Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek
(1987)–Marie van Dijk, Ate Doornbosch, Henk Kuijer, Hermine Sterringa– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |||||||||
24
| |||||||||
ToelichtingDe zangers van de vier door ons opgenomen varianten waren zich niet duidelijk bewust van de strekking van het lied: beperking van de seksuele omgang voor het huwelijk; tot de verbeelding spraken veeleer de regels over de duif, opgevat als een teken uit de hemel. Door alle vier de zangers werd het lied dan ook aangeduid als het lied met de witte duif. | |||||||||
LiedHoe menig paar ziet men in ontucht vrijen De melodie staat in majeur en eindigt op de terts; de tweede trap van de toonladder (a′) wordt enigszins benadrukt. Door het regelmatige begin in 4/4 maat, het ontbreken van opmaten en het veelvuldig voorkomen van kwartnoten ontstaat een wat houterig geheel, dat in de loop van het lied wordt doorbroken met een verlengde (5/4) maat en enkele driedelige (3/4 en 3/2) maten. Vorm: A [a-a′], B [b-c]. | |||||||||
[pagina 237]
| |||||||||
Opname 16 juni 19691
Hoe menig paar ziet men in ontuchtGa naar margenoot* vrijen,
In de ongebondenheid en alle kwaad,
Waardoor zo meen'ge maagd komt in het lijden,
In druk of in de allerdroevigste staat.
2
Maar die in zuiverheid elkaar beminnen
Brengt God tot deugd en tot een goed huwelijk,
Of eer dat zij de blijden dag beginnen
Helpt hij hen door die poort naar 't hemelrijk.
3
Een deugdzaam paar dat had twee jaar gevrijden,
Zij spraken saam de blijde trouwdag vast.
Een wrede dood heeft hun plezier ontnomen
Die zo menig mens in zijne fleur verrast.
4
Die goede ouders van hun wederzijden
Waren content over zo een deugdzaam paar,
Waarop zij al die feesten gaan bereiden.
Een droevig uur die volgt hun achterna.
| |||||||||
[pagina 238]
| |||||||||
5
De dag verscheen, dit paar gaat zich begeven,
Zij gaan gezond naar die communiebank,
Op hoop van in die gratie Gods te leven
En om aan God te geven lof en dank.
6
't Was de pastoor die ging 't jong paar bedienen,
Die kwam te geven Heer Jezus' vlees en bloed
Aan deze bruidegom en zijn beminde,
Ziet eens het wonder dat Gods werken doet.
7
In plaats van in plezier en vreugd te leven
Ja om te trouwen het blijde bruiloftsfeest,
De jonkman is op die aarde neergezegen
En zonder spreken gaf hij zijnen geest.
8
Deze dochter met tranen in haar ogen
Zag hare minnaar zo vol medelij.
Een witte duif kwam door die kerk gevlogen
Op meneer pastoor zijn schouder rustte zij.
9
Den pastoor riep: En hij was niet geboren
Om door den trouw te leven in de strijd.
Vreest niet, vriendin, er is geen ziel verloren,
Hij wordt van die engelen voor Gods troon geleid.
10
Nu was het bruiloftshuis vol rouw en klachten,
Deze dochter stierf drie maanden daarna.
Neem deez' historie wel in uw gedachten
En vrij in zuivere liefde met elkaar.
11
Heeft God u dan niet tot den trouw geroepen,
De liefde is een goddelijke deugd.
De hemel staat voor zulke jonkheid open,
God is de loner van die ware deugd.
Dit lied werd gezongen door Gerarda Scheres-Gielen (geb. 1899) en haar broer Jacobus Gielen (geb. 1905) te Meijel. Ze leerden het van hun vader die landbouwer was in Helden (zie verder bij lied 16, Komt vrienden van alle kant). | |||||||||
[pagina 239]
| |||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||
Vermeldingen/LiteratuurGeen |