- Nu, goed, brak Theodoor af; en gy zyt wel zeker dat de dwazerik my niet zal doen vervolgen.
- Heel zeker, antwoordde Wanne, hy wil stellig niet dat er nog meer gerucht van die zaek gemaekt worde.
- Zoo kom ik er wel van af, bemerkte Theodoor; ik had nogthans eene dwaze streek begaen.
- Ja, hernam Wanne op slimmen toon, zulke middelen zyn niet goed om zich te wreken; gy hadt u zelven kunnen in het verderf storten.
- En welke middelen vindt gy beter om my te wreken? Ik moet my nogthans wreken, sprak de jongeling met opwellende woede.
- Geef my het noodige geld om alles te bekostigen, antwoordde Wanne verder; ik ga morgen terug naer de stad, en ik beloof u bewysstukken, die Klaes voor eeuwig zullen schandmerken, die hem van schaemte zullen doen vlugten.
- Welnu ja, ga en tracht te weten van waer die bastaerd gekomen is, of zyne ouders dieven of moordenaers waren.
- Dit zal ik, hernam Wanne met eene helsche vreugde, en zoodra wy bewysstukken hebben, vervolgde zy, zal hy zyne matten oprollen en jofvrouw Nathalia kan dan nog eenen of anderen boerenknecht tot vryer nemen.
- Ga morgen, gebood Theodoor; kom met de papieren terug, stel ze my in het geheim ter hand en spreek er aen niemand een woord over.
Hy stopte Wanne eene beurs geld in de hand en stapte langs achter het hoeveken af.