zag opflikkeren achter tante's welgedane en zelfvoldane gestalte. En toen ze eindigde, dat zij er op rekende om nu de plaats van haar zuster in te nemen, omdat ze daar het naast aan toe was, toen kreeg ik het benauwd om dat felle doodsbleke kindergezicht.
- Mag ik haar nog eens zien? heb ik toen gevraagd. Ik wou dat ik dit nooit gedaan had. Tante Floor zei, dat haar zuster weinig veranderd was, en gelastte Marjan mee te gaan.
Gelukkig klonk op dit moment de sleutel in de voordeur. Het kind sprong op. - Daar is Pappie! het klonk als een bevrijdingskreet, die helemaal niet paste in dit zeer stille huis waar de dode lag. Luiten legde dan ook zijn vinger op de mond, en tante Floor deed een waarschuwend, ‘Maar Marjan!’ horen. Het kind kromp weer in elkaar, en bleef achter de vader staan, toen ik hem condoleerde. Even vertelde hij, hoe Marjan hem was komen roepen, toen haar moeder een flauwte kreeg, eerst leek het niet erg, maar de dokter oordeelde toch opname in het ziekenhuis noodzakelijk. En twee dagen daarna was het hopeloos. Ze zijn er allemaal nog bij geweest, ze was bij kennis. En ze ging in vrede.
Ik heb haar niet meer gezien. Dat werd gelukkig vergeten.
Toen ik thuis kwam was het schemerig donker en de sterren flonkerden onnatuurlijk. Het gaat zeker vriezen vannacht. Een ster pinkelde tussen de smartelijk opgeheven takken door. Ik heb er naar gekeken. Het lijkt een licht uit het vaderhuis met de vele woningen.