Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek
(1987)–Marie van Dijk, Ate Doornbosch, Henk Kuijer, Hermine Sterringa– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |||||||||||
36
| |||||||||||
ToelichtingVeel informanten in Noord-Brabant herinnerden zich dat dit zogenaamde lied van de godverzakende boer werd gezongen; wij troffen het in verscheidene liedschriften aan. De melodie van dit lied is nagenoeg dezelfde als die van het voorgaande, Wat hoort men nu in deze tijd. | |||||||||||
Lied
| |||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||
Opname 10 juli 19821
Komt gij hier schenders van 't gebod
Gij die niet vreest voor de straf van God.
Het zal voor groot en klein,
Voor die goed christen zijn,
Steeds een exempel blijven
Wat door couranten en brieven wordt verklaard.
't Was op den dag van Maria Hemelvaart
Hoe Gods lankmoedigheid
Soms wond're straf bereidt
Voor die zijn wet bestrijdt.
2
Enen boer heel goed in het gespan,
Het was een woest en boosaardigGa naar margenoot* man,
Kwam 's morgens zo hij plecht
Bij de slapenden dienstknecht
Hem aan zijn bed ontwaken.
| |||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||
Hij sprak: Staat op en laat uw slapen staan,
Gij moet terstond met mij aan het werken gaan.
De knecht sprak: Meester, wis,
Hedde gij het vandaag niet mis,
Daar 't heden feestdag is?
3
Den dag van Maria Hemelvaart,
Te vieren door de roomsen der aard,
Op voorschrift des gebods
Tot lof der moeder Gods
Wilt die niet overtreden.
Het is vandaag toch dat die maget rein
Door vurig bidden gevierd en geëerd moet zijn.
Denk dat God hoort en ziet,
'k Sta onder uw gebied,
Maar werken doe ik niet.
4
Waarna den boer boosaardig zei
God is 'ne slaper zoals gij
Als hij van werken hield
Zorgd' ie dat er regen viel
Zodat er vruchten groeien
Maar nu denkt hij zeker om ons niet;
Zo lach ik ook om hem en zijn gebied.
De knecht is opgestaan
En smart'lijk aangedaan
Recht naar de kerk gegaan.
5
Den boer, door gramschap overmand,
Nam nu toch zelf het werk ter hand,
Rijdt ploegend heen en weer,
Doch viel ter aarde neer,
In een diepen slaap gezonken.
De lieden kwamen uit de kerk nu aan,
En zagen daar op het veld twee ossen staan,
Werden den meester daar
Neerliggende gewaar,
In enen slaap zeer zwaar.
| |||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||
6
Men trok den boer ras uit den sloot,
Zijn lichaam was zo zwaar als lood.
Den slaap bleef hem ook bij
Waardoor een ieder zei
Dat men den pastoor moest halen,
Opdat hij ook den wond'ren slaap aanschouw'
En vragen wat men er wel mee doen zou.
En toen den priester kwam,
Den wond'ren slaap vernam
Die zei: Het is Gods gram.
7
Wel drieëntwintig dagen lang
Sliep hij met wonderbaren gang.
Het volk van wijd en zijd
Bleef er gestadig bij
En ook veel geestelijken.
Maar in september, op den achtsten dag,
Ontwaakte hij al met een droef geklag
O God gebenedijd
Mijn zonden zijn mij ten spijt,
Ik ga naar d'eeuwigheid.
8
Nadat hij een ieder zeer bevreesd
Aanschouwde gaf hij zijnen geest,
En het volk in droef geluid
Barst in gebeden uit
God wil zijn ziel ontfermen!
Zo is zijn lichaam hier gestraft op aard
En is zijn armen ziel misschien gespaard,
Maar waar hij zich ook wendt
Die de kerkgeboden schendt
't Is God toch wel bekend.
Dit lied werd gezongen door Anna Wilhelmina Maria Vermetten-Hoevenaars (geb. 1936) te Gilze. Ze leerde het van haar moeder die het in haar jeugd weer van haar ouders (ook in Gilze) had geleerd. Mevrouw Vermetten vulde haar repertoire aan met liederen van haar schoonmoeder, die ook bijdragen aan onze collectie heeft geleverd. Mevrouw Vermetten, afkomstig uit een landbouwersgezin, is zelf boerin. Ze vertelde ons dat onder het melken veel werd gezongen; de koeien werden er rustig van, hetgeen de melkafgifte bevorderde. Ook | |||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||
het lied van de godverzakende boer werd ‘onder de koe’ gezongen. | |||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||
Vermeldingen/LiteratuurGeen |