2 november
Er is wel tijd maar geen raad gekomen. Ik moet dit na de hoopvolle sluitzin van de vorige keer constateren. Ik heb nog niet met Thea gesproken. De verhouding op school lijdt eronder. Ik weet, dat Willy en de anderen me onrechtvaardig vinden; ze kunnen nauwelijks hun verwondering verbergen, dat die meid nog op school is.
En Thea krijgt meer snauwen, dan ze verdient. Want haar houding na de eerste dagen, toen vader Korver haar zo gerechtvaardigd had, is heel wat kalmer, ik zou haast zeggen nederiger geworden. Maar haar kleding wordt hoe langer hoe opzichtiger en vanmorgen kwam ze met bloedrode nagels op school, terwijl haar ogen onrustig wegdwalen als iemand met haar spreekt.
Zo is er een status quo ontstaan, door de situatie, dat Jettie Korver, hoewel bij kennis, volkomen apathisch is. De dokters zijn bang dat een gedeelte van de hersentjes voorgoed beschadigd zijn. Alleen wanneer haar moeder vraagt of ze naar huis wil, schudt ze hardnekkig haar hoofd.
Er mochten nog geen vreemden bij haar, maar ik geloof niet, dat ik me van de week gemakkelijk zal laten wegsturen. Ik ga naar haar toe. Ik vermoed, dat ze bang is voor haar huis, bang voor de straf, die ze daar zal krijgen.
Anders bespraken we zo begin november de versjes en verdeelden de bruikbare liedjes van de goed-heilig-man over de klassen. Na het verwijt van Korver kon