Den Ryper zee-postil, bestaende in XXII. Predicatien toegepast op den zeevaert
(1699)–E. Az. van Dooregeest, C.A. Posjager– AuteursrechtvrijE. Az. van Dooregeest en C.A. Posjager, Den Ryper zee-postil, bestaende in XXII. Predicatien toegepast op den zeevaert. Jacobus van Nieuweveen, Amsterdam 1699
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: O 62-9700, scans van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Den Ryper zee-postil, bestaende in XXII. Predicatien toegepast op den zeevaert van E. Az. van Dooregeest en C.A. Posjager uit 1699. Er is gebruik gemaakt van een door Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal o.l.v. Nicoline van der Sijs en Hans Beelen aangeleverd bestand.
redactionele ingrepen
deel 1:
p. 3: In → Ik: ‘Ik ben God de almagtige: wandelt voor myn aengesigte, ende zyt opregt’.
p. 5: geezeyt → gezeyt: ‘En daerom wort tegen de Vorsten en Overheden der aerde (...) gezeyt’.
p. 9: maer → meer: ‘maer vreest veel meer hem’.
p. 11: Dayid → David: ‘dat hy met den H. David in hertgrondige dankbaerheyt tot den Heere moet spreecken’.
p. 16: magt te → magtige: ‘zijn magtige en regtvaerdige handt’.
p. 24: zefs → zelfs: ‘Waer van sommige nu nog uit des zelfs bevinding te spreeken hebben’.
p. 27: beenderen → barderen: ‘haere barderen van Elpenbeen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 28: Verius → Venus: ‘even als Venus in ’t gemeen uitgebeelt ende vertoont wordt: vergeselschapt met Jonge Kinderen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 28: leerende → leenende: ‘leenende sommige (om een over schoon gesigt voor ’t oog te maecken) op het stuur’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 29: uit → niet: ‘nergens niet te vinden of te toonen valt’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 30: Wat → Want: ‘Want is de werelt door veele verre afgelegene, en groote Eylanden verdeelt’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 30: kunnen → kan men: ‘door het zeer geriefelijck middel der scheepen kan men onderlinge kennisse en vrientschap (...) in alle gewesten van de werelt onderhouden’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 31: komen → konnen: ‘De scheepen, die konnen (...), veele, en groote goederen overbrengen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 37: de de → de: ‘die haer broodt ende bescheyden deel by de Schip-en zeevaert tragten te winnen’.
p. 43: spreeeken → spreecken: ‘nog verder te spreecken’.
p. 54: Staalkundige → Taelkundige: ‘want Barseba soo veel segt, als een put des eets, na ’t getuygenis der Taelkundige’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 55: bevreest sijn → sijn bevreest: ‘voor wien sal ick sijn bevreest’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 56: nagtlogys → sijn nagtlogys: ‘waer onder hy sijn nagtlogys moest nemen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 65: sulcks → selfs: ‘selfs tot verscheyden malen toe’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 67: betaemelijkheyt → bestanelijckheyt: ‘Want wat haer wesen, en bestanelijckheyt aengaet’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 69: geport → geparst: ‘dit bragt ons, als geparst, in dese digressie’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 75: komen → konnen: ‘die hem een wonderbare, en ongesiene verlossing konnen toebrengen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 81: gunste → sijn gunste: ‘hoe diep dat dese Vaderen in sijn gunste stonden’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 84: hem → hen: ‘dewijlse geduriglijk soo menigvuldige blijken van de Goddelijke goeddadigheyt, jegens hen, sagen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 84: wanneeer → wanneer: ‘wanneer hy zijn aendagt liet gaen op het andere, of tweede gedeelte van dese Godspraeck’.
p. 86: der → den: ‘om den sodanigen, met al het gene hem na ziel en lighaem nodig is, rijkelijk te beschenken’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 86: trecktn → trecken: ‘schoon gy in een vreemt, en afgelegen lant sult trecken’.
p. 88: yerderfs → verderfs: ‘het heylloos padt des verderfs insloegen’.
p. 89: doorlugtigtig → doorlugtig: ‘als een doorlugtig schouw-toneel’.
p. 93: hier → haer: ‘siet gy se haer leedige uuren doorbrengen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 93: des → der: ‘die onvrugtbare werken der duysternis‘,conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 100: des → der: ‘het sant, dat aen den oever der Zee is‘, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 101: deze → der: ‘vreesende den Heere van der jeugt aen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 110: zaeeke → zaecke: ‘Een zaecke waerlijck den Heere (...) zoo zeer aengenaem’.
p. 114: allermidste → allerminste: ‘zonder het alderminste quaet te lijden’.
p. 116: von → van: ‘welk hy van Gods milde handt mogt ontfangen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 121: meer → meer als: ‘selfs meer als vierhondert middellynen des aertkloots van de Son afgeplaetst’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 124: oock hy → hy oock: ‘waer dat hy oock quam’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 129-130: troolijck → troostelijck: ‘zoo troostelijck verschenen’, conform custode)
p. 130: des → den: ‘hadde hy dan, tot den selve (...) gebeden ende gesmeekt’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 131-132: daerrom →daerom: ‘En daerom was het de Jonckvrouwe Ruth’, conform custode)
p. 141: goedertierentijeyt → goedertierentheyt: ‘de genaede en loutere goedertierentheyt Gods’.
p. 154: vers eckeren → verseeckeren: ‘En om dit te verseeckeren, zoo seyt oock de H: Paulus’.
p. 171: gantscije → gantsche: ‘gantsche menigte des volckx‘)
p. 182: te te → te: ‘daer over berispinge te plegen’.
p. 190: mogelhck → mogelijck: ‘dat niet wel mogelijck en zoude sijn’.
p. 191: sterek → sterck: ‘vyanden, die menigmael nog zeer sterck en magtig waren’.
p. 197: aertsehe → aertsche: ‘Weg, weg, dan aertsche stut‘)
p. 205: voereen → voeren: ‘om zijn oordeelen over de menschen uyt te voeren’.
p. 206: gesigten → ligten: ‘al die menigte Hemel lichten en glinsterende Diamanten’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 214: oprer → opper: ‘dat hy de opper-oorsaeck van alle dese dingen is’.
p. 218: voetschappen → voetstappen: ‘en sijn voetstappen doet druypen van vettigheyt’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 219: boven met → boven dien met: ‘’t Christendom bescheen Godt boven dien met het ligt van sijn salige openbaringen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 225: die → die occasie: ‘by die occasie lag sijn schip aen de strand’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 229: in in → in: ‘datse nu de menschelijke middelen, selve in ’t werk moesten stellen’.
p. 229: uwe → de: ‘werckende dat goet is, met de handen’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 231: gemeenen → geenen: ‘dewelcke geenen overste amptman ofte heerscher hebbende’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 238: in in → in: ‘Waerlijck de meeste menschen zijn insonderheyt in dit stuk blint en onkundig’.
p. 240: elendigheyt → de elendigheyt : ‘de elendigheyt en kortheyt des menschelycken levens’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 240: tegendee → tegendeel: ‘de H. Schrift verzeeckerd ons van het tegendeel’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 241: allt → alle: ‘van alle tijden af bevestigt dese waerheyt onwederspreekelijk’.
p. 247: genoesaem → genoegsaem: ‘genoegsaem overtuygt en versekert worden’.
p. 249: Anerceon → Anacreon: ‘Anacreon stikte aen een korn of steentjen van een druyf’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 251: ondervinding → de ondervinding: ‘de ondervinding leerd ons, dat luyden die haer op verre reysen willen begeeven...’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 251: wal → de wal: ‘Den Zeeman steekt gemeenelijck niet eerder van de wal’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 252: vrolijke → een vrolijke: ‘, die in een vrolijke maeltyt, een brief gebragt sijnde’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
p. 255: en en → en: ‘en daerom so veel grooter’.
p. 256: sprak → (sprak: ‘(sprak Paulus Rom. 8.23. van de gelovige)’.
p. 257: sterf-uur → Stefanus: ‘om dat dat hy dan met den H. Stefanus den saligen Hemel reeds voor hem geopent siet’, conform Druckfouten aldus te verbeteren in ’t eerste Deel)
deel 2:
p. 4: niemane → niemant: ‘dat niemant van ons allen oit kan leven sonder te moeten sterven’.
p. 20: lieffeljcke → lieffelijcke: ‘De snoeren zijn my in lieffelijcke plaetsen gevallen’.
p. 31: 19 → 49: ‘siet ’er van Gen. Cap. 27. vers 27, 28, 29. en Cap. 49. doorgaens’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 34: hemelkenhouwers → hemelschouwers: ‘of hoe veel Circulen of Hemelen de hemelschouwers en natuurkundige ons beschrijven’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 44: bebesorgt → besorgt: ‘hy besorgt oock getrouwelijck’.
p. 50: uytgedrucke → uytgedruckte: ‘altoos met uytgedruckte woorden te kennen gevende’.
p. 51: beegh → bergh: ‘op den bergh Sinai aen haer volck overgelevert’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 51: oorsaeek → oorsaeck: ‘stoffe ende oorsaeck’.
p. 57: Aposteled → Apostelen: ‘alleen de plaets daer de Apostelen saten’.
p. 65: schahe → schade: ‘tot onse eeuwige schade’.
p. 79: van → om: ‘of om sijn oordeelen over de sondaren uyt te voeren’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 84: in Ephrata → Ephrata: ‘dat die wonderlijcke geboorte, na de Goddelijcke voorseggingen, in Davids Stadt, in Bethlehem Ephrata, was voorgevallen’ conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 91: ongehoorzijn → ongehoorsaem zijn: ‘en sijn heylig Euangelium ongehoorsaem zijn geweest’.
p. 95: Heegetuygt → Heeren getuygt: ‘Ten welcken aensien van de Kercke des Heeren getuygt wort’.
p. 101: in droncken → droncken: ‘En wordt niet droncken in wijn’.
p. 156: gegeschiedt → geschiedt: ‘op dat een iegelijck wechdragen sal het gene door het lichaem geschiedt’.
p. 160: een een sedelijck → een sedelijck: ‘Daer is een sedelijck, daer is oock een lijdelijck goet’.
p. 162: beschenckeen → beschencken: ‘met sijn altoosduerende gemeenschap in den Hemel beschencken’.
p. 167: die → dat die: ‘dat die voorseyde deughden hem brengen tot uytvoeringh van sijn uytdeelende rechtvaerdigheydt’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 168: logen → lagen: ‘dan sneuvelt een onschuldige Naboth door de lagen van een godtloose Jesebel’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 168: krachtige → krachtigste: ‘; maer die aenmerckingh kan ons door de krachtigste redenen doen besluyten’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 171-172: onbewelijck → onbewegelijck: ‘zijt stantvastig, onbewegelijck’.
p. 183: waerschouwen → waerschouwingen: ‘volgens alle Goddelijcke dreygementen en waerschouwingen’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 208: myn → my: ‘Wie sal my eenen waght aan mynen mondt stellen’.
p. 216: weldadightydt → weldadigheydt: ‘laedende de scheepkens door uwe Vaderlijcke weldadigheydt byna tot sinckens toe’.
p. 229: omcinglt → omcingelt: ‘Rontsom van sware ysbergen omcingelt en besloten’.
p. 245: vernietige → vernietigt: ‘de heerschappye en het gewelt der sonde in ons verbrooken en vernietigt zijnde’.
p. 268, 269: in het origineel zijn de pagina's tussen p. 268 en 269 niet genummerd. Deze zijn hier genummerd als t.o. 268 en t.o. 269.
p. 269: pagina-aanduiding ”Fol. 1” vervangen door nummer 269.
p. 281: een een → een: ‘als tot een aldergrootst Tonneel van koopmanschappen’.
p. 290: Prins,( → Prins,): ‘(te weten den Prins,)’.
p. 300: Januarius → Junius: ‘daer hem den Koning op den 16 dag van Junius’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 311: (uyt → uyt: ‘Haer Dorpswapen bestaet uyt twee Snoeken’.
p. 323 en 324: foutieve paginanummers 223 en 224 verbeterd
p. 324: maer → maet: ‘by Alckmaers brande maet van hoppen bier’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 325: wooninigen → wooningen: ‘deftige Koopmans huysen en wooningen’.
p. 326: gelegentheytheyt → gelegentheyt: ‘na gelegentheyt der plaetse sterck aenwassende’.
p. 330: aengstelt → aengestelt: ‘dat de Schepenen, door de Vroetschappen vryelijck, alle jaren drie des vrydaegs voor Paesschen, worden aengestelt’.
p. 347: buysjes → buysjen: ‘haer aldereerste buysjen, zijnde mede gering ende kleyn, in zee brachten’, conform Drukfouten van het tweede Deel dus te verbeteren)
p. 347: neerigen → neeringen: ‘bloeyende in dese en in andere neeringen’.
p. 360: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald.
p. 379: rededen → redenen: ‘dient tot troost der vroome, en om wat redenen’.
p. 390: sterkcte → sterckte: ‘ WAlvisschen haer grootte en sterckte’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*1v, *2v, 258, t.o. 269, 394) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *2r]
Den Ryper Zee-Postil, Bestaende in XXII. Predicatien toegepast op den Zeevaert, tot onderwijsinge, vermaninge en vertroostinge in de ware godsaligheyt voor allerley Zeevarende lieden; dog voornamentlijk voor die gene, welk op den Haring en Walvisvangst uitgaen, Verrykt met verscheydene Christelyke gebeden ende dankseggingen na gelegentheyt van dese Neeringen geschikt. Mitsgaders nog een korte beschryvinge aengaende de opkomst van Holland; ende de Goddelyke en wonderlyke bewaring en zegening des zelfs, waer in in 't besonder ook gehandelt word van 't Eyland met zyn Dorpen, als Schermer, Graft, Schermerhorn en de Rijp, als ook van den Aerd, Zeden en Neeringen deser plaetsen, dog voornamentlyck rakende de eerste oorspronck, en ware gelegentheyt der Haring en Walvisvangst. Door E.A. van Dooregeest en C.A. Posjager.
t'AMSTERDAM.
By Jacobus van Nieuweveen, Boekverkooper op de Nieuwendijk, op de hoek van de Nieuwestraat. 1699.