hij moest van vader eerst naar de H.B.S. en dan zouden ze wel verder zien. Hij wou het liefst iets worden, waarvoor je reizen moest, verweg, naar het buitenland.
Zo, wilde hij dat zo graag? Waarom eigenlijk?
Ja, dat wist Hans niet. Hij aarzelde. Toen zei hij: ‘Ik vind alles zo mooi.’
Lot legde haar pen neer en deed een brief in een enveloppe. Toen zei ze: ‘Weet je, als je jong bent wil je graag weg. Waarom, Hansje? Omdat je je geluk nog niet gevonden hebt. Dat kan ook nog niet, bij jou, je staat er nog voor. Maar verleden jaar wilde ik nog graag naar Australië, ik heb daar een vriendin zitten. En nu heb ik een verloofde, zal ik maar zeggen, en ik wil helemaal niet weg. Ik wil zijn waar hij is. De mensen zijn allemaal alleen en daarom willen ze reizen.’
Hans zweeg. Wat wist hij daar nu van? En hij werd ook een beetje verlegen, want hij hoorde aan Lots stem, dat ze veel van haar verloofde hield.
Een hele tijd later zei hij met zijn ogen dicht: ‘Daarom ben ik hier zeker zo graag.’
‘Dank je wel, Hans.’
Hans werd vuurrood. Hij vertelde daarna over Ria. Hij had een week lang met haar gelopen, maar het was heel vervelend. Hij wist niet, wat hij tegen haar zeggen moest en je kon ook nooit van haar op-aan. Nu had ze allang weer een ander vriendje, maar Hans vond haar nog even mooi. Hij kon niet met meisjes lopen.
Lot lachte. ‘Dat weet ik zonet nog niet. Kom, ga mee naar achteren. Dan gaan we eten.’
Na het eten moest hij op het divanbed in de achterkamer gaan rusten. Hij sliep ogenblikkelijk in en werd pas om vijf uur wakker.
Ze zaten samen in de donkere kamer. Van buiten drong het geluid van de feestende stad als een gedurig geruis de kamer in. Telkens hoorde je voetzoekers ontploffen,