Het verbond van heks en duivel
(1983)–Lène Dresen-Coenders– Auteursrechtelijk beschermdEen waandenkbeeld aan het begin van de moderne tijd als symptoom van een veranderende situatie van de vrouw en als middel tot hervorming der zeden
[pagina 100]
| |
3. Waarom vrouwen meer verdacht zijn dan mannen en welke vrouwen speciaala. Waarom hekserij meer voorkomt bij vrouwen dan bij mannenWij zullen de argumentatie van de auteurs weer volgen aan de hand van de door henzelf gemaakte indeling.Ga naar eind1 Achtereenvolgens behandelen zij: 1. waarom bij het zwakke geslacht hekserij méér voorkomt dan bij mannen; 2. welk soort vrouwen het meest tot hekserij geneigd is en waarom; 3. waarom vroedvrouwen alle heksen in boosheid overtreffen. In de Malleus zelf gaat de beantwoording van deze vragen vooraf aan de uitwerking van de hoofdkenmerken van de nieuwe sekte. Voor de doelstelling van de Malleus is dat dienstig. Het onderstrepen van de door vroegere auteurs beschreven slechte eigenschappen van vrouwen en het actualiseren daarvan voor de eigen tijd, meet het misdadige duivelsverbond, dat blijkbaar door velen betwijfeld wordt, aannemelijker maken.Ga naar eind2 Maar om het ontstaan van de heksenleer achteraf te verklaren, leek het mij beter eerst de leer uiteen te zetten en dan te bezien in hoeverre de visie van de auteurs op vrouwen en hun situatie in de lijn van die leer ligt. Belangrijk is daarbij vooral in het oog te houden of zij eigentijdse maatschappelijke factoren naar voren brengen, die de geneigdheid van de vrouw tot de nieuwe sekte moeten verklaren. Bij de uiteenzetting van de grotere geneigdheid van vrouwen tot hekserij beroepen de auteurs zich op ‘verschillende geleerden’, die zij niet nader noemen. De motieven die zij bij deze geleerden gevonden hebben, ordenen zij op drie manieren. In feite sluit de eerste groep motieven nauw bij Niders Formicarius aan, de tweede bij diens Praeceptorium en de derde bij het in Antoninus' Summa opgenomen alfabet van slechte eigenschappen van de vrouw.Ga naar eind3 Zij gebruiken die bronnen echter tamelijk vrij. Dat zij Nider en Dominici niet noemen, vindt waarschijnlijk zijn verklaring in het feit, dat de meeste door deze auteurs genoemde afzonderlijke motieven weer op oudere auteurs teruggaan en door langdurig en kwistig gebruik een grote bekendheid genoten. Trouwens, de genoemde slechte eigenschappen liggen volgens de auteurs in de aard van de vrouw. Het zou niet overtuigend zijn om dan alleen eigentijdse bronnen te noemen. Maar het is heel duidelijk dat zij Nider en Dominici wèl gebruiken. Voor Nider is dat al heel duidelijk. Zijn redenering wordt voor een groot deel gevolgd.Ga naar eind4 Maar ook het gebruik van het alfabet is overtuigend aan te tonen.Ga naar eind5 Uit Dominici's commentaar op alle 23 letters van het alfabet worden citaten en voorbeelden overgenomen, zij het in een andere ordening: niet alfabetisch, maar gegroepeerd om de kernondeugden die de vrouw tot hekserij disponeren. Vooraf maken de auteurs de predikanten erop attent dat het om een preekstof | |
[pagina 101]
| |
gaat die - mits met een zekere discretie gebracht - bij vrouwen geliefd is.
De eerste groep motieven voeren de auteurs op ‘enige geleerden’ terug, die beklemtonen dat vrouwen geen maat houden.Ga naar eind6 Zij neigen zowel in het goede als in het slechte naar het extreme. Dat geldt trouwens - zeggen zij - niet alleen voor hen, maar ook voor geestelijken en voor ‘de tong’. Zowel voor de verspreiding als voor de verdelging van het geloof heeft ‘de tong’ heel veel betekend. Daarom verscheen de H. Geest ook in de gedaante van vurige tongen en wordt Dominicus voorgesteld als een blaffende hond met een brandende fakkel in zijn bek, die de schapen verdedigt tegen de ketterse wolven. Over de extreme verderfelijkheid van geestelijken die niet volgens hun roeping leven, halen de auteurs allerlei kerkvaders en andere kerkelijke autoriteiten aan. Bijvoorbeeld Bernardus: ‘Onze prelaten zijn pilatussen geworden, onze zielzorgers geldzorgers.’Ga naar eind7 Of Gregorius: ‘Niemand schaadt de kerk méér dan degene, die de naam of rang van ‘heiligheid’ heeft en zich dan misdraagt. Want niemand waagt het zo'n misdadiger aan te klagen. Integendeel: hij wordt uit hoofde van zijn rang nog geëerd ook. Zijn slechte voorbeeld maakt hem daardoor nóg schuldiger.’ Dat deugdzame geestelijken extreem goed doen wordt niet uitgewerkt, waarschijnlijk omdat het vanzelfsprekend werd geacht. Uit het citaat van Gregorius en Bernardus blijkt echter dat de auteurs zich wel degelijk bewust waren van de repercussies van het verderf in de top van de kerkelijke hiërarchie. Om de extremiteit van de vrouwelijke boosheid toe te lichten, worden citaten van klassieke en kerkelijke schrijvers gebruikt, die ook in het alfabet van Dominici voorkomen: Ecclesiasticus 25, Johannes Chrysostomos, Cicero, Seneca. De in het alfabet genoemde voorbeelden van slechte vrouwen worden voor de derde groep motieven bewaard. Wel worden in dit verband voorbeelden van extreem-goede vrouwen gegeven. De auteurs putten daartoe zowel uit de bijbel als uit het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais. Opvallend is dat vooral vrouwen worden genoemd, die hun ‘vrouwelijke eigenschappen’ in dienst hebben gesteld van het volk Gods (Judith, Debora, Esther) of van de bekering van heidense volkeren (Gilia van Hongarije en Clothilde van Frankrijk).
Een tweede groep geleerden beklemtoont de volgende motieven: vrouwen zijn lichtgeloviger dan mannen. Dat komt de duivel te pas omdat hij het vooral op het geloof heeft gemunt; vrouwen zijn gemakkelijker te beïnvloeden, zowel ten goede als ten kwade. Door hun aard en gestel staan zij meer open voor suggesties van geesten;Ga naar eind8 zij kunnen geen geheimen bewaren. Praatziek als zij zijn, vertellen zij aan andere vrouwen wat zij weten over geheime kunsten; tenslotte zijn zij wraakzuchtig, maar zwak. Daardoor zijn zij geneigd om hun toevlucht te nemen tot heksenkunsten.
Dan is er tenslotte een derde groep geleerden, die nog een aantal motieven | |
[pagina 102]
| |
toevoegen. Maar daarmee moeten de predikanten voorzichtig omspringen, want al is de bijbel vernietigend over Eva en haar navolgsters, vergeten mag niet worden, dat Eva vanwege Maria in Ave is verkeerd. Waar enigszins mogelijk moeten vrouwen dus geprezen worden, maar dat neemt niet weg dat de schandelijke hekserij van tegenwoordig meer onder vrouwen dan onder mannen voorkomt. En dat is geen wonder, omdat zij welbeschouwd in alle geestelijke en lichamelijke krachten tekortschieten. Op een zestal punten wordt dat uitgewerkt en toegelicht met voorbeelden en uitspraken, die ook in Dominici's commentaar bij zijn alfabet voorkomen. Het eerste punt betreft de verstandelijke inferioriteit van de vrouw. Daaraan ligt ten grondslag dat zij van nature zinnelijker is dan de man. Dat blijkt ook wel uit de vele vormen van ontucht die zij bedrijft. Haar gebrekkigheid hangt samen met de wijze waarop zij geschapen is: uit de kromme rib van Adam, die als het ware van hem wegbuigt. Door haar gebrekkigheid is zij slechts een onvolkomen dier, dat altijd wil bedriegen. Delila, de vrouw van Samson, wordt als voorbeeld aangehaald. De term femina wijst er trouwens al op dat zij minder geloof heeft, want dat woord komt - zoals wij al zagen - van fe (fides, geloof) en minus. En de auteurs concluderen: ‘Daar de vrouw dus van nature slecht is en minder geloof heeft, loochent zij ook eerder het geloof, hetgeen de grondslag van de hekserij is.’ Het tweede punt van inferioriteit ligt op het gebied van de wil. Het ligt in de natuur van de vrouw om een gloeiende haat te koesteren tegen degenen van wie ze gehouden heeft, maar die haar hebben laten schieten. Een hele reeks voorbeelden van haat, jaloezie en razernij, die aan het alfabet zijn ontleend, worden hier genoemd. Naast duidelijke voorbeelden - zoals Medea - worden ook goede vrouwen - die tóch jaloers waren - ten tonele gevoerd: Sara, Rachel, Hanna, Miriam (de zuster van Mozes) en Martha. Ook de gestorven koppige vrouw die blijkens het Speculum Historiale stroomopwaarts de rivier afdreef,Ga naar eind9 dient als voorbeeld. Maar de auteurs laten hier ook een eigen geluid horen. Naar aanleiding van het voorbeeld van de wraak - de door Jozef afgewezen vrouw (Genesis 30)Ga naar eind10 - roepen zij uit: ‘Ja waarlijk: de hoofdoorzaak van de uitbreiding van de heksensekte ligt in de beklagenswaardige naijver tussen getrouwde en ongetrouwde vrouwen en mannen!’ Hun conclusie luidt: vrouwen zijn dus meer geneigd om hun toevlucht te nemen tot hekserij vanwege hun buitengewone hartstochtelijkheid en wraakzucht. Tot een gebrek aan geheugen wordt teruggebracht dat vrouwen van nature hun eigen impulsen willen volgen en zich niet aan anderen onderwerpen. Zij vergeten wat zij hebben en willen voortdurend méér. Wie zijn vrouw niets durft te weigeren, is een erbarmelijke slaaf. En dan volgt een hele reeks voorbeelden van vrouwelijke heerszucht en hebzucht: voorbeelden van vrouwenmacht en vrouwenlist, die ook Dominici noemt. Niet alleen vrouwen die uit wraakzucht hun kinderen doodden (Medea) of de tweede vrouw van hun echtgenoot (Laodice), maar ook vrouwen die er de oorzaak van waren dat hele koninkrijken te gronde gingen (Helena, Cleopatra, Jezebel, Athalia). De auteurs durven zelfs stellen: ‘Bij nader onderzoek blijken de meeste koninkrijken door vrouwen te gronde te zijn gegaan.’ | |
[pagina 103]
| |
Een volgende eigenschap die de vrouw tot hekserij disponeert, is de vleselijke begeerte, die haar lichaam eigen is. Hier gaan de auteurs daar maar kort op in, maar op andere plaatsen des te meer. Conform Dominici wordt dit punt onder andere toegelicht met de bekende uitspraak: ‘De vrouw is een chimaera. Maar bedenk dat dit monster wel het schone aangezicht van een leeuw heeft, maar het lijf van een stinkende geit en de staart van een giftig serpent. Dat betekent dat haar aanblik wel aantrekkelijk is, maar de aanraking besmettelijk en de omgang met haar dodelijk.’ (Valerius ad Rufinum).Ga naar eind11 ‘Zonder vrouwen’ - concluderen de auteurs - ‘zou de wereld van ontelbare gevaren verschoond gebleven zijn. Hoe groot is dan tegenwoordig het gevaar nu velen van hen heksen zijn.’ De volgende twee punten lichten die gevaarlijke aantrekkelijkheid nog verder toe. Haar stem is zoet maar bedriegelijk, want de vrouw is van nature leugenachtig. Die stem wordt vergeleken met de zang van de Sirenen. Sirenen trokken de scheepvaarders aan om hen vervolgens te doden. Zo doden vrouwen de mannen door hun geldbuidel te ledigen, hun van hun kracht te beroven en hen tot afval van God te brengen. En weer conform het alfabet wordt de vrouw onder meer vergeleken met een roos: ‘Haar woorden behagen en verderven tegelijkertijd. De bloem van de liefde is de roos, omdat onder haar bloembladeren vele doornen verborgen zijn’ (Valerius ad Rufinum). Tenslotte wordt op haar behaagzucht gewezen. Haar hele voorkomen, haar houding, haar gedrag: het komt allemaal neer op ijdelheid der ijdelheden. Er is geen man op aarde die zich zó uitslooft om de goede God te behagen als de doorsneevrouw om mannen te behagen. Met een voorbeeld en een aantal teksten wordt ook dit punt onderstreept. Zo halen zij Prediker 7, 26 aan, weergegeven als: ‘Ik bevond de vrouw bitterder dan de dood; zij is de slinger van de jager; haar hart is een net; boeien zijn haar handen; wie God behaagt zal voor haar vluchten, maar de zondaar zal door haar gevangen worden.’ Zij stellen de theoretische vraag: ‘Hoe moet de kerk dan nu niet jammeren bij de aanwezigheid van zoveel heksen?’ En zij lichten de passage ‘bitterder dan de dood’ nog verder toe: ‘De vrouw is ‘bitterder dan de dood’, dat wil zeggen dan de duivel. Want Eva en niet de duivel heeft Adam verleid. De geestelijke dood, die zij bewerkstelligde, is erger dan de lichamelijke dood. Deze is trouwens een openlijke vijand. De vrouw daarentegen is een vijand die in het geniep te werk gaat.’ Enzovoort, conform het alfabet. Het requisitoir van verderfelijke eigenschappen wordt samenvattend afgesloten met de volgende uitroep: ‘Alle hekserij komt voort uit de vleselijke begeerte, die bij vrouwen onverzadigbaar is.’ Ten overvloede halen zij Spreuken 30 aan, waar van de mond van de baarmoeder gezegd wordt, dat deze nooit genoeg heeft. Om hun begeerte te bevredigen, verbinden vrouwen zich dus met duivels. Er zouden nog meer redenen zijn aan te geven, stellen de auteurs, maar zij laten het hierbij, omdat zij veronderstellen, dat de lezers intussen wel begrepen hebben, waarom de ketterij van de heksen meer succes heeft bij vrouwen dan bij mannen en zelfs aan de vrouwen haar naam ontleent. En zij prijzen de Allerhoogste, die tot nu toe het mannelijk geslacht voor zo een schandelijk gedrag heeft behoed. | |
[pagina 104]
| |
b. Welk soort vrouwen het meest verdacht is en waaromDe beschreven slechte eigenschappen van vrouwen kunnen volgens Sprenger en Institoris tot drie ondeugden worden teruggebracht: ongeloof, eerzucht en zinnelijkheid. Omdat de laatste ondeugd de overheersende is, zijn díe vrouwen het meest verdacht, die eerzucht aan wellust paren. Dat zijn: de overspelige vrouwen, de hoeren en de concubines van de groten der aarde.Ga naar eind12 Zij beheksen bij voorkeur op het gebied van seksualiteit en voortplanting. Thomas leert dat de duivel meer macht heeft ten aanzien van de geslachtsdaad dan ten aanzien van andere menselijke activiteiten. Dat komt omdat de erfzonde via de geslachtsdaad wordt doorgegeven. Daarom heeft de duivel volgens de auteurs meer vat op geile vrouwen. De ervaring heeft hun geleerd dat deze vrouwen om zichzelf te bevredigen en de machtigen der aarde - van alle rang en stand - aan zich te binden, ontelbare heksendaden verrichten. Tevens bereiken zij hiermee dat zij zelf niet vervolgd worden en de heksensekte zich ten koste van het geloof voortdurend uitbreidt. Ook leert de ervaring helaas dat zij zoveel afkeer bewerkstelligen tussen de gehuwden dat het verwekken van nakomelingschap gevaar loopt. Vervolgens gaan de auteurs in meerdere hoofdstukken op allerlei soorten van hekserij in, die op het gebied van seksualiteit en voortplanting liggen. De heksendaden ten aanzien van vee en gewas krijgen in de uiteenzettingen over de heksenleer minder aandacht en worden pas laat in het tweede deel van de Malleus ter sprake gebracht. Zij spelen wel door in de gebruikte voorbeelden en komen blijkbaar veel voor. Maar zij sluiten niet aan bij het betoog over de hoofdkenmerken van de heksen. Achtereenvolgens behandelen de auteurs de volgende vragen: of heksen in de harten van de mensen liefde of haat kunnen opwekken; of de heksen het voortplantingsvermogen of het zingenot kunnen blokkeren, en of en hoe zij het mannelijk lid kunnen beheksen.
Van de uitvoerige theologische bespiegelingen in het hoofdstuk over het opwekken van liefde en haat, zeggen de auteurs zèlf dat zij te ingewikkeld zijn voor de preekstoel.Ga naar eind13 Zij worden hier ook achterwege gelaten. Maar wat is voor de prediking dan wèl van belang? Daarin moet vooral benadrukt worden dat heksen bij mannen een buitengewone passie voor andere vrouwen kunnen oproepen. Zij kunnen hun hart zó laten ontvlammen dat ze door niets worden tegengehouden: door geen schaamte, straf of vermaan. Zij kunnen ook tussen gehuwden zulk een haat opwekken dat zij hun echtelijke plicht niet kunnen vervullen en geen nakomelingen kunnen verwekken. Zij kunnen mannen er toe drijven om diep in de nacht grote afstanden af te leggen om hun minnaressen te bezoeken. Dat mannen onverschillig staan tegenover een mooie echtgenote, maar in vuur en vlam raken voor andere, lelijke vrouwen, is kenmerkend voor de door heksen veroorzaakte ongeoorloofde liefde. Op deze mannen is het bekende beeld van toepassing van een stuurloos schip op zee, ten prooi aan de woedende golven. De beïnvloeding van de gemoedsgesteldheid van mannen - geestelijken zowel | |
[pagina 105]
| |
als leken - komt zóveel voor, dat de auteurs het onbegonnen werk vinden om in details te treden. Maar zij geven toch één voorbeeld: ‘Wij kennen een oud wijf, dat achtereenvolgens op dit gebied eerst drie abten behekste en vervolgens doodde. En de vierde dreef zij tot waanzin. De broeders van het betreffende klooster zijn eenstemmig in hun getuigenissen daarover. En zijzelf geeft het openlijk toe. Zij zegt onbeschaamd: ‘Ik heb het gedaan. Zij kunnen toch niet van mij afblijven, want zij hebben te veel van mijn drek gegeten.’ Die vrouw leeft nog altijd, omdat wij niet de macht hebben om een proces tegen haar te voeren en haar te straffen.’ Van dit soort beheksing zijn in het bijzonder mannen van hoge geboorte, prelaten en andere rijken het slachtoffer. In de huidige wereld is overspel en hoererij dan ook schering en inslag. Vincent van Beauvais vermeldt in zijn Speculum Historiale dat Hildegard von Bingen heeft voorspeld, dat er een tijd zou komen, waarin de vrouwen zouden heersen.Ga naar eind14 Maar dat die periode zo lang zou duren als nu het geval blijkt te zijn, heeft zij niet voorspeld.
Het eerste van de hoofdstukken over de verhindering van de voortplanting en de geslachtelijke samenleving vermeldt in zijn titel dat deze vorm van hekserij door de pauselijke bul is veroordeeld.Ga naar eind15 Dat is een uitzondering. De auteurs blijken zich dus wel degelijk te realiseren, dat zij de verschillende beschreven vormen van hekserij niet zo rechtstreeks met de bul kunnen verbinden als zij eerder suggereren, aan het begin van hun requisitoir tegen hoeren, minnaressen en overspelige vrouwen.Ga naar eind16 De beheksing van het voortplantingsvermogen wordt door Sprenger en Institoris opnieuw in verband gebracht met het grote aantal overspelige en hoererende vrouwen. Er zijn opponenten die beweren dat deze vorm van beheksing met betrekking tot gehuwden onmogelijk is vanwege de heiligheid van het huwelijk. Maar de auteurs slaan deze opponenten met theologische uitspraken van gezaghebbende doctores om de oren. God staat juist ten aanzien van de geslachtelijke functie - ook ín het huwelijk - meer beheksing toe, omdat deze meer verdorven is. Die verdorvenheid gaat niet alleen terug op de erfzonde, die via de geslachtelijke omgang wordt doorgegeven. De daad zelf is afschuwelijk en minderwaardig. De macht van de duivels ligt dan ook vooral in de lendenen van de mensen. Daar wordt de hardste strijd gestreden; een strijd die maar zelden wordt gewonnen.Ga naar eind17 De geslachtsdaad is zó minderwaardig - zetten zij in ander verband uiteen - dat de laagste soort duivels tot taak krijgen om als succubi en incubi met de mensen te paren. Het smerigste karwei krijgen de incubi op te knappen, want die moeten verkeren met wellustige vrouwen.Ga naar eind18 De mannen die de succubi hun zaad geven, doen dat daarentegen meestal tegen hun wil.Ga naar eind19 Omdat hekserij vooral door vrouwen wordt bedreven, ligt het voor de hand dat meer mannen door heksendaden in hun voortplantingsvermogen worden getroffen, vooral door impotentie.Ga naar eind20 De heksen zijn er op uit om op deze wijze mannen aan zich te binden. Maar daarmee keren zij zich ook tegen de getrouwde vrouw, met name door er voor te zorgen dat haar echtgenoot wèl met andere vrouwen kan paren, maar ten aanzien van haarzelf impotent is. Daardoor | |
[pagina 106]
| |
bevorderen zij dat de echtgenote haar toevlucht tot minnaars neemt. Een voorbeeld uit de ervaring van de auteurs: In de stad Merzburg (bisdom Konstanz) leefde een jonge man, die door beheksing maar met één vrouw de geslachtsdaad kon verrichten. In aanwezigheid van veel toehoorders vertelde hij dat hij die vrouw vaak had willen ontvluchten, maar desondanks zag hij zich gedwongen 's nachts op te staan en naar haar toe te snellen: soms over land en soms als het ware vliegend door de lucht. Beheksing van het voortplantingsvermogen van de vrouw kan de oorzaak zijn van haar onvruchtbaarheid of van miskramen. Die wordt vooral door heksenvroedvrouwen veroorzaakt.Ga naar eind21 Een voorbeeld: In Reichshofen (Elzas) woonde vier jaar geleden een zeer beruchte heks, die door aanraking alleen een miskraam teweeg kon brengen. De vrouw van een edelman ter plaatse was zwanger en had een vroedvrouw genomen om voor haar te zorgen. Deze waarschuwde haar om het kasteel niet te verlaten en alle contact met die heks te vermijden. Een paar weken later echter was zij dat vergeten. Zij ging uit om te zamen met andere vrouwen een of ander feest bij te wonen. Toen zij daar zat, kwam de heks op haar af en deed alsof zij haar wilde begroeten, maar in plaats daarvan legde zij beide handen op de buik van de edelvrouw. Op dat moment voelde deze het kind pijnlijk bewegen. Zij schrok zó dat zij naar huis snelde, waar zij de vroedvrouw alles vertelde. Die slaakte de kreet: ‘Helaas, het kind is verloren!’ Toen de tijd van de vrouw gekomen was, beviel zij van een dood kind, dat bovendien ook nog in kleine stukken uit elkaar gevallen was. Dit droeve feit werd door God toegelaten om de echtgenoot te straffen vanwege zijn nalatigheid bij de vervolging van heksen. De beheksing van de vrouwelijke vruchtbaarheid behandelen de auteurs als het ware terloops in het kader van het hoofdstuk over de misdaden van de heksenvroedvrouwen. Blijkbaar had beheksing bij zwangerschap en geboorte weinig toelichting nodig.
Op impotentie gaan de auteurs daarentegen apart nog eens uitvoerig in.Ga naar eind22 De door heksen veroorzaakte impotentie moet worden onderscheiden van natuurlijke impotentie. De eerste is selectief. Zij treft vooral mannen die overspel bedrijven of hoeren bezoeken, met name als zij hun liefjes niet terwille zijn of hen willen verlaten. Om zich te wreken bezorgen deze hun dan een impotentie tegenover andere vrouwen: vaak de eigen vrouw. Als deze heksen tot de categorie behoren, die niet alleen schade toebrengt maar ook opheft, kunnen zij die impotentie ook weer tenietdoen. Maar er is nog een andere manier waarop heksen de geslachtelijke activiteit van mannen kunnen belemmeren: door hen in de waan te laten dat zij hun geslachtsdeel kwijt zijn. Het gaat dan om een met behulp van de duivel tot stand gekomen begoocheling. Een voorbeeld: In de stad Regensburg had een jongeman een verhouding met een meisje. Toen hij haar in de steek wilde laten, beving hem de waan dat hij zijn geslachtsdeel kwijt was: tot zijn grote schrik zag en voelde hij niets dan zijn gladde lijf. In een wijnhuis ontmoette hij een vrouw, met wie hij aan de praat raakte. Hij vertelde haar alles en liet haar ook zien hoe het met hem gesteld was. Op haar | |
[pagina 107]
| |
vraag of hij iemand verdacht, verwees hij naar zijn gewezen liefje. De vrouw adviseerde hem haar goedschiks of kwaadschiks te dwingen hem te genezen. De jongeman ging daarop zijn vroegere geliefde in het donker achterna en smeekte haar hem zijn gezondheid terug te geven. Toen zij deed alsof zij nergens van wist, wierp hij zich op haar en begon haar met een doek te wurgen. Zij kon niet schreeuwen en liep blauw aan. Toen zei ze: ‘Als je me loslaat zal ik je genezen.’ De jongeman liet daarop de doek een beetje vieren. Zij raakte hem in de schaamstreek aan, zeggende: ‘Hier heb je dan je zin.’ De jongen vertelde later, dat hij op dat moment voelde, dat hij zijn geslachtsdeel terugkreeg. Maar voor alle zekerheid vergewiste hij zich er nog van door te kijken... De auteurs beklemtonen, dat het bij dit verhaal niet om een feitelijke, maar om een gewaande vermissing gaat. Op een soortgelijke begoocheling gaan de vele verhalen terug over heksen die een hele verzameling aanleggen van penissen, bewaard in een doos of vogelnest. Zo wordt er een verhaal verteld over een man die naar een bekende heks ging met het verzoek hem zijn lid terug te geven. Zij liet hem in een bepaalde boom klimmen om daar een penis uit te zoeken, maar toen hij een heel grote uitzocht, beet zij hem toe: ‘Die mag je niet nemen. Die is van een parochiepriester.’ De auteurs stellen de lezers gerust: alleen zondaars kunnen het slachtoffer worden van deze door heksen opgeroepen wanen. Andere mensen kunnen ook wel waanvoorstellingen hebben (bijvoorbeeld de bovengenoemde vrouw in het wijnhuis, die ook meende dat de jongeman zijn geslachtsdeel miste), maar zij zijn er zèlf niet het slachtoffer van. Heiligen doorzien die duivelse begoochelingen. De heilige kluizenaar Antonius bijvoorbeeld werd wel door heksen en duivels met allerlei waanvoorstellingen belaagd, maar hij was er ongevoelig voor door de kracht van het gebed en het kruisteken.Ga naar eind23 | |
c. Over duivelse zinsbegoochelingOp de kwestie rond de door duivelse begoocheling opgeroepen waanvoorstellingen gaan de auteurs uitgebreid in. Zij wijden er vele passages en hoofdstukken aan en schenken daarbij ook uitvoerig aandacht aan de zogenaamde verandering van mensen in dieren.Ga naar eind24 Tegenstanders werpen hun namelijk de Canon Episcopi (XXVI, V) voor de voeten, die de veronderstelde vluchten met Diana of Herodias en ook de verandering van mensen in dieren als waanvoorstellingen verwierp.Ga naar eind25 De auteurs klagen dat zogenaamde geleerden die stof niet goed begrijpen: zowel het vliegen van heksen als de verandering in dieren kan als zinsbegoocheling voorkomen, maar ook als realiteit, met dien verstande echter dat de verandering in een ècht dier alleen mogelijk is bij de onvolkomen dieren, zoals slangen, kikvorsen, muizen. Thomas van Aquino en Albertus Magnus bevestigen dat. Deze dieren deponeren hun zaad namelijk in het water of onder de grond. Door vermenging van dit zaad kan de duivel nieuwe mengvormen tot stand brengen. Maar mensen veranderen in dieren, of het ene zoogdier verande- | |
[pagina 108]
| |
ren in het andere, dat kan de duivel niet. Dat zou tegennatuurlijk zijn. Bij die verandering gaat het dus òf om een door duivelse begoocheling veroorzaakte waanvoorstelling, òf om een luchtachtig schijnlichaam dat de duivel heeft aangenomen.Ga naar eind26 Ook hiervan nog twee voorbeelden: In het eerste geval gaat het om een waanvoorstelling met behulp van de duivel. Het verhaal stamt uit het leven van St. Macharias. Een maagd had een jongeling afgewezen, die haar oneerbare voorstellen deed. Om zich te wreken liet hij haar door een jood tot merrie omtoveren. Het meisje zelf en de omstaanders beleefden dat als echt. Maar Macharias kon haar door zijn heiligheid zien zoals zij was. Hij verloste haar van de waan door zijn gebed, maar hij vermaande haar wel om méér te bidden en vaker de sacramenten te ontvangen. Omdat zij daarin tekortschoot, kon de duivel macht over haar krijgen met zijn begoochelingen, ook al was zij dan kuis.Ga naar eind27 Het andere voorbeeld wordt zeer uitvoerig behandeld.Ga naar eind28 Het dient als casus om allerlei interpretatiemogelijkheden te wegen. Het betreft een voorval dat plaatsvond in een stad in het diocees Straatsburg. Om redenen van naastenliefde en fatsoen wordt de naam van de stad niet genoemd. Een arbeider was hout aan het hakken toen hij door drie katten heftig werd aangevallen. Hij verweerde zich met een stuk hout en wist hen te treffen. Een uur later werd hij zonder vorm van proces door een gerechtsdienaar opgepakt en in de gevangenis geworpen. Na lang aanhouden zijnerzijds werd hij eindelijk verhoord. Hij bleek te worden beschuldigd van de verwonding van drie vooraanstaande dames, die vanwege door hem toegebrachte kwetsuren het bed moesten houden. Zijn betuiging van onschuld werd niet geloofd. Maar eindelijk ging hem een licht op. Want op het uur dat hij de verwondingen zou hebben toegebracht, was hij aan het houthakken. Getuigen bevestigden dat. Het was het tijdstip dat hij zich tegen de katten had moeten verdedigen. Toen hij verteld had wat er was gebeurd, waren de aanwezigen wel overtuigd dat het om duivelswerk ging. Hij werd vrijgelaten, maar moest beloven over het voorgevallene te zwijgen. Het lekte echter toch uit. Dat was te danken aan aanwezigen die bekommerd waren om het behoud van het geloof. In hun commentaar vragen de auteurs zich af of nu in dit geval duivels in de aangenomen gedaante van katten de man besprongen en later de verwondingen bliksemsnel op de vrouwen overbrachten. Dat zou mogelijk zijn, maar waarschijnlijker is dat de vrouwen inderdaad aanwezig waren en door duivelse begoocheling verschenen in de gedaante van katten. De duivel werkt immers om reeds eerder genoemde redenen liever via heksen. En dat het in dit geval om heksen ging, blijkt ook wel uit het feit dat zij juist als katten verschenen. De kat is namelijk het zinnebeeld van de ongelovigen, zoals een blaffende hond het symbool is voor de orde van de predikheren, die door zijn stichter is opgericht om de ketterij te bestrijden. | |
d. Bijzonder verdacht: vroedvrouwen en personen die beheksing genezenTot slot van de beschrijving van de heksenwerken op het gebied van de voortplanting volgt nog een apart hoofdstuk over de vroedvrouwen, die alle | |
[pagina 109]
| |
andere vrouwen in slechtheid overtreffen.Ga naar eind29 De kop van het desbetreffende hoofdstuk omschrijft al waar het om gaat: als zij het kind niet in de moederschoot doden of een abortus opwekken, dan offeren zij de pasgeboren kinderen aan de duivel. Bij de bespreking van de hoofdkenmerken van de heksen zagen wij al hoezeer de vroedvrouw om deze redenen in het centrum van de aandacht stond.Ga naar eind30 Wij gaan er hier daarom niet verder op in. Aan het slot van de Malleus - in het deel dat de instructie voor rechters bevat - wordt op de vroedvrouwen nog eens apart ingegaan. Herhaald wordt dat de heksen-vroedvrouwen alle anderen in misdaad overtreffen. Uit hun bekentenissen blijkt dat hun aantal erg groot is. Aangenomen mag worden dat er tot in het kleinste gehucht minstens één heks-vroedvrouw is. In verband daarmee moeten de magistraten van alle vroedvrouwen eisen, dat zij de eed van trouw aan het geloof afleggen.Ga naar eind31 Uit verschillende verhalen in de Malleus over vroedvrouwen komt een zekere concurrentie tussen vroedvrouwen naar voren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het volgende verhaal: Een eerbare herbergierster uit Zabern (diocees Straatsburg) placht haar gasten in de taverne ‘De zwarte egel’ te vertellen: Toen ik destijds zwanger was van mijn nu overleden man, drong zich een bepaalde vroedvrouw aan mij op. Omdat zij een slechte naam had, deed ik alsof ik op haar verzoek inging, maar eigenlijk had ik al besloten een andere te nemen. Toen dat bij de bevalling uitkwam, was de afgewezen vroedvrouw erg boos. Een week na de bevalling kwam zij 's nachts mijn kamer binnen en zei dreigend dat zij mij zou straffen omdat ik een andere vroedvrouw had genomen. Zij zou iets in mijn ingewanden stoppen, dat pas na een half jaar pijn zou veroorzaken. Ik was verstijfd van schrik en kon mij niet bewegen. Zij kwam op mij af en raakte mijn buik aan. Het was alsof zij iets in mijn buik stopte, maar ik kon niet zien wat. Toen zij weg was, riep ik mijn man, die in een andere kamer lag te slapen. Maar hij geloofde niets van het verhaal en weet het aan de rare fantasieën die kraamvrouwen zich in hun hoofd halen. Ook mijn zoon - de aartsdiaken - vertelde ik dit verhaal. Na zes maanden kreeg ik zó'n razende pijn, dat ik het dag en nacht uitschreeuwde. Maar omdat ik de heilige Maagd, die barmhartige koningin, altijd erg vereerd heb, vertrouwde ik erop dat zij mij door haar voorspraak zou helpen. Daarom vastte ik iedere zaterdag op water en brood. En jawel, toen ik op een dag mijn behoefte wilde doen, kwamen er doornen, beenderen en zelfs stukjes hout te voorschijn. Ik riep mijn man en mijn zoon en zei: ‘Zien jullie nu wel? Hebben jullie mij ooit zoiets zien eten? Ik heb jullie wel gezegd, dat na een half jaar de waarheid zou blijken!’Ga naar eind32
Aan de vrouwen die kunnen ‘genezen’, dat wil zeggen beheksingen ongedaan kunnen maken, wordt in de Malleus niet zoveel aandacht geschonken als aan de vroedvrouwen. Waarschijnlijk hangt dat samen met het feit, dat het bij dit ‘genezen’ niet alleen om vrouwen, maar ook om mannen ging. Uit de voorbeelden van de auteurs blijkt dat ook. Een rol speelt waarschijnlijk tevens dat het om een wijd en zijd geaccepteerd verschijnsel ging. De auteurs signaleren dat mensen zich tot bijgelovige vrouwtjes wenden om van hun beheksing af te | |
[pagina 110]
| |
komen en dat dit gedrag in de praktijk algemeen geduld wordt.Ga naar eind33 De beheksten vinden daarbij namelijk dikwijls baat, waar de kerkelijke exorcismen geen succes hebben. De exorcismen zijn dan ook vooral bedoeld voor mensen die door de duivel bezeten zijn, en voor kinderen. Zij verklaren dat de civiele wetgeving het opheffen van de gevolgen van beheksing bij vee en veldvruchten niet alleen toelaatbaar acht, maar zelfs prijzenswaard. Op deze discrepantie tussen de burgerlijke en de kerkelijke wetgeving heeft Antoninus in zijn Summa gewezen. Maar al tonen de auteurs dan een zeker begrip voor mensen die zich om een beheksing ongedaan te maken tot genezers en wijze vrouwen wenden, zij achten dit genezen in bijna alle gevallen ontoelaatbaar. En vóór zij de kerkelijke middelen tegen beheksing behandelen, zetten zij dan ook omstandig de motieven voor en de gradaties van de ontoelaatbaarheid uiteen. De uiteenzetting begint weer met een poging om de uiteenlopende meningen van vroegere theologen en experts in kerkelijk recht in overeenstemming te brengen met de eigen opvatting. Bij het wegnemen van een beheksing moet onderscheid worden gemaakt tussen heksen die genezen via een heksendaad - dus op grond van het pact met de duivel - en personen die gebruik maken van bijgelovige en magische middelen. Die laatste kunnen toelaatbaar zijn, mits zij maar niet gebeuren op grond van een uitdrukkelijk of stilzwijgend met de duivel gesloten overeenkomst. In dat geval zijn zij alleen maar ‘ijdel’. Deze verschillen worden met voorbeelden toegelicht en geordend naar een afnemende mate van toelaatbaarheid. Een duidelijk geval van genezing via een nieuwe heksendaad overkwam een Duitse bisschop, die ongeveer dertig jaar tevoren in Rome verbleef. Hij werd daar verliefd op een jonge vrouw. Toen hij naar zijn diocees wilde terugkeren, maakte hij het plan om zijn liefje alvast met twee dienaren en een deel van zijn bezittingen vooruit te sturen. Daartoe behoorden ook de kostbare juwelen die hij haar had gegeven. Door vrouwelijke hebzucht gedreven, riep zij over de bisschop een dodelijke ziekte af. Hij kreeg geheimzinnige koortsen en de artsen hadden hem al opgegeven. Maar toen meldde zich een oud wijf, dat zei dat ze de bisschop kon genezen, als hij haar toestond de ziekte over te dragen op de heks die deze had veroorzaakt. Met verlof van de paus - die uit twee kwaden het minste koos - gebeurde dat. Plotseling was de bisschop genezen, maar op hetzelfde moment werd zijn geliefde door de ziekte overvallen. De oude heks, die jaloers was op het geluk van de jonge, had dat door middel van haar verbond met de duivel bewerkstelligd. De bisschop - vol medelijden - ging zijn vriendin opzoeken en probeerde haar te bekeren, maar zij vervloekte hem, beval haar ziel aan de duivel en stierf ellendig. De auteurs waarschuwen, dat het hier om een héél uitzonderlijk geval gaat. Dat de paus verlof gaf om de ziekte te genezen door deze af te wentelen op de jonge vrouw die haar had veroorzaakt, betekent niet dat schadelijke heksendaden zo maar met nieuwe schadelijke heksendaden mogen worden bestreden. In het algemeen is dat ontoelaatbaar.
Genezing van beheksing door middel van een uitdrukkelijk verbond met de duivel, maar zonder dat daarbij schade wordt toegebracht aan iemand anders, | |
[pagina 111]
| |
komt erg veel voor. Binnen iedere een of twee Duitse mijlen bevinden zich altijd wel personen die iedere beheksing die in hun streek plaatsvindt, met duivelshulp weg kunnen nemen. Zij doen dat op allerlei manieren en soms zelfs onder het mom van vrome adviezen, bijvoorbeeld om een bedevaart te doen. Sommigen kunnen alle beheksingen genezen, anderen alleen die in de eigen omgeving en weer anderen alleen die, waarvoor zij verlof hebben gekregen van de voor de beheksing verantwoordelijke heks. Dat de genezing met behulp van de duivel gebeurt, blijkt hieruit, dat de verborgen oorzaak van de beheksing openbaar wordt, bijvoorbeeld een ruzie met buren of met iemand anders. Hoeveel vraag er is naar het genezen van beheksing illustreren de auteurs met enige voorbeelden: De eerder genoemde heks uit Reichshofen werd door zóveel mensen bezocht, dat de kasteelheer er een slaatje uit ging slaan. Hij liet poortgeld betalen en putte daaruit flinke neveninkomsten.Ga naar eind34 In het bisdom Konstanz hebben de auteurs met dit soort tovenaars en heksen zelf ervaring opgedaan. Niet dat er dáár meer zijn dan elders, maar dit bisdom is degelijker onderzocht. Een genezer bijvoorbeeld in het dorp Eningen had zo'n toeloop van arme mensen die door beheksing waren getroffen, dat het bezoek aan bekende bedevaartplaatsen van de H. Maagd - zoals Aken en Einsiedeln - er bij in het niet viel. Bij tij en ontij kwam men van een afstand van twee of drie mijl naar hem toe. De toeloop naar dit soort genezers is begrijpelijk. Immers: waar moeten die arme beheksten anders hulp zoeken? Maar toch is deze vorm van genezing ontoelaatbaar. Wie met behulp van de duivel beheksing ongedaan maakt, verdient uitgeroeid en voor de rechter gesleept te worden. Maar helaas zijn er maar weinig mensen die dat begrijpen. De meesten zijn alleen op hun eigen voordeel uit. Aan het einde van de Malleus - in een tot de rechters gericht nawoord - wordt het nog eens duidelijk benadrukt. Degenen die met behulp van bijgelovige middelen en van duivels beheksing opheffen, zijn even schuldig als heksenvroedvrouwen en heksen die schade aanrichten. Zij moeten alle drie tot de meest strenge straffen worden veroordeeld. Want het lijdt geen twijfel dat degenen die beheksing kunnen wegnemen, deze ook kunnen aanrichten. Het is een feit dat de duivel een afspraak met de heksen maakt om de taken te verdelen en daardoor het eenvoudige volk te misleiden. Zo vindt de afschuwelijke heksensekte steeds meer verspreiding, ten koste van het geloof.Ga naar eind35
Genezing door een eerbaar persoon, maar met gebruikmaking van verdachte en bijgelovige riten, wordt ook met een voorbeeld toegelicht: Om de oorzaak van een beheksing te achterhalen, maakte een boer gebruik van een verdacht middel. Hij goot warm lood in een kom met water en maakte uit de vormen waarin het lood uiteenviel op, dat het voetletsel van een marktkoopman uit Spiers door beheksing was veroorzaakt. Dat letsel had hem getroffen toen hij een heks in de ogen had gekeken. Het betrof namelijk een heks van wie men zei, dat zij alleen al door haar blik kon schaden: de ergste uit de hele streek. Hij wist dat, maar uit bravoure had hij het tóch gedaan. Na de diagnose zei de boer, dat hij de getroffen marktkoopman evenveel dagen moest bezoeken | |
[pagina 112]
| |
als de beheksing al duurde. Dat waren drie dagen. Bij zijn bezoeken mompelde hij een aantal woorden en raakte de voet aan. Na drie dagen was de marktkoopman genezen. Al met al ging het om een verdacht geval. De boer had beloofd alleen geoorloofde middelen te gebruiken en met Gods hulp de voet te genezen, maar daar stond tegenover dat beheksing niet door natuurlijke middelen te genezen is. Omdat de boer toch minstens onder verdenking stond van een stilzwijgend pact met de duivel, zou hij eigenlijk veroordeeld moeten worden tot een plechtige afzwering van de duivel. Maar - herhalen de auteurs - de moeilijkheid is dat bij dit soort verdenking de civiele rechtspraak toleranter is dan de kerkelijke. Van de ijdele middelen, die wél bijgelovig zijn, maar niet berusten op een uitdrukkelijk of stilzwijgend verbond met de duivel, worden meerdere voorbeelden gegeven. Het zijn evenzoveel voorbeelden van magisch volksgeloof. De ijdele middelen zijn wel niet verdienstelijk, maar zij mogen getolereerd worden. Men zij echter op zijn hoede. Heel gemakkelijk komt toch de duivel hierbij te pas. Daarom is het beter de mensen die deze middelen aanwenden te leiden naar de kerkelijke heelmiddelen: wijwater, gezegend zout en exorcismen.
De vraag rijst natuurlijk of er dan niemand veilig is voor beheksing. De heksen zelf getuigen dat zij mensen die de kerkelijke heelmiddelen gebruiken, niet kunnen beheksen.Ga naar eind36 Ook de rechters die voor hun veroordeling zijn aangesteld, kunnen zij niet door beheksing treffen. Tenslotte zijn er nog een aantal mensen die door de heilige engelen worden beschermd en op verschillende wijzen begenadigd worden. Die begenadiging bestaat soms hieruit, dat vrouwen voor hen iedere aantrekkelijkheid verliezen. Nider schrijft bijvoorbeeld in zijn Formicarius dat Thomas zo volkomen kuis werd, dat hij alleen nog maar onder dwang met vrouwen kon praten. Maar hij is niet de enige heilige die met volkomen kuisheid begenadigd werd. Het is begrijpelijk dat kuise mensen beschermd worden. Immers, de duivel heeft het meeste vat op onkuise mensen. God laat dat - zoals reeds is uiteengezet - toe vanwege de afschuwelijkheid van de geslachtsdaad zelf en vanwege de erfzonde die door Adam via de geslachtsdaad op de hele mensheid werd overgebracht. Bij alle genoemde groepen van mensen die veilig zijn voor beheksing, wordt Nider als zegsman aangehaald. | |
e. Hoe de duivel de vrouwen verleidtDe tactiek van de duivel bij de uitbreiding van de heksensekte is aangepast aan de levensomstandigheden van de vrouwen die hij wil verleiden.Ga naar eind37 Jonge meisjes benadert hij anders dan oudere vrouwen en verlaten jonge vrouwen. Oudere vrouwen en matrones zijn vooral gevoelig voor materiële schade, bijvoorbeeld de dood van paarden of het teruglopen van de melkproduktie bij koeien. Zij vragen dan raad aan heksen. Die beloven hen te helpen, maar vragen als tegenprestatie een of andere vorm van dienstbetoon aan hun meester. | |
[pagina 113]
| |
De duivel is wel zo slim dat hij in het begin niet al te grote diensten vraagt. Zij moeten bijvoorbeeld bij de opheffing van het Lichaam van Christus op de grond spuwen, de ogen sluiten of bepaalde oneerbare woorden uitspreken, of iets dergelijks doen tijdens de biecht. Ook kan van hen worden geëist dat zij bepaalde doodzonden in de biecht verzwijgen. En zo komen zij dan van kwaad tot erger. Bij jonge meisjes spelen ijdelheid en zinnelijke lust een grote rol. Hen verleidt de duivel door middel van hun vleselijke begeerten en geheime driften. De duivel doet vooral zijn best om vat te krijgen op deugdzame meisjes en jonge vrouwen, maar bij de minder deugdzame heeft hij natuurlijk meer succes. Bij de verleiding van jonge meisjes maakt de duivel vaak van oudere heksen gebruik, maar soms werkt hij ook rechtstreeks. De auteurs lichten dat toe met de bekentenis van twee door hen te Ravensburg ondervraagde en later verbrande heksen. De een - een zekere Anna - bekende dat zij zelf verleid was door een oud wijf. Maar de andere - Agnes genaamd - was 18 jaar geleden, toen zij op weg was naar haar minnaar, een incubus tegengekomen. Al die jaren had zij met hem gecohabiteerd.Ga naar eind38 Agnes - een badvrouw - vertelde tevens dat de duivel veel aandrang op haar had uitgeoefend om een bepaald jong meisje - dochter van een rijke vader - te verleiden, door haar op feestdagen uit te nodigen om contact op te nemen met een duivel in de gedaante van een jonge man. Anna vertelde dat zij dit ook vaak geprobeerd had, maar tevergeefs, want het jonge meisje beschermde zich met een kruisteken. Het gaat hier om twee heksen die ook elders in de Malleus als getuige worden opgevoerd: Anna van Mindelsheim en de badvrouw Agnes.Ga naar eind39 Naast ‘het jonge meisje van Breisach’Ga naar eind40 kunnen zij als kroongetuigen in de Malleus worden beschouwd. Deze twee heksen werden ervan verdacht dat zij de zware hagelstormen hadden veroorzaakt, die Ravensburg en omgeving hadden geteisterd.Ga naar eind41 De schade was zó groot, dat men vrezen moest dat de wijnbergen drie jaar lang geen vrucht zouden dragen. De ontzette bevolking (‘bijna iedereen’) was bang dat er hekserij in het spel was en de verdenking viel op Agnes en Anna, die een slechte naam hadden. Bij de ondervraging door de inquisiteurs vielen zij - na foltering - door de mand. Zij bekenden niet alleen hoe zij de storm hadden ontketend, maar gaven ook andere heksendaden toe. Agnes, die 18 jaar met haar incubus verkeerd had, bekeerde zich vóór zij verbrand werd. Zij toonde berouw over de geloofsafval en de ontucht met duivels, die er de uitdrukking van was. Maar Anna bleef hardnekkig. Zij had dan ook 20 jaar met haar incubus omgang gehad en had nog veel meer heksendaden tegen mensen, dieren en veldvruchten op haar geweten dan Agnes. Het opwekken van de storm en ook het doden van paarden en ander vee door het begraven van heksenmiddelen onder de staldeur worden aan de hand van hun bekentenissen breedvoerig beschreven.Ga naar eind42 Een derde groep die de duivel op een speciale, aangepaste manier verleidt, vormen de verlaten gevallen jonge vrouwen.Ga naar eind43 Bij hen speelt hij in op hun verdriet en armoede. Als zij door hun minnaar in de steek gelaten worden, voelen zij zich verraden en vernederd, want zij hadden zich aan hem gegeven vanwege zijn belofte om te trouwen. Zij staan dan open voor de duivel, ofwel | |
[pagina 114]
| |
omdat zij zich op hun minnaar en zijn huidige echtgenote willen wreken door beheksing, ofwel omdat zij hun zinnelijke lusten willen bevredigen en heksendaden willen plegen. De ervaring leert helaas, dat het aantal van deze verlaten jonge vrouwen ontelbaar is. Ontelbaar is daarom ook het aantal heksen. Uit de vele voorbeelden die zij zeggen te kennen, kiezen de auteurs er slechts een paar: Een jonge man uit het diocees Brixen vertelde dat zijn vrouw al tien jaar behekst was en wel vanaf het begin van hun huwelijk. Op zijn bruiloft had hij ook zijn jeugdvriendin uitgenodigd. Zij had met hem willen trouwen, maar was door hem in de steek gelaten. Omringd door andere vrouwen die kwamen feliciteren en geschenken brachten, zei zij tegen zijn bruid: ‘Na vandaag zul je nog maar weinig uren en dagen in gezondheid doorbrengen.’ Zijn vrouw kende haar niet en vroeg geschrokken aan de andere vrouwen wie zij was. Maar een paar dagen later bleek zij zó behekst, dat zij de sporen ervan na tien jaar nog altijd vertoonde. Dit is één voorbeeld uit een stad in het diocees Brixen. ‘Maar alléén over de hekserij in die éne stad zou een heel boek te schrijven zijn’, melden de auteurs. Een voorbeeld uit de omgeving van het diocees Straatsburg achten zij echter zó verhelderend, dat zij het toch ook nog willen vertellen. Het gaat om een variant van het vorige verhaal. De auteurs dissen het in geuren en kleuren op. Verkort luidt het: Een doorluchtige graaf had zijn liefje voor een vrouw van hoge geboorte verlaten. Na zijn huwelijk bleef hij drie jaar impotent. Toen kwam hij op een dag voor zaken in Metz en liep daar zijn vroegere geliefde tegen het lijf. Vriendelijk vroeg hij haar hoe het met haar ging, en zij van haar kant informeerde hoe het met hem ging en met zijn vrouw en of hij kinderen had. Toen hij antwoordde dat zij het goed maakten en dat zij drie kinderen hadden, raakte zij zó in de war, dat hij vroeg: ‘Waarom wil je dat zo graag weten, liefste? Wens je me geen geluk?’ ‘Ja’, antwoordde zij, ‘dat wel. Maar vervloekt zij de heks die me beloofd had je zó te beheksen, dat je nooit gemeenschap met je vrouw zou kunnen hebben.’ En zij vertelde dat de heks daartoe een pot met heksenmiddelen op de bodem van de put in de grafelijke tuin had verstopt. Thuisgekomen vond de graaf de pot en verbrandde de inhoud. Vanaf dat moment was hij niet impotent meer. De gravin - die al die tijd maagd gebleven was - richtte een bruiloftsfeest aan om het voltrokken huwelijk te vieren. Omdat de graaf zo'n hoge positie had, verraden de auteurs niet waar dit precies gebeurd is. Maar het wezenlijke ervan geven zij weer, omdat het zo'n goede illustratie vormt van de motieven die een verstoten vrouw ertoe drijven om de hulp van heksen te aanvaarden. Op grond van dit soort motieven worden ontelbare beheksingen verricht.
Dit is in de Malleus niet de enige indeling van de maatschappelijke omstandigheden die de duivel misbruikt. In de loop van het boek blijken nog twee andere indelingen gehanteerd te worden: die tussen rijk en arm en die tussen geleerden en ongeschoolden. De indeling tussen rijk en arm komt het scherpste naar voren in het derde deel, dat voor de instructie van de rechters is bedoeld. Daar wordt de rechters | |
[pagina 115]
| |
voorgehouden dat arme mensen het meest verdacht zijn. Er worden drie soorten macht onderscheiden: de macht van geboorte en familie, de macht van de rijkdom en de macht van de boosheid. Arme mensen hebben op de eerste twee punten niets te verliezen en zijn dus meer verdacht. Zij hebben daarom ook eerder misdadigers als medestanders.Ga naar eind44 De indeling tussen geleerden en ongeschoolden komt onder andere pregnant naar voren in het begin van het tweede deel van de Malleus, dat over de praktijk van de heksen gaat. De lezers krijgen de waarschuwing dat zij nu niet moeten denken, dat zij alles van de hekserij afweten. ‘Want’ - stellen de auteurs - ‘hekserij wordt niet onderwezen in boeken, en niet gepraktizeerd door geleerden, maar door geheel ongeschoolden.’Ga naar eind45 | |
f. Maatschappelijke problemen die in de verkondiging van de heksenleer door Sprenger en Institoris een rol spelenWij zagen dat het niet zozeer de slechte eigenschappen van de vrouwen zijn, die volgens de Malleus Maleficarum het ontstaan van de nieuwe heksensekte verklaren. Wel verklaren zij de grotere dispositie van de vrouw tot het lidmaatschap ervan. De genoemde eigenschappen hebben een lange traditie. Vandaar dat verwijzing naar kerkvaders en klassieke schrijvers - terecht of vermeendGa naar eind46 - niet van de lucht is. De slechte eigenschappen van vrouwen kunnen volgens de auteurs tot drie ondeugden worden teruggebracht: ongeloof, eerzucht en zinnelijkheid. Omdat die laatste de overheersende is, zijn vooral vrouwen verdacht die eerzucht aan wellust paren: overspelige vrouwen, hoeren en de concubines van de groten der aarde. Met andere woorden: gehuwde en ongehuwde vrouwen die de seksuele moraal overtreden en in het bijzonder degenen onder hen die in een duurzame relatie invloed uitoefenen op de machthebbers. Met deze stelling overschrijden de auteurs hun historische verwijzingen. Zij slaat namelijk op de eigentijdse situatie, waarin voor het eerst vrouwen zich vrijwillig met de duivel verbinden. Omdat de duivel op geloofsafval uit is, ziet hij het liefste deugdzame vrouwen tot de samenzwering toetreden. Maar in feite heeft hij het meeste vat op vrouwen die het slachtoffer zijn van een maatschappelijk probleem en daar een oplossing voor zoeken: oudere vrouwen wier have en goed bedreigd wordt, jonge meisjes die gretig uitzien naar een echtgenoot en jonge vrouwen die door hun minnaar in de steek gelaten zijn. Bij de oudere vrouwen zien de auteurs dus verband met sociaal-economische nood, bij de jongeren met hun noden en frustraties op seksueel gebied. Ten aanzien van de actuele verhouding der seksen tonen zij zich heel in het bijzonder verontrust als zij stellen dat de concurrentie tussen gehuwden en ongehuwden de voornaamste oorzaak is van de uitbreiding van de moderne heksensekte. De volgens de auteurs veel voorkomende beheksing op het gebied van de voortplanting - o.a. in de vorm van abortus en infanticide - brengen zij in verband met het grote aantal overspelige en hoererende vrouwen. Ook daarin speelt echter de sociaal-economische nood mee. De armen hebben immers volgens de auteurs niets te verliezen. De grote rol die de sociaal-economische nood en de veelvuldig overtreden | |
[pagina 116]
| |
seksuele moraal op de achtergrond van het waandenkbeeld spelen, wordt bevestigd door de bestudering van de voorbeeldfiguren in de Malleus. Job en Tobias worden als zodanig verreweg het meest genoemd. De door rampen getroffen Job komt het meeste voor (25 maal). Hij functioneert echter niet alleen als voorbeeld van geduld en Godsvertrouwen, hij is ook betrokken bij de discussie over de heksenleer. Tegenstanders halen hem namelijk aan om te bewijzen, dat rampen niet door heksen veroorzaakt behoeven te zijn. Sprenger en Institoris weerleggen dat argument met de redenering dat er ten tijde van Job nog geen heksen waren. De duivel kán wel zonder hen werken, maar nu - bij zijn eindstrijd - is het effectiever om dat met haar medewerking wél te doen. Tobias wordt uitsluitend als voorbeeldfiguur gebruikt (11 maal). Door zijn kuisheid en deugdzaamheid overwon hij de duivel en kon met Sara trouwen. Tevoren had de duivel tot zeven keer toe een huwelijkskandidaat van Sara gedood vóór hij zich met haar kon verenigen. Maar die werden allen - in tegenstelling met Tobias - slechts door zinnelijke lust gedreven.
Duidelijk lijkt mij dat actuele maatschappelijke noden een grote rol spelen in de argumentatie van de auteurs. Ik meen dat daarbij drie grote probleemgebieden onderscheiden kunnen worden, die elkaar onderling beïnvloeden. Het eerste probleemgebied is dat wat de auteurs de ‘geloofsafval’ noemen. Zij realiseren zich dat die door de ongeloofwaardigheid van veel kerkelijke gezagdragers wordt versterkt. In feite uit zich die ‘geloofsafval’ in de Malleus vooral in het overtreden van kerkelijke wetten. In dat verband is typerend dat de heksen altijd moeten beloven de biecht te schenden. Het tweede probleemgebied is dat van de sociaal-economische rampen, die vooral de maatschappelijk zwakkeren - de armen en ongeschoolden - treffen. Omdat zij niets te verliezen hebben, vervallen zij gemakkelijk tot immoreel gedrag. Het derde probleemgebied is dat van de extra kwetsbare positie van veel meisjes en vrouwen op een krapper wordende huwelijksmarkt. De ‘concurrentieverhouding tussen gehuwde en ongehuwde mannen en vrouwen’ werkt lichtvaardige verhoudingen, overspel, prostitutie, abortus en infanticide in de hand. Deze probleemgebieden zijn onderling nauw verweven. Ik meen dat de heksenleer er een geïntegreerde, maar door het geheime karakter van het duivelsverbond niet toetsbare verklaring voor bood. De heks incorporeert als het ware extreme en actieve geloofsafval (de uitbreiding van het rijk van de duivel) met extreme onkuisheid (vrijwillige paring met de duivel). Zij kan als symbool hiervoor worden gezien. De rampen die zij met behulp van de duivel over de wereld afroept, staan in functie van de eindstrijd tegen het Godsrijk. Mijn veronderstelling is dat het demonologisch verklaringsmodel zijn plausibiliteit vooral ontleende aan het realiteitsgehalte van de genoemde probleemgebieden. Op dat realiteitsgehalte ga ik in het volgende hoofdstuk in. |
|