardoor tot een stalen wilsmens geworden, die geen oog heeft voor het naïeve in anderen, met name in het vertroetelde gelukskind Nils Sture. Erik, achteruit gezet door zijn vader, is rebel geworden en zò verhard, dat hij niet aan diens sterfbed verschijnt. | |
[pagina 326]
| |
Als hij koning is geworden haakt hij naar erkenning, hij wil bewonderd worden en zich onontbeerlijk weten voor anderen; daarom wil hij ook Person's hervormingsvoorstellen niet realiseren, want hij wil als een gunst geven, wat volgens Person recht moet zijn. Dan is er nog Arvid, die ook al door de achteruitzetting in zijn jeugd wrokt tegen zijn adellijke familieleden en tegen de adel in het algemeen, en die daardoor blind is voor het geluk dat Sigrid's liefde hem zou schenken. Nauw verwant met dit motief is dat van de teleurgestelde liefde. Hierdoor is Person's moeder verhard, slaat Erik's genegenheid voor Nils om in haat, wordt Arvid verblind tegenover Sigrid's broeder Nils. Teleurgestelde liefde drijft ook Gyllenstierna, want zijn haat tegen de monarchie is voortgekomen uit de hevige desillusie, dat zijn geliefde wapenmakker Gustaaf Wasa zich als monarch boven hem en zijn gelijken had verheven. De genoemde motieven stempelen het boek tot een tragisch boek. Hiermede strookt, dat het tragische misverstand een grote rol speelt. Of, zoals Wallis zelf zegt: ‘De tragedie der meeste levens berust op niets dan misverstand.’Ga naar voetnoot52 Het is een misverstand, dat Person in Nils Sture de gevaarlijkste vijand van de monarchie in plaats van de meest loyale onderdaan ziet, dat hij Erik als de belichaming van zijn vorstenideaal beschouwt. Het is een misverstand, dat Arvid eerst meent dat Person bewust onrecht heeft gepleegd tegenover Nils, en later dat hij de moordenaar van de adel is; dit tragische misverstand wordt pas opgehelderd na de dood van Person...Misverstand drijft ook Arvid en Sigrid uiteen. Deze misverstanden hangen samen mèt en zijn gedeeltelijk gekonditioneerd dòòr de psychische motieven die we hierboven noemden. Het is immers door zijn gekwetst gevoelsleven, dat Person Nils miskent en dat hij gedreven wordt naar Erik, blind voor diens fouten. Arvid wordt geslingerd tussen zijn genegenheid voor Person - òòk ontstaan door zijn vroegere eenzaamheid - en zijn verkeerde uitleg van het gebeuren na Nils' veroordeling. Naast deze ‘psychische’ motieven kunnen we er enkele opmerken, die meer echte ‘handelings’ motieven zijn. Traditioneel is bijvoorbeeld het opwekken van spanning door de (hier tamelijk) uitgebreide weergave van de processen van Nils Sture en Göran Person. Traditioneel is ook een motief, dat hier van slechts zeer ondergeschikt belang is: de vlucht van Person naar Calmar, die op het nippertje | |
[pagina 327]
| |
slaagt. Een dergelijk spanning-verwekkend motief is ook de waarschuwing, die Arvid aan Nils geeft om niet naar het kasteel van Upsala te gaan. Dit soort motieven is in deze roman echter van ondergeschikt belang en valt praktisch weg bij de betekenis van de eerstgenoemde groep. | |
KaraktertekeningBij de bespreking van de motieven, die we de psychische noemden, kwamen we eigenlijk al op het terrein van de karaktertekening, zoals in een dramatische roman trouwens onvermijdelijk is. Alleen gingen we bij de bespreking der motieven generaliserend te werk, speurend naar psychologische schema's die herhaald worden. Als we de karaktertekening bestuderen, gaat het daarentegen om de konkrete uitwerking van gestalten met een eigen individualiteit. Het spreekt vanzelf, dat de tekening van Göran Person het belangrijkste is; de ontwikkeling van deze figuur is immers de hoofddraad die door de roman heenloopt. Wallis verklaart die uit eerzucht en drang naar aktiviteit, die hem het stille leven van geleerde doen verwerpen,Ga naar voetnoot53 èn door het isolement, dat in eerste instantie is veroorzaakt door een liefdeloze jeugd. De teleurstelling van de Stockholmse tijd staalt hem verder en maakt hem tot een politiek fanaticusGa naar voetnoot54. Het isolement | |
[pagina 328]
| |
en teleurstelling in de mensen, met name in de jonge edellieden van Gustaaf Wasa's hof, die hem als gelijke ontvingen zolang hij in de gunst van Johan stond maar vernederden, toen hij gearresteerd werd, verklaren zijn verblinding ten opzichte van de Stures. Zijn isolement maakt hem ook blind voor het werkelijke karakter van Erik, met wie hij in de eerste tijd nauw verbonden was door de overeenkomst van beider lot en die hij vereenzelvigde met zijn idealen. Zijn isolement wordt volkomen doordat vrouw en kind vreemden voor hem blijven, terwijl zijn moeder alleen trots op hem is. De enige, die hem als mens bemint, Arvid, verlaat hem, omdat hij de grootsheid van Person's idealen niet kan zien door verafschuwde daden héén. Volkomen alleen, maar door de kracht van zijn idealen aan zichzelf ontstegen, weet Person te sterven. Deze tekening van Person is in wezen zeer goed; alleen wordt ze sterk benadeeld door de retoriek van de stijl en door overdadig veel en lange generaliserende beschouwingen van de schrijfster. We komen nog nader op dit aspekt terug.Ga naar voetnoot55 Overigens doet Wallis ook in de psychologische analyse van sommige situaties opmerkelijke dingen. Dat is o.i. het geval bij de analyse van Person's gedachten tijdens het verhoor van Nils Sture. De koning heeft bevolen de bekentenis desnoods door marteling te verkrijgen, maar heel Person's wezen verzet zich daartegen, al ziet hij in dat dit proces, dat tegen de adel is gericht, tot resultaat moet leiden. Sture weigert te ‘bekennen’, zèlfs als op bevel van Person de pijnbank in gereedheid wordt gebracht. Person verkeert in hevige spanning: Het was Person of de grond onder hem schokte; zijn borst zwoegde, klam zweet bedekte zijn voorhoofd. Indien ze eens woord hield, die hoogopgerichte, niet van angst maar van toorn bevende gestalte? hij, de man van ijzeren energie, wist wat een wil vermocht, die zich voorgenomen had liever gebroken te worden dan vrijwillig te buigen. Erik's ijskoud bevel: folter hem, sneed als een scherp mes door zijn hart, hij zag naar de gereedliggende werktuigen der pijniging, ‘uw middel!’ had Nils geroepen, en ja, indien hij ze toepaste was het zijn middel. (dl. II, pag. 278-279) | |
[pagina 329]
| |
Nils blijft weigeren een bekentenis af te leggen, en dan geeft Person de beul een wenk om nader te komen. Sterk is nu de volgende analyse van zijn gedachten. Een hard toornig gevoel kwam over hem. Moest de man, aan wiens misdadig opzet hij niet meer twijfelde, hem dwingen naar 't wapen te grijpen, waarvan hij zo huiverend gebruik maakte, omdat hij wist hoeveel martelaarsbloed er aan kleefde, hoeveel onschuldigen het eens weer ingevoerd treffen zou? Er was opstand in zijn ziel tegen de gevangene, die hem, de prediker der verlichting, noodzaakte het middel der duisternis in bescherming te nemen (...). (dl. II pag. 280) Deze omslag in Person's gevoelens is sterk. Hij huivert voor de toepassing van pijniging en heeft eerst medelijden met zijn slachtoffer, terwijl hij beseft, hoe hier zijn idealen aangetast worden. Maar als het verzet van Nils niet gebroken wordt door de bedreiging alleen en hij zich machteloos ziet, slaat het medelijden om in woede en het zelfverwijt eigenlijk in zelfbeklag. Naast Person is Erik de voornaamste figuur. Daarbij komt nog een gehele reeks van behoorlijk uitgewerkte karakters; men denke b.v. aan Nils Sture en Arvid. Het zou ons te ver voeren deze karakters stuk voor stuk te bespreken en daarom beperken we ons tot enkele opmerkingen. We wezen er bij de bespreking van de motieven reeds op, dat ook Erik's karakter wordt verklaard uit zijn jeugd, terwijl de omslag in zijn gevoelens tegenover Nils voor het verloop van het gebeuren een kern-moment is. Vanaf dat moment immers groeit een ziekelijk wantrouwen in hem, versterkt door een astrologische voorspelling die hij op de jonge Sture toepast, maar die later in vervulling blijkt te gaan door het optreden van hertog Johan! De tekening van Erik's ontwikkeling is zeker aanvaardbaar te noemen. Arvid wordt ons voorgesteld als een zwakke natuur, zeer vatbaar voor indrukken en invloeden; hij is zeer menselijk getekend. Nils Sture wordt in twee al te scherp kontrasterende stadia uitgebeeld: als vrolijke, onbezorgde en onnadenkende, maar edele jongeling vóór zijn veroordeling, als volkomen versomberde en gebroken man daarnà; in beide stadia is hij statisch. Voorts zijn er enkele zich gelijkblijvende statische figuren, van wie Gyllenstierna de belangrijkste is; de verklaring van zijn karakter onderscheidt hem van het type: zijn haat komt voort uit de teleurstelling, dat zijn strijdmakker Gustaaf Wasa zich tot monarch heeft laten verheffen. Statisch zijn ook hertog Johan, de geslepen intrigant | |
[pagina 330]
| |
met zijn ‘engelengezicht’, Person's moeder, door smart en schande verbitterd en verkild, alsmede verschillende minder belangrijke figuren. | |
Roman en HistorieEr is hier geen sprake meer van situering van een roman in de historie: we hebben het historisch gebeuren zèlf, dat psychologisch wordt verklaard. Wat Wallis vooral heeft bezig gehouden is de rechtvaardiging van Person, die over het algemeen door de geschiedschrijvers zeer slecht wordt beoordeeld.Ga naar voetnoot56 Niet Person is in haar verhaal de demonische kracht in het gebeuren, maar Erik en Gyllenstierna, wier optreden overigens psychologisch wordt verklaard en begrijpelijk gemaakt. Deze koncentratie op het innerlijk van haar figuren maakt, dat er voor het uiterlijk slechts weinig aandacht is. We krijgen nergens beschrijvingen van een voor die tijd karakteristieke omgeving of van karakteristieke gebruiken. We lezen vrijwel niets omtrent de sociale, economische en politieke struktuur; het blijft bij vage begrippen als ‘de adel’ die zijn privileges wil bewaren, waartegenover Person staat die naar ‘vrijheid en gerechtigheid’ voor allen streeft. Bij de struktuur die Wallis koos is dit alles verklaarbaar: in de dramatische roman passen geen uitgebreide beschrijvingen en bij haar poging om de hoofdfiguren in dit drama psychologisch te verklaren was een meer gedetailleerde analyse van hun politieke ideeën en werkzaamheden niet essentieel. Zij stelde de zaken eenvoudig, in grote lijnen, en interesseerde zich uitsluitend voor de menselijke konflikten. Er is in haar werkwijze een zekere overeenkomst met die van mevrouw Bosboom - Toussaint in de Leycester-romans. Ook de oudere schrijfster trachtte door psychologische analyse de handelingen van historische personen te verklaren, maar haar uitbeelding van de historische periode is veel voller en rijker. Zij verwerkte zelfstandig het historische materiaal en gaf een breed beeld van het leven door in haar verhaal een aantal aan haar fantasie ontsproten intriges in | |
[pagina 331]
| |
te weven. Het essentiële verschil is evenwel, dat mevrouw Bosboom - Toussaint haar gehele werk in dienst stelde van één centrale idee, die zich manifesteerde in het historische en het persoonlijke gebeuren, terwijl Wallis uitsluitend is geokkupeerd door het historische gebeuren zelf, en dit tracht te verklaren door analyses van het gemoedsleven van haar figuren. | |
Samenvatting en WaarderingHet is te betreuren dat dit boek, waarin de psychologische verklaring zeker valt te roemen en dat ondanks verschillende onhandige overgangen toch zeker een behoorlijke struktuur bezit, door een overdadige retoriek zodanig wordt benadeeld, dat de lezing ervan beslist geen onverdeeld genoegen is. Retoriek vinden we ook in ruime mate bij mevrouw Bosboom - Toussaint, in algemene beschouwingen en ontboezemingen van de schrijfster, als inleiding op de tekening van een figuur en als nabeschouwing. Deze retoriek is evenwel bij Wallis nog véél sterker en overwoekert door een vermoeiende overdaad de uitbeelding. In de citaten in het voorgaande treft men daarvan al menig voorbeeld aan, dat we met nog talloze andere zouden kunnen vermeerderenGa naar voetnoot57. De psychologische analyse van een bepaald moment wordt zeer vaak direkt gegeneraliseerd, zoals we dat bij voorbeeld in het citaat in noot 57 kunnen waarnemen. Toch gaan we in onze bezwaren niet zo ver als S.J.R. Rameckers in zijn dissertatieGa naar voetnoot58, en bij verschillende van zijn opmerkingen plaatsen we een vraagteken. Als hij b.v. zegt: ‘de hoofdpersoon, die als idealist zijn leven begint, heeft geen idealen die stand houden tegen het laag-bij-de-grondse; en al sterft hij in de overtuiging voor een roeping geleefd te hebben, het is slechts het noodlot dat hem daartoe | |
[pagina 332]
| |
dreef’Ga naar voetnoot59, dan plaatsen we zo'n vraagteken. Onzes inziens wordt hier het wezen van het boek miskend: in de epiloog zien we juist, hoe Person's onwankelbaar geloof in de eeuwigheid van zijn ideaal door de toekomst wordt bevestigd, waardoor is aangetoond dat Person's leven zinvol is geweest. Verder is Rameckers' oordeel dat Wallis' personen schimmen blijven in zijn algemeenheid beslist onjuist.Ga naar voetnoot60 Naast veel, wat inderdaad ‘abstrakte didaktiek’Ga naar voetnoot61 is, vonden we ook zeer levende trekken, zoals Person's reakties tijdens het verhoor van Nils StureGa naar voetnoot62. Rameckers legt in zijn betoog echter vooral de nadruk op de onnatuurlijkheid van Wallis' taal. Hij geeft inderdaad treffende voorbeelden van retorische en onzuivere beeldspraak, van oppervlakkige welsprekendheid die geenszins past bij de situaties waarin ze gebruikt wordt. Maar als men op grond hiervan het gehele boek veroordeelt, gaat men toch te zeer uit van een hedendaags standpunt. Wallis geeft in sterkere mate, wat we ook bij mevrouw Bosboom - Toussaint vinden, en wat kenmerkend is voor beider tijd. Dat Wallis ‘in de tijd van de Tachtigers’ leefde is een konstatering achteraf...; ze behoort niet tot de stroming, die wij als de heersende zijn gaan zien.Ga naar voetnoot63 Ze bleef, ook nog veel later in haar verdere romans, een voortzetster van de negentiende-eeuwse historische romankunst, met name van die van mevrouw Bosboom - Toussaint. Dit verklaart, waarom ze bij haar tijdgenoten zo weinig weerklank heeft gevonden na de eerste grote suksessen, maar het mag geen basis zijn voor de beoordeling van de kwaliteiten van haar werk, althans niet in een literair-historische studie.Ga naar voetnoot64 Samenvattend kunnen we tenslotte zeggen, dat Wallis met Vorsten- | |
[pagina 333]
| |
gunst een boeiend historisch gegeven heeft behandeld, met een fascinerende hoofdfiguur. Zich houdend aan het historisch gebeuren en praktisch alleen historische personen in haar verhaal betrekkend, heeft ze een dramatische roman geschreven, die in opzet boeiend is en die een aanvaardbare psychologische verklaring van het optreden der figuren geeft; daarbij laten we buiten beschouwing, in hoeverre deze verklaring ook historisch aanvaardbaar is. Ze heeft voorts deze tragedie zin gegeven door in historisch perspektief te laten zien, dat Person's vertrouwen in de eeuwigheid van zijn ideaal gerechtvaardigd was. Het boek heeft evenwel door de sterk retorische schrijftrant en door de overdaad aan algemene beschouwingen voor de hedendaagse lezer sterk aan leesbaarheid ingeboet. | |
IV SlotkonklusiesBij een waardebepaling van de in deze kategorie besproken werken komt o.i. zonder twijfel Schimmel's De Kaptein van de Lijfgarde op de eerste plaats: deze roman vertoont een zeer aanvaardbare dynamische psychologie, berust op een soliede historische basis en is in een prettige, vlot-aandoende stijl geschreven. Meer problemen levert de toekenning van de tweede plaats op. Niet minder dan drie werken kunnen hierop aanspraak maken: Wallis' Vorstengunst, een roman met een grootse visie, die echter in de uitwerking sterk geschaad is door retorische overdaad; Schimmel's Sinjeur Semeyns, die minder sterk en konsekwent is van psychologie dan De Kaptein van de Lijfgarde, maar toch een boeiend en historisch suggestief werk genoemd moet worden; en tenslotte Mejonkvrouwe de Mauléon van A.L.G. Toussaint, welke roman vooral waardevol is door het psychologisch inzicht van de schrijfster, maar waarin het historische wel erg op de achtergrond is gedrongen. Indien we toch moeten kiezen, zijn we geneigd om Vorstengunst iets hoger aan te slaan dan beide andere werken; indien men een prettig leesbaar werk de voorkeur geeft, zal men zijn keuze waarschijnlijk op Sinjeur Semeyns bepalen. |
|