18 november
Ik heb er nog een nachtje over geslapen, want plotseling toen ik mijn dagboek sloot, kwam het vrouwtje naast me, mijn inwoning zouden de moeders zeggen, me storen, of storen was het woord niet. Ze klopte heel bescheiden aan. Of ze me eventjes spreken mocht.
Het heeft me wel een half uur gekost, eer ik haar zover op haar gemak had, dat het hoge woord eruit kwam. Over een half jaar verwachten ze een baby. Of ik daar bezwaar tegen had, want ziet u ze wilden wel moeite doen voor een ander huis, maar al die kosten... Natuurlijk heb ik niet het minste bezwaar tegen een baby, waarom zou ik. Babies zijn leuk. Ik heb haar gezegd, dat ik dit het meest prettige vond, wat ze me kon vertellen. Ze keek me verrast aan. Opgelucht. Ik heb altijd gedacht, dat ik de enige lijdende partij was bij deze inwoning, maar nu blijkt het me, dat er twee zijn. Het werd zo ‘opofferend’ van me gevonden, deze mensen die kamers af te staan. Maar ik heb nooit geweten, voordat ik het jonge opgeluchte gezichtje voor me zag, welk een angstig bezit twee kamers met gebruik van keuken kunnen zijn. En ik heb me geschaamd. Ben ik dan zo'n boeman,