Zij sloeg haar arm om hem heen en dwong hem te gaan zitten. Na een poosje kon hij weer praten en het eerste wat hij zei was: ‘Moeder komt niet meer terug, ik weet soms niet eens meer goed, hoe ze er uit ziet.’ Zijn schouders schokten nog.
Lot streelde hem over zijn haar. ‘Hans, luister nu es. Moeder komt wèl terug. Dacht je heus, dat ik een jongen, die zoveel verdriet heeft en waarvan ik zoveel houd, voor de gek zou houden met zo iets? Moeder komt wèl terug, misschien heel gauw al, heus, geloof me nu toch.’
Hans knikte, hij werd rustig. Wat hield hij veel van Lot. Ze legde haar hand op zijn arm, kneep er even in. Ze praatte nog een poosje met hem. ‘Jij en ik, Hans, wij zullen altijd wel verdriet hebben, zo zijn we gemaakt Hans. Maar zou jij met andere mensen willen ruilen? Ik niet. Want wij vinden ook veel dieper geluk. Dat gaat altijd samen. Het leven is zo mooi... vergeet het niet. Schaam je nooit voor je tranen, Hans. Ik had dat straks niet moeten zeggen. Maar ik geloof dat we niet eens meer wisten, dat je er bij zat...’
Hans keek op. ‘Oom praatte toch tegen me? En je meende toch, wat je zei?’
Lot zuchtte. ‘Ja, dat is zo. Maar soms denk je, dat je alleen bent, en dan weer denk je van niet. Je kent je eigen leven zo slecht. En als je iets zegt, is het altijd maar gedeeltelijk waar. Je kunt nooit iets helemaal goed zeggen. Kom Hans, we moeten naar binnen. De eerste keer dat je bij me komt, zal ik Home sweet home voor je spelen... Je niet schamen, hoor.’
Ze gingen naar binnen. Hans had het gevoel, dat vader en tante en oom bedrukt waren. Hij dacht: ze hebben het niet begrepen. Hij schaamde zich.
Oom en Lot gingen spoedig daarna weg. Toen Lot Hans een hand gaf, vroeg ze als terloops, of hij geen zin had, piano te leren spelen, zij zou hem wel op weg helpen