Symbolisme
(1980)–S. Dresden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Woord voorafGa naar eind*Nu de hier volgende vijf hoofdstukken geschreven zijn, wil ik in enkele bladzijden rekenschap afleggen van wat ik heb gedaan. Dat is een gebruikelijke gang van zaken: de lectuur van een werk begint dikwijls met een voorwoord dat achteraf geschreven is. Zo krijgt de lezer van literatuur ook altijd een voltooid of althans een gepubliceerd gedicht, verhaal, toneelwerk enzovoort onder ogen, terwijl het maken van deze literaire werken verborgen blijft. In de geschiedenis van de letterkunde is het symbolisme nu juist de beweging waarin dit maken definitief in het middelpunt komt te staan van de literaire belangstelling en zelfs onderwerp wordt van het schrijven zelf. In de loop der jaren ontstaat dan een literatuur die handelt over literatuur en dus ook over het maken van letterkunde. Zoals elke school of beweging is het symbolisme moeilijk te omschrijven. Toch kan gemakshalve als uitgangspunt dienen dat het een stroming in de Franse letterkunde betreft die voornamelijk uit dichters bestaat. Zij beroepen zich in het bijzonder op Baudelaire en diens bundel Les Fleurs du Mal, ook al volgen zij hem niet blindelings en zijn zij geneigd zeer verschillende aspecten van zijn werk ook op verschillende wijze te belichten. Zeker is evenwel, dat in de tweede helft van de negentiende eeuw niemand hem verwerpt. Noch Mallarmé noch Verlaine noch Rimbaud twijfelen ook maar een ogenblik aan zijn fundamentele betekenis. Dat zou precies zo moeten gelden voor een andere voorganger. Maar Gérard de Nerval is om redenen die hier niet ter zake doen vrijwel geheel onbekend bij de symbolistische generatie. Hij is pas later als een vroeg vertegenwoordiger van symbolistisch denken en schrijven erkend, door enkele surrealisten in de mode gebracht en eerst na de Tweede Wereldoorlog tot in details bestudeerd.Ga naar eind1 Op dit ogenblik zou een vergelijking van Nervals werk en opvattingen met de symbolistische gegevens dus mogelijk zijn geweest. Maar dat zou neerkomen op het invoeren van nieuwe moeilijkheden om reeds bestaande op te lossen. Ik heb hem | |
[pagina 8]
| |
dus slechts een heel enkele maal genoemd en verder tot mijn grote spijt ter zijde moeten laten. De problemen die zich bij elke studie over het symbolisme voordoen zijn talrijk en, hoewel onderling samenhangend, verschillend van aard. In de eerste plaats is het de vraag of er één symbolistische school bestaat dan wel een verzameling van oudere en jongere auteurs die het op enkele punten met elkaar eens (lijken te) zijn maar verder allen een eigen weg gaan. Vrijwel niemand heeft ernaar gestreefd een esthetisch systeem op te zetten en ook een eenmaal ontwikkelde theorie wordt in sommige gevallen met het grootste gemak door een andere vervangen. Men veranderde, zo is spottend opgemerkt, van café en dus ook van literaire doctrine. Vele vormen van individualisme en non-conformisme vieren hoogtij, zodat allerlei mogelijkheden van en in literatuur onderzocht kunnen worden. De tijdschriften en manifesten volgen dan ook snel op elkaar en een neiging tot vriendschappelijke of vijandige sektevorming is onmiskenbaar aanwezig.Ga naar eind2 Daar komt nog bij, dat het begrip symbool waarmede alom gewerkt wordt rijkelijk vaag is gebleven en misschien ook wel moest blijven. Sommige symbolisten hebben wel aandacht geschonken aan bestaande theorieën en aan voorgangers, maar de meesten gaan toch hun eigen gang en stellen zich tevreden met een hoge graad van onbestemdheid waarin zij de eigenlijke waarde van hun opvattingen en van hun poëzie menen te moeten vinden. Dat klopt trouwens met de indruk die velen nog altijd hebben van symbolistische kunst in het algemeen: er wordt spoedig gedacht aan dromerigheid, onbepaalde stemmingen, wazige vergezichten, alle mogelijke vormen van mysticisme enz. enz. Ook al zal dat hier niet bestreden worden, toch heb ik ook op geheel andere elementen willen wijzen. Daarin ben ik zo ver gegaan, dat de symbolisten nu niet meer vaagheid maar (in literair opzicht) overdadige zelfbewustheid verweten zou kunnen worden. Het zou ten onrechte gebeuren: de symbolistische dichters zijn noch cerebraal noch dromerig, zij wensen beide tegelijk te zijn en moeten ook wel zo te werk gaan, omdat het verschijnsel literatuur en het maken van een werk voor hen centraal staan. In dat opzicht met name is het symbolisme ook voor de literatuurtheorie van groot | |
[pagina 9]
| |
belang. Een twintigste-eeuwse ‘neosymbolist’ als Paul Valéry heeft eens meesmuilend opgemerkt, dat het symbolisme niets anders is geweest dan ‘l'ensemble des gens qui ont cru que le mot Symbole avait un sens.’Ga naar eind3 Als groot bewonderaar en favoriete leerling van Mallarmé heeft hij meer dan enig ander recht van spreken. Maar mijn bedoeling is dan ook geenszins om aan te tonen, dat de benaming symbolisme wel degelijk zin heeft en het symbool één betekenis zou dienen te hebben. Daarvoor beroep ik mij op Valéry zelf, die bij een andere gelegenheid vaststelt: ‘Le symbolisme n'est que la théorie rhétorique de l'ambiguïté. L'ambiguïté en tant que système.’Ga naar eind4 Elk woord vraagt hier om een nadere verklaring, maar ik stel mij tevreden met ambiguïteit. Het symbool is in wezen dubbelzinnig en tweeslachtig, zodat het uitzonderlijk moeilijk zo niet per definitie onmogelijk is er een logisch verantwoorde omschrijving van te geven. Daarmee is niet uitgesloten, daarmee is misschien wel gezegd dat het poëtisch voortreffelijk kan functioneren. Deze functie is in alle symbolistische dichtkunst aanwezig en door sommige schrijvers ook theoretisch zo niet bepaald dan toch gesuggereerd. Het is onder andere aan deze suggestieve kracht te danken, dat het symbolisme zich niet alleen in Frankrijk en niet alleen in de literatuur vertoont. Dat levert natuurlijk ook weer nieuwe moeilijkheden: niet alleen wordt het minder en minder mogelijk over het symbolisme te spreken, het is ook uitgesloten al deze stromingen in verschillende landen en verschillende kunsten te overzien. Mij is het althans niet gegeven Russische symbolisten of Spaanse en Amerikaanse naar behoren te beoordelen.Ga naar eind5 Wat het zou betekenen dit alles wél op te nemen, is iedereen duidelijk: er zou aandacht moeten worden gevraagd voor George, Rilke, von Hofmannsthal zo goed als voor T.S. Eliot, Ezra Pound, het Engelse esthetisme enzovoort. Daartoe ben ik, zoals gezegd, niet in staat en evenmin mag ik het wagen schilderkunst, muziek en andere kunsten uitvoerig te bespreken, ook al wordt hun betrekking tot het literaire symbolisme wel aan de orde gesteld. Mijn opzet is van andere aard. Het gaat mij niet om het symbolisme als internationale beweging noch in eerste instantie om de symbolistische werken in Frankrijk en ten slotte ook niet om biografische of | |
[pagina 10]
| |
historische bijzonderheden van de symbolisten zelf.Ga naar eind6 Wat ik heb willen doen is een onderzoek naar het kader waarbinnen de symbolistische produktie plaatsvindt, naar de voorwaarden die moeten bestaan om het symbolisme mogelijk te maken, en dus in zekere zin naar de theorie van het symbolistisch ‘maken’. Uitgangspunt daarbij zijn uiteraard teksten, en dan niet noodzakelijkerwijs gedichten of andere werken maar geschriften waarin theoretische uiteenzettingen worden gegeven. Aan tekstanalyse doe ik dus alleen voor zover dat literairtheoretisch noodzakelijk is. Daarbij worden natuurlijk de beste en belangrijkste uiteenzettingen het meest gebruikt. Met het gevolg dat Mallarmé een centrale positie inneemt. Meer dan wie ook heeft hij zich een dichterleven lang bezonnen op betekenis en functie van dichtkunst; veel meer dan Verlaine, Rimbaud of wie ook heeft hij zich daaromtrent steeds weer opnieuw uitgelaten. Welke waarde men ook wil toekennen aan zijn gedichten en overige werken, vaststaat dat hij als theoreticus de belangrijkste figuur van het symbolisme is geweest en voor velen een lichtend voorbeeld van Dichterschap. Daartegenover staat dat hij te midden van dichters die in het algemeen voor moeilijk worden gehouden, verreweg de moeilijkste is. Door vertalingen en parafrases heb ik getracht daaraan zo veel mogelijk tegemoet te komen. Waarom de symbolistische dichters zo moeilijk moeten zijn, vormt de inhoud van de volgende bladzijden. |
|