Jezus, help me dan toch, ik ben zo hang, ik ben zo bang, ik ben nog zo jong.
Hij werd wakker, doordat een koele, droge hand op zijn voorhoofd werd gelegd. Hij deed zijn ogen open en begreep, dat het een dokter was. Het was een vreemde, de hunne was er zeker niet. Het compres was van zijn hoofd gegleden en lag tegen zijn hals aan. Vader en tante waren er ook. Moeder niet: nee, die kon niet meer traplopen.
De dokter was heel vriendelijk. Hij was nog jong en droeg een dikke bruine bril. ‘Zo jongeman, wat scheelt er aan?’ De dokter nam Hans' pols tussen zijn vingers: uit de koele hand vloeide rust in hem over.
Hans vertelde. Zo nu en dan vroeg de dokter om verduidelijking, nam onderwijl de compres weg en knikte. Toen Hans zweeg, haalde hij bedaard zijn receptenboekje tevoorschijn en tikte er met zijn vulpotlood op.
‘Tja, je reinste migraine. Hoe oud is hij?’
‘Twaalf jaar, dokter.’
‘Zó... Een hele kerel voor zijn leeftijd. Heeft ie genoeg lichaamsbeweging. Kan hij zwemmen?’
‘Volgens mij wel,’ zei vader. ‘Hij zwemt ook. Is 't iets aan zijn ogen? Eerlijk gezegd ben ik lelijk geschrokken.’
De dokter meende van niet, maar hij raadde aan, voor alle zekerheid naar een oogarts te gaan. ‘Heeft uw vrouw, meneer Marijnesse, ook nooit es zo'n aanval gehad?’
Vader dacht van niet.
‘O. Nou, vraag het toch es. Zo'n eerste aanval is nooit mis. Laat ik je... Hoe heet je? Hans? Nou Hans, laat ik je tot je geruststelling zeggen, dat je er niet blind van wordt, hoor. Je kunt er beste ogen bij hebben. Maar je moet er op rekenen dat het terugkomt. Schrik dan niet. Hoe kalmer je blijft, hoe beter. Ik geef je nu een poeiertje voor de zenuwen. Als je wat ouder was, zou ik iets