misschien gauw trouwen. Dan ging ze in Brussel of in Parijs wonen. Lot vond het jammer, dat het bezoek zo kort moest duren, maar ze had een fijn plan. Over twee weken was het Koninginnedag en dan moest Hans maar hier komen. Ze was dan alleen, want oom was er dan niet, en haar vriend ook niet. Nou, wat dacht hij ervan?
Hans vond het een prachtig plan, maar hij geloofde niet, dat het zou gaan. Hij zei, dat vader het misschien niet goed zou vinden, maar Lot lachte; dat kwam best in orde. Ze liep vanmiddag nog even langs de krant.
's Avonds aan tafel, zat hij naar vader te kijken. Vroeger had hij eigenlijk nooit naar de mensen gekeken, maar nu bekeek hij ieder gezicht. Vader had een glad, dik gezicht. Hij was haast helemaal kaal, maar 't haar dat hij nog had, was blond. Hij zag er jong uit. Sommige jongens hadden oude vaders. Vaders ogen waren blauw en zijn snor was netjes geknipt. Vader was een echte meneer. Jammer, dat hij zo verdrietig en bang was. Alle mensen waren bang van God. Nee, dat toch niet. Tante Mien niet, geloofde hij. En oom Joop en Lot ook niet. Maar Lot was hoe langer hoe ongeloviger geworden. Dat zei tante Mien tenminste. Hijzelf, hij was ook bang.
Wat later vond hij een nieuw spel: hij ging tegen vader in gedachten zitten zeggen, wat hij niet hard-op durfde zeggen. Vader, u ben zo verdrietig. Zeker omdat moeder ziek is. Ik ben ook verdrietig, maar het is een beetje prettig, dat moeder er niet is: je mag nu veel meer. Maar ik houd veel van moeder, hoor, ik zou ze zo graag een zoen geven. Wanneer mag ik eens mee naar haar toe? Vader, ik ben bang voor God. Ben u dat ook? Ik wou soms, dat ik nooit van God gehoord had. Ik heb ook van het vreselijke gelezen, ik moet er vaak aan denken, maar niet als ik buiten ben..
‘Hans, wat kijk je vreemd. Ben je niet goed?’
‘Nee tante.’ Hij voelde, dat hij een kleur kreeg. Bah,