gekregen. Hij maakte het briefje open en kreeg een kleur tot achter zijn oren. ‘Ik wil heet je mijsje zijn, wacht maar om vier uur op me.’
Even later schreef hij zo voorzichtig mogelijk op de achterkant van het briefje: ‘Ik wil ook graag met je lopen. Maar het moet meisje zijn.’ Hij zette een streep onder de ei van meisje. Hij vond het vervelend, dat zijn meisje zo'n fout kon maken, maar ja, ze was ook nog maar pas uit Indië en daar was ze zeker niet zoveel op school geweest. Hij zou haar wel helpen met taal, dat beloofde hij zich.
Zo gauw hij de kans schoon zag, gooide hij het briefje terug. Ze las het en toen draaide ze zich heftig om en stak haar tong tegen hem uit. Hans voelde zich plotseling doodongelukkig. Ze was kwaad geworden om dat meisje. Wat zijn meisjes toch eigenaardig. Er stond toch ook ‘Ik wil graag met je lopen’, maar dat telde zeker niet mee. Nou, hem een zorg. Hij probeerde zichzelf wijs te maken, dat hij er niet om gaf, maar 't lukte niet erg.
Om vier uur liep Ria zonder haar vriendinnen weg, 't leek wel of ze haast had. Hans had het land, hij schaamde zich. Een snertmeid, die Ria.
Maar wat was hij blij, toen hij haar bij café De Kroon op de hoek van de Markt zag staan wachten. Ze wenkte hem, maar hij liep er geen stap harder om, kun je net denken. 't Was moeilijk, om zo langzaam te lopen.
‘Flauw van je, bah. 'k Ga nog maar zo korrt op de school hier.’
‘Niks flauw, 't was toch fout? En ik zei toch ook, dat ik graag wou?’
Ze liepen samen de hete Markt over, maar ze keken elkaar niet aan. Hans was gelukkig, maar hij voelde zich toch ook erg onwennig; wat moest je nu tegen een meisje zeggen, als je met haar liep? Het was Ria, die weer begon.
‘Zeg, spaar jij postzegels?’