het vervloekte boek af was. Hij werd misselijk van de gedachte aan het boek. Dat zulke boeken gedrukt konden worden! Zou de schrijver niet wanhopig zijn geweest toen hij het schreef? Bunyan was toch een echte gelovige geweest, iemand die veel van God hield. Kon hij het boek maar verbranden, kon hij het maar in stukken trekken. Niet dat het wat gaf. Stel je voor dat Jan het las! Jan! Stel je voor dat al vaders en moeders kinderen door het boek verloren gingen!
Vader ging in de leunstoel naast het raam zitten. Moeder kwam binnen, ze had haar nieuwe hoed nog op. Voorzichtig deed ze haar manteltje uit, maar ze bracht het niet weg. Ze was zenuwachtig.
‘Henk, nu moet je niet boos worden, maar ik ga niet meer naar die Scharing toe, ik wil jullie en mezelf niet door die man laten vergiftigen. Is dat nu een manier van preken? 't Lijkt wel een verhandeling over de hel. Is dat nu evangelie? Wat hebben de mensen daar nu aan gehad? Als ik denk aan de tobbers die op aarde zijn, word ik er koud van.’
Vader schrok een beetje. Hans keek naar moeder. Toen ze weer verder ging, had ze kleurtjes op haar wangen. ‘Als ik niet beter wist, zou ik moeten geloven, dat God welbehagen had aan 't verloren gaan van de mensen. 't Is toch treurig, dat onze godsdienst... Is dat nu van Christus getuigen?’
‘Gré, zeg zulke dingen in elk geval niet waar kinderen bij zijn.’
‘Ja, dat doe ik wèl, juist wel. Ze mogen best weten, hoe moeder er over denkt Ze hebben het toch zeker ook gehoord? 't Is vergif, dat zeg ik je. Ik heb het in het... in het gesticht anders leren zien en dat heeft me beter gemaakt en nu wil ik m'n kinderen in elk geval daarvan laten meedelen.’
Vader zei, dat Gods rede hard om te horen was, maar het maakte geen indruk op Hans. Hij keek naar moeder.