| |
| |
| |
De dood als vijand zien, dat heb ik helemaal niet
H. Drion
Interview met Frits Abrahams
‘Het is merkwaardig,’ zegt mr. Huib Drion (74), ‘maar een grote meerderheid van de brieven is van vrouwen afkomstig. Méér dan je statistisch zou kunnen verwachten. Misschien zijn mannen toch meer gegeneerd om over dit soort levensvragen te schrijven dan vrouwen.’
Op zijn flat, zes hoog, in de omgeving van het station van Leiden kijkt hij nog altijd een beetje beduusd naar de stapel reacties die hij heeft veroorzaakt. Vijftig brieven, vaak zeer persoonlijk en emotioneel van aard, van mensen die zich aangesproken voelden door zijn artikel in NRC Handelsblad.
Inmiddels heeft hij optredens achter de rug in twee tv-programma's en twee radio-uitzendingen. Ook daar was de inzet van de discussie: zijn voorstel oudere mensen de middelen te verschaffen waarmee ze zelf een einde aan hun leven kunnen maken ‘op het moment dat hun dat - gezien wat zij daarvan nog te verwachten hebben - passend voorkomt’. De mensen hoeven daarvoor dus, wat betreft Drion, geen bijzondere reden (bijvoorbeeld ziekte) op te geven.
‘In Achter Het Nieuws hebben ze een stuk of twaalf mensen in een bejaardentehuis in Utrecht naar hun
| |
| |
mening over mijn idee gevraagd,’ vertelt hij. ‘Ik dacht dat ze meer schroom zouden hebben, maar negen verklaarden zich meteen fervent vóór. Ze zouden zo'n middel best in hun kastje willen hebben. Twee waren om principiële redenen tegen.’
Een sleutelpassage uit zijn artikel: ‘De grote, meestal niet uitgesproken, zorg van veel oude mensen is dat er voor hen een moment zal komen waarop zij ook in de meest elementaire dingen van het leven door lichamelijke en of geestelijke achteruitgang niet meer voor zich zelf zullen kunnen zorgen. Die bedreiging zoveel mogelijk weg te nemen, lijkt mij een essentiële verplichting voor een samenleving waarin het aantal oude mensen sterk toeneemt.’
‘Nee, het is geen obsessie voor mij,’ zegt hij met nadruk. ‘Ik ben helemaal geen man van depressies. Van tijd tot tijd heb ik wel zelfmoordgedachten gehad, maar dat hebben zoveel mensen. Na mijn pensioen op mijn 67-ste jaar heb ik een uiterst aangenaam leven gehad, ik geniet er zeer van. Maar als je soms hoort van het vreselijke lijden van oudere mensen, dan denk je: verdomme, dat zou ik mezelf willen besparen. Dan ergert het je dat zoiets onmogelijk is.’
Voor mensen met uw achtergrond en uw relaties is het toch altijd mogelijk?
‘Ik zou het nooit aan mijn medische vriendjes willen vragen. Daarmee zet je hen op een heel vervelende manier onder druk. Natuurlijk kan ik het me financieel permitteren om naar Istanbul te gaan en daar bij
| |
| |
allerlei apotheken wat los te praten, maar daar ben ik te lui voor en ik vind het ook iets onwaardigs.’
Istanbul, is dat een toevallig voorbeeld?
‘Dat heb ik gehoord in kringen van euthanasie-deskundigen. Vroeger kon het in België, daarna in Bazel, maar dat schijnt nu ook niet meer te kunnen. Je zou nu naar Istanbul moeten om die spullen op een nogal louche manier te verkrijgen.’
Wat was de teneur van de reacties op uw artikel?
‘Men is nogal lyrisch. De toon van gelukkig dat iemand het nu eens eindelijk zegt. Dat is de belangrijkste functie van dat stukje geweest, denk ik. Het verwoordde wat bij heel veel mensen precies zo leefde. Er is maar één afwijzende, schriftelijke reactie gekomen. Dat is opmerkelijk, omdat respons vaak afkomstig is van mensen die het niet met de schrijver eens zijn.
Nu heb ik niet de illusie dat er dus ook weinig tegenstanders zullen zijn, maar ik vermoed wel dat hun aantal kleiner is geworden. Ik denk dan aan de mensen die vroeger zonder enige aarzeling verontwaardigd tegen zouden zijn geweest, bijvoorbeeld omdat ze het een onchristelijke oplossing vonden. Er zouden onder die categorie mensen wel eens veel meer aarzelingen kunnen zijn. En dan is er nog een groeiende groep van mensen die weliswaar tegen is, maar het niet nodig vindt haar principes aan anderen op te leggen.’
Denkt u dat uw voorstel politiek en maatschappelijk ooit haalbaar is?
‘Als ik in de Tweede Kamer zat, zou ik - tenzij ik lid
| |
| |
was van een kleine fractie - zeggen: “Laten we eerst maar de euthanasie-wetgeving erdoor halen, want je weet nooit of andere zaken daar niet remmend op kunnen werken.” Maar ik denk wel dat er gewoon meer oude mensen bereid zullen zijn om voor deze zaak, eventueel via een belangengroep, hun nek uit te steken.
Ik moet nog even benadrukken dat mijn stuk niet over de euthanasie-wetgeving ging. Wat ik aansnijd, is een apart probleem. Ik ben ook alleen in die recente uitzending van Het Capitool met staatssecretaris Simons gekomen op voorwaarde dat ik niet in de euthanasie-discussie werd gemengd. Op dat gebied ben ik beslist geen deskundige. Interessant was dat Simons mijn idee niet verwierp, hij zei dat het een stap in een ontwikkeling kon zijn.’
Dat zouden we uit de mond van minister Hirsch Ballin niet zo duidelijk hebben gehoord.
‘Dan zou dat hele gesprek anders gelopen zijn, geen twijfel aan. Het was ook de bedoeling dat Hirsch Ballin in dat programma te gast zou zijn zijn, in plaats van Simons, maar de minister bleek te elfder ure verhinderd.’
Toch bemoeide u zich op een bepaald moment wel met de discussie door uw opmerking dat een 40-jarige, ongeneeslijk zieke niets opschiet met de voorgestelde euthanasie-regeling.
‘Mijn persoonlijke opvatting is daar heel duidelijk over: ook die zieke zou, net als oude mensen, middelen voor zelfdoding moeten kunnen krijgen. Maar de problematiek van die categorie zieken zit veel dichter bij de euthanasie-kwestie dan mijn voorstel. Ik wil het
| |
| |
louter concentreren op het probleem van oude mensen.’
Wat was voor u de aanleiding om ermee naar buiten te treden?
‘Een familielid, ouder dan ik, zei me: “Het zou me zo'n rust geven als ik zo'n middel had, al weet ik helemaal niet zeker of ik het zou gebruiken.” Dat is ook de ondertoon in veel brieven. Dat herken ik zeer, zoals de briefschrijvers het weer herkenden in mijn stuk. Na het gesprek met dat familielid ben ik het idee gaan uitwerken. Ik heb de publikatie bewust opgehouden tot het verschijnen van het rapport van de commissie-Remmelink over euthanasie. Ik wilde weten of zij er iets over zouden zeggen, maar dat was niet het geval. Dat is geen verwijt, want hun opdracht betrof de euthanasie in een medische situatie.
De euthanasie voor oude mensen, zoals ik die zie, is niet in de eerste plaats een medische kwestie. Natuurlijk, oude mensen zijn vaker ziek en kunnen in een situatie komen waarin hun lijden ondraaglijk is. Maar bij oude mensen is er nog een ander probleem, ook als ze niet ziek zijn: hun lichaam en/of geest wordt minder, ze zien om zich heen steeds meer generatiegenoten aftakelen en ze hopen vurig dat zij dat niet hoeven meemaken. Het hoeft niet alleen de geestelijke aftakeling te zijn. Je kunt door lichamelijke kwalen zo afhankelijk worden, bijvoorbeeld als je jezelf niet meer kunt wassen, dat je elke vorm van privacy verliest.
Ik zie dit om mij heen gebeuren met generatiegenoten. Als je twintig jaar bent en je bezoekt iemand in een verpleeghuis, dan vind je het wel triest, maar het
| |
| |
staat nog ver van je af. Nu denk je: dit kan mij ook overkomen. Als realiteit komt het dichtbij.’
U heeft altijd een solitair bestaan geleid - is dat niet de oorzaak van uw afkeer van inbreuken op uw privacy?
‘Het ligt voor iedereen anders, maar ik zou het inderdaad heel erg vinden om mijn zelfstandigheid te verliezen. Ik kan nu nog op mezelf leven in deze flat, één keer in de week is er huishoudelijke hulp, ik red me wel. Als ik naar een tehuis zou moeten, zou dat een heel zware klap zijn. Ik weet helemaal niet of ik dan zo'n zelfmoordmiddel zou nemen, want ik ben een haas - ik zou het telkens en telkens weer even uitstellen, denk ik. Maar het zou wel een enorme geruststelling zijn als ik zoiets tot mijn beschikking had. Ik heb ook de angst dat, als je eenmaal in zo'n tehuis bent, er niet meer de mogelijkheden zijn om nog zoiets te krijgen.
Wat me ook afschrikt van een bestaan in een tehuis, is het leven tussen louter oude mensen. Hier in Leiden is een heel prettig bejaardenhuis. Men zei tegen mij: “Is dat niks voor jou?” Ik ben er op een ochtend eens gaan kijken. Een van de bewoners liet me zijn flat zien. Het zag er aantrekkelijk uit, maar ik dacht: als ik hier ga zitten, zie ik in de gang en in de hal alleen nog maar oude mensen rondlopen.
Ik heb er helemaal geen behoefte aan om vreselijk jong te doen, maar het lijkt me niet goed om altijd maar tussen oude mensen te leven. Veel mensen hebben dat niet, voor hen kan zo'n tehuis juist een uitkomst zijn omdat ze weer eens andere mensen zien. Maar ik heb een grote vriendenkring en een
| |
| |
hechte familieband, dus ik heb geen enkel gevoel van eenzaamheid. Soms denk ik wel eens: “Ha, heerlijk, bijna de hele week 's avonds vrij.”
Dan zijn er nog de echte verpleeghuizen waar je helemaal geleefd wordt. Ik kan best bewondering opbrengen voor mensen die dat óók willen ondergaan, omdat het nu eenmaal hun leven is, maar persoonlijk zeg ik liever: ik heb een goed leven gehad, het kan alleen maar mijn vroegere leven devalueren. Voor mij is het een essentiële morele wet dat de mensen zelf kunnen uitmaken: ik heb mijn leven gehad, zo is het genoeg.’
Eén lezeres schreef een verontwaardigde ingezonden brief. Citaat? ‘Als oudere zeg ik: laten we met z'n allen naar creatieve preventieve oplossingen zoeken. In de jaren zestig en zeventig hebben we veel te lichtvaardig ouderen weggestopt in verpleegtehuizen. Als men nu denkt dat men de consequenties van deze “overheidspolitiek” weer ongedaan kan maken met “doodspillen”, dan zijn we toch heel vreemd bezig met z'n allen.’
Die mevrouw vond dat u een uiterst somber beeld schetst van eenzame ouderen.
‘Ze had mijn stuk niet goed begrepen. Ze had het idee dat ik speciaal een oplossing voor eenzame mensen wilde zoeken. Ik had het aan het einde van mijn artikel over alleenstaande mensen. De verstrekking van middelen zou je tot hen kunnen beperken.’
Waarom juist die categorie?
| |
| |
‘Twee redenen. Bij samenlevende echtparen grijpt een zelfmoord enorm diep in, ook in het leven van de ander. Uur na uur wordt degene die overleeft, herinnerd aan de dood van de ander.
Het andere aspect is het gevaar van onaanvaardbare pressie op degene die overleeft, herinnerd aan de dood van de ander.
Het andere aspect is het gevaar van onaanvaardbare pressie op degene met wie men samenleeft. Wie van de ander afwil, kan hem of haar naar het gebruik van die pil toedrijven. Of men bepraat de ander om het samen te doen. Daarom zeg ik: begin ermee die pillen alleen aan alleenstaanden te geven - en niet omdat ze zo zielig en eenzaam zijn, want dat heeft er niets mee te maken.’
Er is u tegengeworpen dat ook alleenstaanden een sociaal netwerk kunnen hebben waar hun zelfmoord hard aankomt.
‘Natuurlijk kunnen alleenstaanden ook anderen groot verdriet doen, maar het is qua intensiteit toch niet te vergelijken met het verdriet van een overlevende partner.’
Toch zit er iets onrechtvaardigs in uw idee. Iemand wil uit het leven stappen, maar het mag niet want hij heeft de pech dat hij getrouwd is.
‘Ik ben na publikatie van mijn stukje door een heel goede vriendin gebeld. Ze was enthousiast, maar ze vroeg meteen: “Waarom mogen wij het niet?” Dat is waar. U moet dit ook niet zien als een keihard standpunt van mij. Wat ik in deze fase doe, is hardop denken. Zo zou je bij samenlevende echtparen kunnen besluiten om in ieder geval de andere partner in
| |
| |
de beslissing over een verstrekking van middelen te betrekken.’
U beperkt uw voorstel tot ouderen, maar waarom zouden jongeren niet in aanmerking mogen komen?
‘Dat is een van de essentiële punten geweest waarmee ik me heb beziggehouden toen ik over mijn stuk nadacht. Ik heb de leefrijd van 75 genoemd als grens. Daarna gaat het leven over het algemeen naar beneden, geestelijk en lichamelijk. Het punt is: als je mensen van twintig die pil geeft, hoeveel zullen er dan niet te snel naar grijpen? Iedereen heeft wel eens depressieve perioden. Als je dan meteen zo'n pil kunt innemen...
Het aantal mislukte zelfmoorden op jongere leeftijd is veel groter dan bij oudere mensen. Dat komt niet doordat jonge mensen onhandiger zijn, maar doordat ze er ambivalenter tegenover staan - hun levenswil is sterker. Een jongere die zelfmoord pleegt, snijdt vijftig jaar toekomstig leven weg waarvan hij niet weet wat dat zal inhouden. Hij gooit een veel groter deel van een vitaal leven weg dan een ouder mens. Hj voelt helemaal geen solidariteit met dat toekomstige zelf. Dat is het probleem. Daarom vind ik dat de samenleving de verantwoordelijkheid voor dat grote vitale deel van het leven op zich moet nemen.
Het zijn problemeen op zichzelf - van ouderen en van jongeren - en daarom houd ik ze liever gescheiden.’
Op het artikel van Drion kwam een uitvoerige reactie
| |
| |
van Ad Kerkhof, klinisch psycholoog en universitair hoofddocent aan de Leidse universiteit. Hij uitte nogal wat bedenkingen tegen het voorstel van Drion. Volgens Kerkhof wordt ook de suicide bij ouderen vaak gekenmerkt door chaos en impulsiviteit: ‘Er is vaak nauwelijks sprake van een balans die in alle gemoedsrust werd opgemaakt. Het betreft veeleer wanhoop dan een keuze, hooguit een wanhoopskeuze.’ Hij vreesde dat vrije beschikbaarheid van zelfdodingsmiddelen zal leiden tot onnodige suicides.
Drion: ‘Kerkhof is een goede vriend van me, ik had mijn stuk tevoren aan hem laten lezen, want hij weet veel van die zelfmoordproblematiek. Hij bestrijdt dat balanssuicide, de weloverwogen zelfmoord dus, voor oude mensen mogelijk is. Volgens hem is het in de praktijk bijna altijd een wanhoopsdaad. Voor een deel kan hij gelijk hebben, maar ik denk dat hij hierin te absoluut is.
Inderdaad heb je nu de moed der wanhoop nodig om zelfmoord te plegen: je moet van een dak springen of je voor een trein gooien. Maar zouden er gewone middelen zijn, dan hoeft het helemaal niet in wanhoop te gebeuren. Ongetwijfeld zijn er nu al meer mensen door zelfmoord gestorven dan we weten. Die hebben geruisloos de middelen weten te verzamelen. Hun dokter zal daar zijn mond over houden.
Kerkhof zit in de hulpverleningssfeer. Voor hem staat voorop: hoe praat ik iemand uit zijn impuls tot zelfmoord? Iedere keer dat dat lukt, is het winst. Maar is dat wel zo? Als iemand van 75 de dood verkiest
| |
| |
boven het verblijf in een tehuis, moet je hem dan als arts of hulpverlener ompraten? Straks zit hij doodongelukkig in dat tehuis - moet je dan blij zijn? Het gebeurt allemaal met goede bedoelingen, maar toch... Daarom ook schrijven veel mensen mij dat ze er geen medicus bij willen hebben, ze willen het zelf kunnen doen. Dat is een heel belangrijk punt. Mijn ideaal is ook: het zelf kunnen doen. Nagegaan moet worden of daar praktische bezwaren aan kleven.’
Uw leeftijdsgens van 75 jaar waarboven je recht zou krijgen op zelfdodingsmiddelen maakt een nogal willekeurige indruk.
‘Dat kun je over iedere leeftijdsgrens zeggen. In ieder geval mag je daaruit nooit de conclusie trekken dat het dus maar aan niemand gegeven moet worden. Dat doen we toch ook niet met de AOW, waar de leeftijdsgrens even willekeurig is? Ik heb over die grens geen definitieve dingen willen beweren. Misschien moet je naar tachtig jaar, maar je zou ook een fasering kunnen invoeren: tussen de 65 en 75 krijg je de zelfdodingsmiddelen alleen na herhaalde gesprekken met een arts, daarboven is de verstrekking vrij.’
Als er op zo'n grote schaal zelfdodingsmiddelen gaan circuleren, zullen ze ongetwijfeld óók in verkeerde handen terechtkomen. Wordt dat niet erg gevaarlijk?
‘Er zijn twee gevaren. Het ene gevaar is dat deze middelen in handen komen van mensen die er een moord mee willen plegen. Het andere gevaar is dat ze in handen van jongeren komen, en dan denk ik vooral aan jongeren die daartoe pressie op oude mensen
| |
| |
uitoefenen. Die risico's moet je aanvaarden. Je zult middelen moeten zien te vinden waarbij je deze gevaren zoveel mogelijk inperkt. Maar dan nog zal er wel eens iets misgaan. Gevaren bestaan er ook bij autorijden, maar we gaan er mee door, ook al weten we dat het ieder jaar duizenden slachtoffers zal kosten.
Wanneer je de mensen deze middelen onthoudt, gebeuren er andere ongelukken. Dan gooien ze zich voor treinen waar het personeel dan weer levenslange trauma's aan overhoudt.’
U bent niet christelijk?
‘Ja. Ik ben zonder enig geloof opgevoed.’
Denkt u ook niet dat veranderingen op dit gebied altijd door niet-gelovigen zullen moeten worden geïnitieerd?
‘Dat neem ik aan. Dat er nu zoveel beweging is rond dit onderwerp komt ook doordat het geloof minder greep heeft gekregen op deze vraagstukken. Je ziet bij gelovigen meer aarzelingen. De stelling dat alleen God over het leven mag beschikken, is irreëel geworden omdat de mens zelf in staat is gebleken tot levensverlengende handelingen. Heel opvallend: ik zat in een radio-uitzending van de KRO met enkele gelovigen en er was niemand die het geloof als argument naar voren bracht.’
Voor u houdt alles definitief op met de dood?
‘Absoluut. Ik kan me er verder niets bij voorstellen.’
U praat er laconiek over. Er zijn atheïsten, zoals Elias Canetti, die de dood vervloeken.
‘Ze haten hem en ze verachten mensen die geen verachting hebben voor de dood. Canetti zou mij zeker verachten. De dood als een vijand zien, dat heb
| |
| |
ik helemaal niet. Wèl kan ik meevoelen met dat zesjarige meisje dat ergens zei: “Doodgaan vind ik niet zo erg, maar wat me wel een gekke kriebel geeft in mijn buik, dat is dat er na mij nog mensen blijven leven”.’ Hij lachte spontaan. ‘Dat is aardig, hè?
Die opstandigheid van Canetti kan ik helemaal niet delen. Voor mij is de dood essentieel voor de waarde van het menselijk leven. Ons hele waardenscala is ingesteld op het feit dat er een einde aan ons leven komt. Je moet er niet aan denken dat je een eeuwig leven zou hebben. Als je eeuwig blijft leven, wordt alles wat je doet betrekkelijk zinloos. Het leven wordt vormloos wanneer het zijn einde verlies.
Al die fantasieën over een hiernamaals maken op mij een machteloze indruk. Eeuwig zingende engelen om je heen, ik moet er niet aan denken. Ik heb me vaak afgevraagd: in welke staat zou je dan voortleven in het hiernamaals? Als je als 80-jarige bent gestorven, ga je dan als 80-jarige ook door, met het verval van dien? Of leef je als baby voort? In de middeleeuwen heeft een of andere kerkvader bedacht: als 30-jarige. Dat vond hij de mooiste leeftijd.’
U heeft in uw directe omgeving een tragisch sterfgeval meegemaakt: de vroege dood van een broer aan wie u zeer gehecht was. Voelde u ook toen geen opstandigheid?
‘Nee, hoe absurd het ook was: een 48-jarige man, een sterke, briljante persoonlijkheid die plotseling overlijdt. Op zulke momenen zou je gelovig moeten kunnen zijn om te kunnen schelden op God.’
Aan organiseren heeft hij een hekel, maar hij beseft
| |
| |
dat er nog vaak in zijn richting zal worden gekeken als de vrije verstrekking van zelfdodingsmiddelen aan ouderen een maatschappelijk issue wordt.
Drion: ‘Ik aarzel of ik een rol zal blijven spelen in de discussie. Ik voel me helemaal geen deskundige. Maar na al die reacties kan ik niet zeggen: ik heb er verder niets meer mee te maken. Ik heb toch een verantwoordelijkheid opgedrongen gekregen door dat stukje. Mocht de discussie wegebben, dan zal ik ook zeker de neiging hebben om haar weer op te poken. Maar om er nu een organisatie voor op te zetten, nee, dat moeten anderen maar doen, daar ben ik niet geschikt voor.’
NRC Handelsblad, 7 december 1991
|
|