belangrijken handel in olifantstanden drijven. Niet zelden keert een jachtgezelschap drie of vier maanden na het vertrek terug, met twee- of drieduizend pond ivoor beladen.
Maar soms kan het ook zeer tegenvallen. Het kan gebeuren, dat de jagers in een streek komen, die om de een of andere reden, door de olifanten verlaten is. De paarden en ossen van den jager kunnen door de niet zelden, en dan wel eens hevig uitbrekende veeziekte gedood worden, zoodat de jager gedwongen wordt de volgeladen wagens achter te laten, om vier- of vijfhonderd Engelsche mijlen verder gelegen bewoonde plaatsen op te zoeken, en daar nieuw vee te koopen om dan bij den terugkeer misschien te ontdekken, dat de wagens door vreemden zijn geplunderd of verbrand en dat zijn makkers vermoord zijn.
Uit dit alles ziet men, dat het jagersleven in Afrika zwervend en gevaarvol is, en zoo dan ook de winst van tijd tot tijd nogal groot is, en er vele aangename dagen met de jacht worden doorgebracht, duidelijk is het, dat de olifantenjacht toch niet een ieders werk is. Slechts enkelen leggen er zich dan ook op toe. Ook is er een tamelijk groot aantal opperhoofden, wier vriendschap men door geschenken verkrijgen moet, als men toestemming wil hebben, hun land door te trekken; voornamelijk bestrijden de zwarte potentaten elkander, en zoo gelooft ieder hunner, dat hij het recht heeft alle reizigers te plunderen, die op een vriendschappelijken voet met zijn tegenstander hebben gestaan. Bij al deze gevaren, waardoor de Afrikaansche jager zich omringd ziet, komen die, waarmede verscheurende dieren, zooals leeuwen, luipaarden, of giftige slangen hem bedreigen.
Nadat men de vier door Hans Sterk gedoode olifanten van hun slagtanden ontdaan en deze laatste door de Kaffers op de wagens had laten leggen, bracht Hans zijn makkers naar een rij lage heuveltjes, aan welker voet een rivier stroomde.