met Jettie, wilde ik weten. De vrouw tegenover me keek op.
- Ja en nee, zei ze, en ze keek me lang aan, toen rommelde ze in haar tasje en begon een heel verhaal over hoe goed of Jettie het daar wel had. Zulke brokken pudding, en zulke bekers melk. En ze zegt niks, ook niet tegen de zusters. Als ze maar wou praten en opstaan, dan hebben we ze wel weer gauw thuis, want de dokter heeft ze nog eens speciaal onderzocht, en ze mankeerde niets zei hij...
Ik heb toen geknikt, wat moest ik verder doen?
- Maar ze wil niet praten, en de dokter, die zei, dat ze een grote meid moest zijn en maken dat ze gauw naar huis moest, heeft ze een klap gegeven, begrijp u dat nou?
Ik heb toen nee geschud, maar nu ik morgen naar Jettie toe ga, want daar kwam het verzoek van mevrouw Korver op neer, begrijp ik het best. Ik moet nu dus meehelpen om Jettie Korver weer bij de pluche stoelen en de glimmende tafels te brengen. Ik heb haar eenmaal teruggebracht naar Thea, en dat voel ik nog als een verwijt, nu... Ach ik weet niet, wat ik nu zal doen. Aan wijsheid ontbreekt het me grandioos.
Wat een geluk, dat God ‘mild geeft’, en niet verwijt, ook mijn verraad aan Jettie Korver niet.