Geen werk, geen brood!
(1870)–Emmanuel van Driessche– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
Eerste tooneel.
brein, karel, thomas, bertha, lowietje. werkvolk, (mannen en vrouwen.)
BREIN.
Bij het opgaan der gordijn woelt het werkvolk dooreen en houdt zich links op het achterplan, Brein rechts voor de fabriek; muziek tot na den intreê van Karel. Gelooft mij, vrienden, gij zijt misleid geworden door kwaadwillige lieden; uwe eischen zijn onbillijk, wat gij wilt is onmogelijk! Gemor. Luistert naar goeden raad, weest redelijk, en begeeft u aan liet werk!..
THOMAS.
Vooraan het werkvolk. Wij weigeren nog langer uwe slaven te zijn!...
LOWIETJE.
Weg met de meesters!
STEMMEN.
Weg met de meesters!
BREIN.
Ik bid u, vrienden, komt tot rede; treedt met mij de fabriek binnen; anders kunt gij u heden het grootste kwaad berokkenen.
BERTHA.
Laat u door zijne vleitaal niet misleiden, jongens; houdt stand; de meesters moeten buigen of barsten | |
[pagina 24]
| |
LOWIETJE.
Wij werken niet!
STEMMEN.
Wij werken niet!
THOMAS.
Weg met den verleider! Gemor.
BERTHA.
Wij lachen met zijne schoone woorden!...
BREIN, ter zijde.
De ongelukkigen! zij verstaan geene rede!
THOMAS.
Ja, hij hoont ons, gezellen, en wij zullen het niet langer verdragen!
BERTHA.
Weg met den huichelaar!
STEMMEN.
Weg met den huichelaar! Hevig gemor; zij treden dreigend op Brein toe; Thomas, Bertha en Lowietje vooraan. | |
Tweede tooneel.
vorigen karel.
KAREL.
Rechts achtergrond op; springt vlug voor Brein, zijn hamer in de lucht zwaaiende. Staat of vreest!... Algemeene verslagenheid; dewerklieden wijken; na eene poos. - Gezellen, wie onder u niet verdwaald en verblind is, kome naar de fabriek!
BREIN.
Ja, vrienden, volgt uwen wijzen gezel: elke geweldenarij zou u in het verderf storten. | |
[pagina 25]
| |
KAREL.
Maakt gebruik van uwe rede, en gij zult mijnen raad volgen. Gemor van eene zijde; eenige lieden scharen zich bij Karel rechts; het grootste gedeelte wijkt naar de zijde der herberg onder geleide van Thomas en Bertha.
THOMAS, op de afgewekene werklieden.)
De lafaards! zij zullen zich onderwerpen!...
BERTHA.
Laat ze begaan!... zij zullen het duur betalen!...
LOWIETJE.
Ja, duur zullen zij het betalen!
KAREL, tot de werklieden rechts.
Komt, gezellen, komt; onze verdwaalde broeders zullen weldra inzien dat zij hun eigen ongeluk bewerken.
BREIN.
Ja, komt, gedraagt u als mannen; toont dat gij rede en verstand bezit. Brein, Karel en een derde werklieden rechts af in de fabriek; hevig gemor in den groep links. - Muziek. | |
Derde tooneel.
vorigen, behalve brein en karel.
THOMAS.
De verraders!... zij verlaten ons op het oogenblik dat wij door eendracht onze macht moeten doen gevoelen!... Ho, Karel, dat zal u duur komen te staan!
LOWIETJE.
Ik verraad u niet, he, voorzitter?
THOMAS.
Neen, gij zijt een brave jongen, en ik zal u beloonen. | |
[pagina 26]
| |
BERTHA.
Die lafaard zal nooit meer een voet over onzen drempel zetten.
THOMAS.
En Trees zal zich wel wachten hem nog de minste blijk van toegenegenheid te geven.
LOWIETJE.
En mij dan, voorzitter?
THOMAS.
Gij moogt met haar spreken.
BERTHA.
U mag zij beminnen.
THOMAS.
Asa, broeders, wij houden ons bij elkander; en wil men ons weêr aan den arbeid krijgen, zoo zal men ons toestaan wat wij vragen. De werkman is geen hond; hij ook heeft zijne rechten!
LOWIETJE.
Ja, zeker hebben wij onze rechten...
STEMMEN.
Wij eischen onze rechten!
THOMAS.
Intusschen, kamaraden, moeten wij hier niet met drooge kelen staan: de broeders uit andere steden, des noods uit andere Landen, zullen ons ter hulpe komen; wij kunnen aldus drinken en teeren op kosten der maatschappij.
STEMMEN.
Te drinken! te drinken! | |
[pagina 27]
| |
LOWIETJE.
Wacht, voorzitter; ik zal ik bestellen. - Kwak, he, jongens? het moet kwak zijn, niet waar?
BERTHA.
Ja, en ik zal schenken!...
STEMMEN.
Ja; spoedt u maar! spoedt u maar! Lowietje en Bertha in de herberg.
THOMAS.
Dus, broeders, moedig en onwankelbaar in den tegenstand! want het is inderdaad niet meer uit te houden: wij zwoegen en slaven en de meesters verrijken zich met ons zweet. Gijliê verstaat dat nog niet, zooals ik; ik heb mij dat laten uitleggen van verstandige Heeren, die onze belangen ter harte nemen, die onze vrienden, die onze ware broeders zijn. Hoort eens hoe het gaat, hoe de volksverdrukkers op onzen arbeid speculeren: gij hebt hier mijnheer Brein, niet waar? welnu, die heeft eerstens, als bestuurder der fabriek, eene groote jaarwedde, tweedens, als actionnaris, groote intresten en dividenden, zooals de geldschieters dat noemen; en wij, arme duivels, domme sukkelaars, wij zwoegen van den morgend tot den avond voor een stuk brood, voor lompen van kleederen en slechte woningen, nauwelijks kunnen wij een teug drinken om ons lijden te verzachten!...
LOWIETJE.
Uit de herberg gevolgd van Bertha met glazen. He, voorzitter, ziehier hebben wij eene geheele provisie lekkeren kwak... alles op rekening van de kas!.. Bertha geeft glaasjes rond.
BERTHA.
Ja, jongens, gij hebt recht op een borrel, dewijl de meesters de vruchten van onzen arbeid in weelde verbrassen. Zij heeft eene der twee fiesschen van Lowietje genomen en helpt schenken. | |
[pagina 28]
| |
THOMAS.
Dewijl zij met koets en paarden rijden, dewijl zij paleizen bewonen en hunne tafel vol lekkere spijzen en wijnen hebben... De glazen zijn rondgegeven en gevuld.
LOWIETJE.
Is iedereen bediend? ter zijde. Dan moet ik zorgen dat ik mij zelven niet vergeet. Hij drinkt uit de flesch.
THOMAS.
Asa, broeders, een dronk op de herstelling onzer heilige rechten!
BERTHA.
Op de verhooging van het dagloon!
LOWIETJE.
Op de afschaffing der exploitatie!
STEMMEN.
Weg met de exploitatie! Allen drinken.
THOMAS.
En nu, broeders, het werkmanslied aangeheven!...
BERTHA.
Ja, zingen wij het werkmanslied!
STEMMEN.
Het werkmanslied!
THOMAS.
In 't werk ligt onze kracht,
Het werk is onze macht;
Het zure werk schenk' ons het leven,
Doch billijk loon word' ons gegeven,
En vrijheid, ja, en burgerrecht,
Word' ons, als werkman, toegezegd,
Wen meesters in paleizen prijken
En zich met 's werkmans zweet verrijken!
| |
[pagina 29]
| |
CHOOR (met de glazen in de hand.)
De werkman drinke,
Zijn stemme klinke
Vrij en blij:
Weg met de slavernij!...
II.
In 't werk ligt onze kracht,
Het werk is onze macht;
Wij geven kapitalen leven,
Door zwoegen, zweet en slaaflijk streven!
Maar 't zij niet langer dan alleen
Voor meesters, die op 't laag gemeen,
Met spot en afkeer nederkijken
En zich met 's werkmans loon verrijken!
CHOOR.
De werkman drinke,
Zijn stemme klinke
Vrij en blij:
Weg met de slavernij!...
III.
In 't werk ligt onze kracht,
Het werk is onze macht,
Onz' armen zijn ons kapitalen,
Dier waarde zal men ons betalen:
Onz' arbeid worde met het geld
In gelijke waarde nu gesteld;
Geen werker zal voortaan nog wijken
Voor luiaards die met schatten prijken!
CHOOR.
De werkman drinke,
Zijn stemme klinke,
Vrij en blij:
Weg met de slavernij!...
(Drinken, gewoel, en geroep: Weg met de slavernij!)
| |
[pagina 30]
| |
THOMAS.
Op de fabriek wijzende. Zie, broeders, het stoomtuig is in beweging... Zij werken, de verraders!
BERTHA.
Ja, zij kruipen voor hunne meesters, de lafaards!
LOWIETJE.
Willen wij ze dwingen het werk te staken?
BERTHA.
Ja, wij zullen hun beletten te werken!
THOMAS.
Hoedat?
LOWIETJE.
Laat blijken dat hij dronken is. Laat ons de fabriek aan stukken slaan!
STEMMEN.
Ja, de fabriek aan stukken! (Zij woelen op de fabriek aan. - Eenige steenen (ballen papier of karton achter de schermen opgenomen en van hand tot hand overgegeven) vliegen uit den groep in de richting der fabriek; men hoort, dien ten gevolge, als gebroken ruiten vallen. De houding der werklieden laat blijken dat de drank hen aanhitst. - Begeleiding van muziek voor dit gansche tooneel, tot na den intrêe der soldaten.
| |
Vierde tooneel.
vorigen, de officier, soldaten.
STEMMEN.
In de richting der fabriek, rechts. Soldaten!... ziet, dáár, soldaten!... | |
[pagina 31]
| |
THOMAS.
Zich voor het volk plaatsende. Houdt u stil; laat mij begaan!... Zij wijken op den achtergrond, links.
LOWIETJE.
Met doffe stem. Laten wij ze aanvallen!
BERTHA.
Insgelijks. Doodslaan!
STEMMEN.
Insgelijks. Doodslaan!
THOMAS.
Tot het werkvolk. Stil, zeg ik u!... laat mij spreken. (De officier met ontblooten degen is intusschen met zijne mannen op het tooneel gekomen, en, na eene kleine contremarche gemaakt te hebben, gebiedt halte! op het voortooneel rechts.)
THOMAS.
Tot den officier. Het is aldus voor ons, dat gij hier met die gewapende macht komt paraderen?
OFFICIER.
Ik hoop neen, vriend; gij allen zult uw verstand gebruiken, en, als wijze menschen, als brave werklieden, naar uwen ar beid gaan.
THOMAS.
Het lust ons niet te werken.
STEMMEN.
Wij werken niet!
OFFICIER.
Zoo, het lust u niet te werken? dit staat u vrij. Gaat aldus naar uwe woningen, en stoort niet verder de openbare rust. | |
[pagina 32]
| |
THOMAS.
Wij zouden willen zien wie het ons verbieden zal hier op de openbare plaats te verblijven.
OFFICIER.
Het opperhoofd der policie dezer stad, uw heer burgemeester, wien gij, als vrije en beschaafde burgers, gehoorzaamheid verschuldigd zijt, verbiedt, voor het oogenblik, alle samenscholingen van volk.
THOMAS.
Ha! ha!... hij verbiedt alle samenscholingen van volk!... Ziedaar dan de gelijkheid der belgische burgers voor de wet!... onze meesters mogen zich vereenigen, zich associëren, zich te onzen koste verrijken, zooveel als zij maar willen, en zoo wij ons billijk recht eischen, wanneer wij een behoorlijk dagloon voor onzen zuren arbeid vergen, zendt men de gewapende macht tegen ons op!... Welnu, vermoord ons! Schiet ons hier allen op straat aan stukken!
OFFICIER.
Er zal u geen het minste leed geschieden, indien gij u als deftige burgers gedraagt: de gewapende macht dient om den braven burger te beschutten, om alle misdrijf te beletten of te bestraffen.
THOMAS.
Het is eene spotternij! eene schande!
STEMMEN.
Hoe! Hoe! slaat dood! slaat dood!... Gewoel en gemor. - Muziek tot het einde van het tooneel.
OFFICIER.
Tot zijne mannen. - Mannen, past op!. tot het volk. - Rust en orde zullen gehandhaafd, en de eigendommen ongeschonden blijven! geroep en dreigende houding. | |
[pagina 33]
| |
STEMMEN.
Valt aan! valt aan!
OFFICIER.
Vooraan zijne mannen met gevelde bajonnet. Achteruit, verlaat deze plaats!... Het volk wijkt langs den achtergrond links, de soldaten maken eene contremarche en gaan zich rechts achter de fabriek plaatsen, bij het uitgaan: Mannen, vatten wij hier post, en bewaken wij de fabriek. Zij verblijven achter de schermen rechts, onzichtbaar voor den aanschouwer. | |
Vijfde tooneel.
thomas, lowietje, bertha, volk.
THOMAS.
Allen komen langzaam en stil wêer het tooneel op, Thomas vooraan. -Ziedaar... ze zijn achter de fabriek geweken!Hij wenkt; het volk schaart zich rond hem.
BERTHA.
Ge kunt u eventwel zoo niet als lafaards laten behandelen!
LOWIETJE.
Zeker niet, voorzitter, dat kunnen we niet...
THOMAS.
Het is waar; ik heb aan de broeders uit Brussel beloofd dat wij voor niets zouden terugwijken! welnu, wij zullen, niet wijken!
STEMMEN.
Wij zullen niet wijken!
LOWIETJE.
Laat ons het stoomtuig doen springen!
THOMAS.
Wat zegt gij? | |
[pagina 34]
| |
LOWIETJE.
Ik zal dáár, rechts voorplan, langs achter in de fabriek dringen, een zwaren ijzeren staaf tusschen de raderen der machien werpen, en alles springt te barsten!
THOMAS.
Aarzelend. En, zoudt gij... dit durven?
LOWIETJE.
En waarom niet? ter zijde. Ik zal er immers zijne dochter voor krijgen. - Nu, wil ik?
STEMMEN.
Ja, doe de fabriek springen!
LOWIETJE.
Laat mij begaan! Hij sluipt rechts langs het voorplan de fabriek in.
THOMAS.
Zichtbaar angstig. Komt, broeders, verwijderen wij ons thans...
BERTHA.
Ons verwijderen?... nooit! Het werkvolk schijnt meer en meer dronken; er wordt op eens een vreeslijk gerucht in de fabriek gehoord.
THOMAS.
Hoort!... mijn God!... het stoomtuig is gesprongen!
BERTHA.
Dat zal hun leeren onze rechten te miskennen! Muziek tot het einde. | |
[pagina 35]
| |
Zesde tooneel.
vorigen, officier, soldaten.
OFFICIER.
Achter de schermen rechts. - Voorwaarts!... Het werkvolk neemt eene dreigende houding op den achtergrond links; de soldateu voor de fabriek rechts.
STEMMEN.
Voor leven of dood! Het volk stoot Thomas vooruit.
OFFICIER.
Achteruit!...
STEMMEN.
Hoe! hoe!... Gemor en gewoel.
OFFICIER.
Voor de tweede maal: achteruit!
STEMMEN.
Nooit! Steenen worden naar de soldaten geworpen:
OFFICIER.
Ongelukkigen, spaart uw leven!
STEMMEN.
Dood! slaat dood!... Nog steenen.
OFFICIER.
Voor de laatste maal: achteruit! Hevig gemor onder het volk. Vuur!... Het schot gaat los. | |
Zevende tooneel.
vorigen, brein, karel, trees.
BREIN.
Uit de fabriek. Houdt af! houdt af!... | |
[pagina 36]
| |
KAREL.
Insgelijks. Spaart het werkvolk!... de schuldige is op den slag gedood gebleven! Het volk vlucht langs alle zijden van het tooneel. Thomas valt; Bertha zulks merkende stort hij zijn lichaam neder; de soldaten scharen zich op den achtergrond rechts.
TREES.
Uit den achtergrond rechts. Vader! o, mijn vader! Zij werpt zich insgelijks bij Thomas ten gronde. Brein en Karel onderzoeken den gekwetste.)
BERTHA.
Thomas, zij hebben u gemoord!...
TREES.
God! mijn vader sterft!
KAREL.
De ongelukkige! zijn schouder is verbrijzeld!
BREIN.
Vlug! een heelmeester!
KAREL.
Een stond! ik vlieg! Vlug rechts af. (Tafereel. - Muziek.)
einde van het tweede bedrijf. |
|