Kinderen der eenzame
(1961)–Jo van Dorp-Ypma– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
valle z' af, de zieke zomerbladeren... Bijna tergend kwam deze versregel me in gedachten. En ik ben bang. Het is hetzelfde zware gevoel in de omgeving van mijn maag, dat ik ook had de week voordat moeder stierf. Je weet niet wat het is, je bent onberedeneerd bang. Ik weet wel, dat dit maar voorgevoelens zijn, toch kan ik ze niet wegdringen, in mijn stille kamer werden ze zo benauwend, dat ik, om ze kwijt te raken in het half uur, dat ik nog had tussen mijn eenpersoons maaltijd en de zang, mijn schrift te voorschijn gehaald heb, om te schrijven. Ik ben vanavond thuisgekomen met een roestgevlekt goudgeel iepeblad op mijn schouder. Het dwarrelde voor mijn voeten, toen ik mijn jas op de kapstok hing. Ik heb het zorgvuldig opgeraapt en in dit schrift gelegd. Nu ik deze zinnen overlees geloof ik werkelijk, dat ik een sentimentele ouwe vrijster begin te worden. Ik had willen schrijven over de vertroosting, die Bach me gegeven heeft. Of moet ik zeggen, die Bach's geloof me gaf? Tot slot speelde onze dirigent: Jesu, joy of man's desiring. Het is net of Bach zeggen wil in de rustig omrankende variaties: Wat je zelf beleeft komt er niet zo opaan, maar het is Jezus alleen. Aan de andere kant van de bladzijde, waarop ik dit neerschrijf, ligt het gele blad. Het blad valt af... Jesu, joy of man's desiring... Tussen deze twee polen beweegt zich ons leven. Het mijne ook. Maar als ik naar het blad kijk word ik bang en bedroefd. |
|