ruiters en de volharding, waarmede zij in een rechte lijn voortgingen, zelfs dan, als het gebrul van een leeuw onmiddelijk vóór hen weerklonk, gaf aan hunne reis iets spookachtigs, en herinnerde hen aan de gevaren welke hen wachtten. Hans en zijn makkers wisten, dat dood en leven van het succes hunner plannen àfhing, doch het was waarlijk niet de eerste maal dat zij den dood dapper tegemoet gingen en zij stelden zulk een groot vertrouwen in hun eigen kracht, dat niets hen zou kunnen doen ontstellen.
Bij het krieken van den dag bemerkten de drie jagers een dicht begroeide bergkloof, en nadat zij een eind verder waren gegaan, ontdekten zij, dat deze in het geheel vier toegangen van verschillende richtingen had, een bijzonderheid, die bij een aanval den terugtocht zeer bevorderen moest. Daarna stegen zij van hunne paarden af en onderzochten hunne geweren. Nadat Hans het omliggende land zorgvuldig met zijn verrekijker onderzocht had, gebruikten zij een ontbijt in den vorm van een stuk in de zon gedroogd vleesch, waarvan de jagers een kleinen voorraad met zich mede voerden. Hierop besloot men, dat twee van hen nu zouden gaan slapen, terwijl de derde de wacht zou houden.
Daar Hans het eerst de wacht wilde houden, verzocht hij zijnen makkers, om te gaan slapen, een verzoek, waaraan elk waar jager dadelijk gehoor geeft, want hij moet slapen, als hij kan, om in staat te zijn, de rust te ontberen, als de omstandigheden hem dwingen waakzaam te zijn.
Binnen weinige minuten snorkten Viktor en Bernard zoo luid, alsof ze op een veeren bed, in plaats van in een vijandig land op den harden grond sliepen. Ondertusschen gebruikten de paarden dien tijd, om het malsche gras in de bergkloof af te weiden.
Hans had nauwelijks een uur de wacht gehouden, of hij zag met behulp van zijn verrekijker een afdeeling Matabele's die ongeveer drie Engelsche mijlen verwijderd was, aankomen