ben nu nog maer vyf-en-twintig jaren oud en nu heb ik toch al minstens tweemael zooveel geliefden gehad als ik lenten tel; ik heb sedert een tiental jaren in de vreugde, in het genot gezwommen, denkt gy dat ik daer nu een zierken om te slechter ben?
- Gy zyt er ook niet te beter om, antwoordde vry weg de goedaerdige Willem, en als gy op uwe voetstappen van over tien jaren moestet terug gaen, zoo zoudt gy er gewis overvloedige stoffe tot gewetensonderzoek vinden; hoe vele schuldelooze meisjens!.....
- Ust! ust!.. nam hem Alfried het woord af, ik bid u, vriend, geene sermoenen! Gy zyt immers te verstandig om uw jongmans-geweten te willen onderzoeken.... en wat die meisjens betreft... Wy koopen eenen hoed, eenen schawl... en, drommels, daermeê is alle eer gedekt!...
En de wulpsche jongeling lachte luidkeels, even als iemand die lacht zonder ziel.
- Nu, Alfried, laet ons dit gesprek staken, zeide Willem eenigzins wrevelig, ik zou u moeten waerheden zeggen, en waerheden zyn soms al zware lasten op het hart.
- Nu, nu, viel de losbol op zynen gewoonen schertsenden toon in, laet ons dan wat over paterkens en nonnekens klappen!....
- Ook dat niet, hernam Willem; maer, vervolgde hy, om de samenspraek te keeren, haddet gy my laetst niet gezegd dat gy voornemens waert u op den handel toe te leggen, dat gy een handelhuis wildet overnemen?
- Er is spraek daervan geweest, antwoordde Alfried, maer wat heb ik noodig my het hoofd met handelszaken te breken; ik heb fortuin genoeg om televen, ik hoef voor geene toekomst te zorgen, en daerenboven, zoo als ik u verklaerd heb, wanneer het jongmansleven my zal