Ze knielt bij ze neer. Lieverds, lieverds is alles wat ze zeggen kan, gaan jullie maar gauw naar binnen.
Gelukkig is de meid maar even overstuur geweest, ze heeft al een takkebos in het flauw brandende waterfornuis gestoken, zodat de damp nu al uit de grote zwarte waterketel golft, terwijl Marrie bij de kinderen neerknielt om hen de druipende kleren uit te wurmen.
Onderwijl hoort ze tussen de snikken door het verhaal.
Nelia begint.
- Het is Leenderts schuld. Marrie kijkt haar zoontje aan. Die nijpt zijn lipjes op elkaar en schudt van nee.
- 't Is welles, zegt Nelia, het is wellis rotjong.
- Wat zeg jij, Nelia, zegt Marrie streng. Het kind begint te huilen. Zegt poe ook altijd, verklaart ze, zegt poe ook altijd. Maar Leendert heeft het gedaan.
Weer knikt Leendert van nee, terwijl zijn ogen verdacht blinken.
Marrie weet dat Leendert niet jokken wil.
- Vertel jij het maar mijn jongen, sust ze.
- Hij heeft me in het water gegooid, gilt Nelia, hij heeft me...
Dan wordt het Leendert ook te gortig.
- Jij viel erin, toen je Gers klomp wou pakken.
- Mijn klomp, vraagt de meid, die dichterbij gekomen is, mijn klomp, wat deed jij met mijn pasgeschuurde klompen, aap van een meid.
- Niks, huilt Nelia, terwijl ze in elkaar duikt, niks, helemaal niks, Leendert...
- Je deed er wel wat mee, zegt Leendert, jij wou schippie varen, en toen ging de klomp zo'n end weg, en toen wou jij hem pakken...
Marrie ziet het, zo is haar zusje in Overlek ook verdronken... die speelde ook met klompen.
- Nietes, jij gaf me een douw...
- Ik heb je vastgehouden, zegt Leendert met nadruk, ik hield je vast, anders was je verzopen, net als dat kalf aan de Tiendeweg.
Marrie rilt ervan, ze heeft het haar man steeds kwalijk