aan haar vlechten. Marjan was als baby net op de tweede kerstdag ziek geworden, en toen moest ik geregeld aan haar denken, ik liet toen de wijzen inplaats van goud, wierook en mirre, een schaapje meenemen.
- Ja ik schaamde me dood, zei tante Floor, ik zag de domineesvrouw lachen. Graag had ik gezegd, dat ik dit verhaal zo echt begrijpelijk vond, maar dat durfde ik niet. Daarom vroeg ik maar gauw naar mevrouw. De twintigste komt ze thuis. Tante Floor blijft dan nog drie maanden. Daarna gaat ze weer naar haar oudste zuster, vertelde ze, even uitblazen, de kinderen zijn zo onopgevoed en druk. Weer die verwijtende blik naar Marjans vlechten en naar de blonde krullebol van Ineke, die op de grond met een pop speelt.
Dat sommige mensen aan zoveel liefde en rijkdom voorbij lopen voor hun eigen rust. Als ik de genegenheid van de kinderen niet had, dan zou ik mijn werk niet graag doen. Ik kan soms, na rumoerige dagen doodmoe in mijn stoel zakken, zo, dat ik het eerste half uur geeneens energie op kan brengen om mijn theewater op het gas te zetten. Maar dan komen de herinneringen weer aan leuke gezegdes, aan vrolijke ogenblikken, aan een kleverig snoepje, dat je in je hand geduwd wordt. En dan gooi je de vermoeidheid van je af, en zet een fijn kopje thee, en stelt bij jezelf vast, dat je toch wel een heerlijk werk hebt.
Natuurlijk vertelt Luiten een geschiedenis, ik verheug me er bij voorbaat op. Met feestjes e.d. die we in school vieren is het altijd mijn werk, maar geen een van de juffrouwen, ook ik niet, vindt het prettig in de kerk te spreken, wel even, maar niet zo'n tijd. Daar dragen onze stemmen niet ver genoeg voor. Nu kan ik lekker gaan zitten luisteren en naar kindergezichten kijken. En dan is het vakantie.