moeilijk betwijfeld worden. Maar mag dat een reden zijn om aan oude mensen de hier verdedigde mogelijkheid en de door die mogelijkheid geboden rust, te ontzeggen?
Wanneer men een redelijk gelukkig mens van zestig ontmoet en hoort dat hij of zij op dertigjarige leeftijd een poging tot zelfmoord heeft gedaan, zal men bij zichzelf denken: wat is het goed dat die poging is mislukt. Maar stap een verzorgingshuis binnen om een bejaard familielid of vriend te bezoeken: wie zal tussen die oude hulpeloze mensen, stil in een hoekje voor zich uitstarend of wat onverstaanbare dingen mompelend, vaak niet in staat zelf het eten tot zich te nemen, op verzorgers aangewezen voor al hun behoeften, wie zal dáár de gedachte in zich voelen opkomen: ‘'t Is maar goed dat geen van deze mensen de gelegenheid heeft gehad zijn leven op een eerder moment te beëindigen’?
Wat ik hier bepleit, gaat voor oudere mensen van een grotere autonomie uit dan waar tot dusver bij de discussies over euthanasie aan pleegt te worden gedacht. Misschien valt er iets voor te zeggen de hier bepleite mogelijkheid, althans om te beginnen, te beperken tot de alleen wonende bejaarden. Een zelfdoding van een niet alleenstaande raakt wel héél ingrijpend het leven van degene met wie men samenleeft en misschien is aan de andere kant in geval van een samenleven het gevaar van onaanvaardbare pressie groter. Maar wat mij in ieder geval belangrijk lijkt, is dat het hier besproken probleem op zich zelf, dus los van de euthanasieproblematiek van de zieke mens,