| |
| |
| |
Democratische getuigenis
In 1942, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Nederlandse
Vereniging tot afschaffing van alcoholische dranken, greep Drees de
gelegenheid aan om in het openbaar een pleidooi voor de democratie te
houden. In het gedenkschrift ‘Op weg naar een drankvrij volk’, dat de
Nederlandse Vereniging bij haar honderdjarig bestaan deed verschijnen, was
het volgende artikel van Drees opgenomen.
In de eeuw, sinds 1842 verlopen, heeft Nederland zich, wat zijn landsbestuur
aangaat, vergelijkenderwijs in kalme wateren bewogen, totdat in 1940 de storm
van de wereldoorlog ook over ons land kwam.
Wie in 1842 een overzicht had willen geven van een eeuw landsbestuur, zou een
bonte en snelle opeenvolging te schetsen hebben gehad van de meest uiteenlopende
regeringsvormen, met sprongen en breuken in de ontwikkeling: de Republiek der
Verenigde Nederlanden onder de regentenheerschappij, eerst in een voor de meeste
gewesten stadhouderloos tijdperk; daarna twee stadhouders, de eerste optredende
als gevolg van een volksbeweging in verband met een ongunstig verlopende oorlog,
de tweede het land verlatende bij de intocht der Fransen; de Bataafse Republiek
onder een reeks van constituties, van een uiterst democratische regeling tot een
autoritair één-persoonsbewind; het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon;
de inlijving bij het Franse Keizerrijk; het herstel van Nederland onder een
Souverein Vorst uit het Huis van Oranje; de vereniging met België tot een
koninkrijk, de afscheiding van België; het aftreden van Koning Willem I.
Een merkwaardige tegenstelling daarmee vormt - afgezien | |
| |
van de twee
laatste jaren - de rustige ontwikkeling in de honderd jaar, sinds 1842 verlopen:
een eeuw lang onveranderde grenzen en eenzelfde staatsvorm; een constitutionele
monarchie, met slechts tweemaal, in de rechte lijn, een wisseling van de kroon;
wijzigingen in de Grondwet slechts langs constitutionele weg en in hoofdzaak in
eenzelfde richting: vergroting van de volksinvloed.
En toch, binnen dit vaste kader, welk een verscheidenheid van staatkundig beleid;
welk een bewogenheid van politieke strijd; welk een diepgaande economische en
sociale veranderingen; welk een brede ontplooiing van het volksleven. Gezwegen
nog van de ontwikkeling in de overzeese gebiedsdelen, die voor een eeuw nog
enkel wingewesten waren en in volstrekte afhankelijkheid verkeerden.
Van 1842 tot 1848 onder Koning Willem II deed zich in ons land nog de nawerking
gevoelen van het sterk persoonlijk bewind van Willem I; de gisting in de
publieke opinie in verband met de slechte toestand der geldmiddelen en het gemis
aan openbaarheid in de behandeling der publieke zaak; de drang naar zeggenschap
in het staatkundig leven.
In 1848 kwam, onder de indruk van revolutionnaire bewegingen in het buitenland,
het toegeven door de Koning aan deze drang van het opkomende liberalisme en de
aanvaarding van een grondwetsherziening, die 't stempel van Thorbecke droeg.
Deze grondwetsherziening, door Thorbecke zelf in een reeks van wetten uitgewerkt,
heeft vele jaren inrichting en richting van het landsbestuur bepaald. Zij bracht
door de ingevoerde rechtstreekse verkiezingen, waarbij echter het kiesrecht
gebonden werd aan een vrij hoog belastingcijfer, vertegenwoordigers der gegoede
burgerij aan het bewind in staat, provincie en gemeente. Het was de heerschappij
van een klasse, soms misschien van een côterie, maar de staatkundige vorm, die
aan deze heerschappij werd gegeven, ging gepaard met geestelijke vrijheid en
liet de mogelijkheid van geleidelijke verruiming. | |
| |
Niet ten onrechte
heeft Thorbecke haar elasticiteit geroemd als haar grootste verdienste.
Met handhaving van vele hoofdtrekken van Grondwet, Provinciale wet en Gemeentewet
is de overgang mogelijk geweest van de overheersing ener betrekkelijk kleine
groep naar invloed op de openbare zaak van de gehele bevolking. De overgang ook
van een zeer beperkte opvatting van de staatstaak naar een ruime sociale
activiteit en naar een begin van economisch ingrijpen. Die overgang heeft zich
niet zonder felle strijd voltrokken, maar die strijd zelf heeft maatschappelijke
groeperingen en geestelijke stromingen georganiseerd, geschoold, tot staatkundig
meeleven gebracht. Ondanks de nadelen, die er aan verbonden waren, heeft hij het
volksleven veelal verrijkt en versterkt.
Eerst had het liberalisme nog met wisselend succes met het conservatisme strijd
te voeren over de volledige doorwerking van het parlementaire stelsel, een
strijd, die tenslotte in 1868, na twee Kamerontbindingen, waarbij de verhouding
tussen Kroon en Parlement in het geding was, in liberale geest werd beslist. Dat
Koning Willem III zich tenslotte neerlegde bij de grondgedachte van het
parlementaire stelsel, dat de Kroon bij de samenstelling van een Ministerie
rekening heeft te houden met de gezindheid der vertegenwoordiging, betekende tot
op zekere hoogte een vermindering van de koninklijke macht, maar leidde op de
duur, zoals ook onder het bewind van Koningin Wilhelmina is gebleken, tot een
stijging van het prestige der Kroon, tot een versterking van haar moreel gezag.
Inmiddels was reeds de strijd begonnen over het vraagstuk, dat zovele jaren de
Nederlandse politiek is blijven beheersen: de schoolkwestie. Deze strijd,
ingezet vooral door Groen van Prinsterer, is de voornaamste aanleiding geworden
tot de sterke organisatie der antirevolutionnairen eerst, tot het in toenemende
mate samenbinden van de Katholieken vervolgens, en tenslotte, onder Kuyper, de
Savornin Lohman en Schaepman, tot het vormen van de rechtse coalitie.
| |
| |
In 1889, onder een enigszins verruimd kiesrecht, zegevierde voor het eerst de
rechterzijde. De Grondwetsherziening van 1917, onder de leiding van het laatste
vrijzinnige Ministerie dat Nederland heeft gekend en dat het einde beoogde te
brengen èn van de kiesrechtstrijd èn van de schoolstrijd, legde tenslotte vast,
dat de bijzondere lagere scholen op gelijke voet als de openbare uit de openbare
kassen zouden worden bekostigd.
Ook wanneer men betreurt, gelijk ik doe, dat in Nederland de onverdeelde
volksschool niet duurzaam mogelijk is gebleken, dan moet men toch erkennen, dat
hier diepe over-tuigingen hebben gesproken en dat de z.g. gelijkstelling -
daargelaten de wijze van uitwerking - de enig mogelijke weg naar bevrediging
bleek. Eenheid, die slechts door dwang kan worden verkregen en gehandhaafd,
heeft op geestelijk gebied geen waarde.
Dat in Nederland, voor een groot deel als gevolg van de schoolstrijd, de indeling
der partijen in belangrijke mate beheerst is door godsdienstige
scheidingslijnen, is m.i. een grote schaduwzijde van de staatkundige
ontwikkeling geweest. Zij is dat in toenemende mate geworden, naarmate van het
landsbestuur in de eerste plaats beslissingen op sociaal en economisch terrein
werden geëist. Dat het Katholieke volksdeel, tot de Franse revolutie toe niet
als gelijkberechtigd erkend, tot volle deelneming aan het openbare leven is
gekomen - overigens mede dank zij de mogelijkheden geboden door de doorwerking
van liberale beginselen - is op zichzelf echter een even gezond verschijnsel als
de omstandigheid, dat het Calvinistische deel van kleine burgerij en boeren,
sinds de Hervorming een van de karakteristieke elementen in ons volk, zich ten
volle heeft kunnen doen gelden.
Ook de grote massa der arbeiders, tot een halve eeuw geleden noch
maatschappelijk, noch staatkundig, noch cultureel meetellend in het volksgeheel,
is tot zelfbewustzijn, tot eigen organisatie, tot staatkundige en
maatschappelijke activiteit, tot strijd niet enkel voor belangen, maar voor
grote idealen | |
| |
gewekt. Daartoe is de stoot gegeven in de eerste
plaats door de sociaaldemocratie. Mannen als Domela Nieuwenhuis - vóór zijn
zwenking naar het anarchisme - en als Troelstra, hebben, zonder ooit aan de
regeringstafel te hebben gezeten, machtiger en blijvender invloed gehad èn op
het volksleven èn op de ombuiging van de richting in het landsbestuur dan menig
minister-president.
Onze Nederlandse Vereniging heeft in haar geschiedenis veel van deze
veranderingen in het volksleven weerspiegeld. Opgericht in een tijd toen
goedwillenden uit de burgerij goede raad wilden geven aan het volk, is zij
steeds meer een democratische volksorganisatie geworden. Zij heeft daarbij,
zonder staatkundig partij te kiezen, de waarde van sociale verbeteringen ook
voor de drankbestrijding verstaan.
De wetgever erkende, dat hij een taak had ook tegenover de gevaren van de
alcohol. In 1881 regelde en beperkte hij de verkoop van sterke drank; een halve
eeuw later werden ook enkele regelen gesteld ten aanzien van de verkoop van
zwak-alcoholische dranken.
Toen de arbeidersbeweging opkwam ontbrak vrijwel elke wettelijke
arbeidersbescherming en elke vorm van sociale verzekering. En dat de crisis van
de tachtiger jaren, die zich vooral op landbouwgebied zo scherp deed gevoelen,
felle opstandigheid wekte, was mede te wijten aan het niet te peilen leed, dat
over tallozen werd gebracht door de handhaving van de opvatting, dat de staat
niet heeft in te grijpen in het spel der vrije concurrentie. De landbouwers
werden onbeschermd overgelaten aan de catastrofale prijsdaling, de arbeiders aan
de werkloosheid.
Het tweede gedeelte der eeuw, waarop wij terugzien, heeft daarin diepgaande
verandering gebracht. Arbeidswetgeving, zorg voor de volkshuisvesting, sociale
verzekering en werkloosheidszorg, werden geleidelijk uitgebreid. Onder de indruk
der gebeurtenissen van 1918 ging zelfs voor een groot deel van de arbeiders de
oude internationale eis van de wettelijke acht- | |
| |
urendag, die zo lang
een utopie scheen, in vervulling. En hoewel staatsbemoeiïng met het economische
leven op nog veel groter weerstand stuitte dan maatregelen van sociale
bescherming, zo had niet alleen de noodtoestand in de oorlog van
1914-'18, maar ook de economische crisis na 1930 gedwongen tot ingrijpen
op tal van gebieden. Het besef, dat de uitbreiding der staatstaak nieuwe organen
met verordenende bevoegdheid nodig maakt, kwam bij Grondwetsherziening tot
uiting.
Het vormen van regeringen, steunende op een parlementaire meerderheid, was in de
latere jaren moeilijker geworden, doordat in de rechterzijde, die permanent de
meerderheid had, de eenheid op sociaal en economisch gebied vaak tekort schoot.
In toenemende mate kwamen extra-parlementaire kabinetten van gemengde
samenstelling aan het bewind. In 1939 werd daarbij voor het eerst de lang
ontweken oplossing aanvaard ook sociaaldemocraten in de regering op te nemen.
Normale werkzaamheid is echter voor dit Ministerie nauwelijks weggelegd geweest.
Bijna onmiddellijk na zijn optreden brak de oorlog uit, waarin thans ook het lot
van Nederland en zijn overzeese gebiedsdelen op het spel staat.
Nederland mocht, toen het door de oorlogsramp werd getroffen, een in vele
opzichten goed bestuurd land heten. De democratische ontwikkeling had mogelijk
gemaakt de staatkundige en maatschappelijke ontplooiïng van bevolkingsgroepen,
die vroeger slechts in de schaduw der machtigen leefden. De regering werd ter
zijde gestaan door een hoogstaand ambtenarencorps. Zij werkte onder de publieke
contrôle van een vrije volksvertegenwoordiging en een vrije pers. In sociaal
opzicht was veel tot stand gebracht en ons land kon de vergelijking met andere
landen op menig gebied voortreffelijk doorstaan.
Met de staatkundige democratie ging echter nog geen economische democratie
gepaard en vooral tijdens de crisis was het niet afdoende gelukt
bestaanszekerheid te waarborgen aan de massa en de werkloosheid terug te
dringen. Dit was het pro- | |
| |
bleem, dat steeds nadrukkelijker werd
gesteld en dat na de oorlog, zij het onder andere verhoudingen en tegenover
moeilijkheden van andere aard, oplossing zal eisen.
Hoe Nederland zal herrijzen uit de maalstroom der gebeurtenissen, houdt de
toekomst ons nog verborgen. Maar het zal weer, als in 1848 en in 1918, en veel
sterker dan toen, staan te midden van een veranderde wereld. De weg zal moeten
worden gevonden naar samenwerking tussen de volkeren, met handhaving van
nationale zelfstandigheid; naar meer eenheid binnen de volkeren, met aanvaarding
van levenwekkende verscheidenheid; en naar economische ordening, met
eerbiediging van geestelijke vrijheid.
|
|