4
Aan boord van de Zeezweep
De matrozen van de Zeezweep zijn piraten en zo zien ze er ook uit. Maar ze begroeten Joris Jas niet onvriendelijk en brengen hem meteen vele paren schoenen, zodat hij onmiddellijk aan het werk kan gaan. ‘Voor mij hoef je maar één schoen te poetsen,’ zegt een man met een houten been; ‘daarom kun je die wel het eerst doen.’
‘Nee, eerst de mijne,’ gromt een ander, met een zwarte baard tot aan zijn middel. ‘Ik ben de bootsman.’
De matroos met het houten been is het daar niet mee eens, en Joris ziet bezorgd dat ze elkaar steeds valser gaan aankijken.
‘Eerst de schoenen van de kapitein!’ zegt dan een uitbundig getatoueerde, verweerde zeerob. En daar stemt iedereen mee in.
Joris merkt al gauw dat de Blauwe Boekanier bij zijn bemanning in hoog aanzien staat. Die ruwe piraten zullen voor hem door het vuur gaan (althans zolang er buit is te verwachten).
Terwijl Joris Jas schoenen poetst, denkt hij na. De Blauwe Boekanier heeft hem het leven gered; hij staat dus bij hem in de schuld en dat is geen prettige gedachte. Joris wrijft de sier-