| |
| |
| |
Wegwijzer in de sociologische literatuur
Iedere inleiding in een wetenschap schiet tekort. Uit de aard van de zaak is een inleiding veel te beperkt om ook maar enigszins een representatief beeld te kunnen geven van wat zich in de desbetreffende wetenschap aan produktie en discussie voordoet. Voorts vertonen vele inleidingen - waaronder ook deze - een duidelijke eenzijdigheid doordat terwille van eenvoud en samenhang een keuze moest worden gedaan uit de beschikbare kennis en inzichten, vaak versterkt door de voorkeuren van de auteurs. Tenslotte plegen inleidingen niet veel aandacht te besteden aan de historische ontwikkeling van het vak en aan de vele methodologische en onderzoektechnische problemen die de beoefening van het vak met zich brengt.
In deze Wegwijzer wordt getracht de tekorten in zoverre enigermate te corrigeren, dat een overzicht wordt geboden van een aantal algemeen sociologische werken die nadere informatie geven, andere benaderingen voorstaan alsook bepaalde belangrijke terreinen binnen de sociologie op meer gespecialiseerde wijze binnen het bereik van de lezer kunnen brengen. Tevens worden enige encyclopedieën en vaktijdschriften vermeld.
| |
A. Inleidingen en handboeken
Terwijl in Amerika vrijwel iedere socioloog die zichzelf respecteert een ‘textbook’ op zijn naam heeft, is het verschijnsel ‘sociologisch handboek’ in Nederland onbekend. Wel zijn er diverse inleidingen, waaronder als bekendste het reeds enkele malen herziene werk van h. de jager en a.l. mok, Grondbeginselen der sociologie (Leiden: Stenfert Kroese, 1964 en herdrukken), dat naast een algemeen gedeelte, waarin enige overeenkomst met Moderne Sociologie blijkt, ook een korte introductie biedt tot enkele bijzondere delen van de sociologie, zoals betreffende godsdienst, gezin, beroep en bedrijf.
Van de beknopte buitenlandse inleidingen zijn bruikbaar alex inkeles, What is sociology? (Englewood Cliffs, N.J.: Prentice Hall, 1964), met een goede en gevarieerde bundel Readings on modern sociology in aansluiting hierop, door Inkeles geredigeerd en bij dezelfde uitgever gepubliceerd (1966), en vilhelm aubert, Elements of sociology (London: Heinemann, 1968 en herdrukken), oorspronkelijk in 1964 in het Noors uitgegeven, en helaas in Nederland te weinig bekend geworden.
| |
| |
Verwarrender maar ook interessanter dan het kennisnemen van soortgelijke algemene introducties is de studie van inleidende werken die duidelijk een bepaalde visie van de auteur op het vak verraden. Hiertoe behoort allereerst de bijzonder leesbare Invitation to sociology (1963), van peter l. berger, in voortreffelijke Nederlandse vertaling verschenen onder de titel Sociologisch denken (Universitaire Pers Rotterdam, 1965 en herdrukken). Het boekje kan gelden als verplichte lectuur voor ieder die een sociologische kijk op de samenleving wil verwerven zonder meteen bedolven te willen worden onder abstracties en systematiseringen. Van een heel ander genre, maar eveneens belangwekkend is het van oorsprong Duitse werk van norbert elias, Wat is sociologie?, ingeleid door J. Goudsblom (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1971). Terwijl Berger de nadruk legt op de zinvolheid van het sociale handelen, accentueert Elias de vele wijzen van vervlechting van het handelen van individuen onderling.
Speciale aandacht voor de sociologisch vaak verwaarloosde betekenis van de persoon vraagt zevedei barbu in zijn boeiende Samenleving, cultuur, persoonlijkheid (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1973; oorspr. Engelse uitgave 1971).
Soms gaat het de auteurs niet om een inleiding tot, maar om een oordeel over de stand en functie van de sociologie. Een klassiek boek is in dit opzicht het even geëngageerde als militante, steeds leesbare werk van c. wright mills, in Amerika verschenen als The sociological imagination (1959) en in Nederlandse vertaling beschikbaar als De sociologische visie (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1963). Een enigszins vergelijkbare aanval op gewichtigdoenerij en jargon is stanislav andreski, Social sciences as sorcery (1972), in 1974 als Penguin Book uitgegeven, overigens van bepaald lager niveau dan het werk van Mills. De onvermijdelijke weerslag van het ‘alternativisme’ in de sociologie blijkt uit Sociologie: een andere inleiding, in 1972 bij Boom te Meppel verschenen, een voor Nederland bewerkte uitgave van margaret a. coulson en david s. riddell, Approaching sociology: A critical introduction, jammer genoeg niet vrij van goedkoop marxisme.
Veel evenwichtiger, maar evenzeer kritisch is het boek van p.l. lazarsfeld, een befaamd vertegenwoordiger van de ‘wetenschappelijke’ opvatting van de sociologie: Main trends in sociology (Londen: George Allen & Unwin 1973). Een bijzonder helder, evenwichtig en zeer informatief boek is tenslotte johan goudsblom, Balans van de sociologie, in 1974 bij Het Spectrum verschenen.
Gaan we over tot de zwaargewichtklasse van de sociologische handboeken, dan valt allereerst te wijzen op pitirim a. sorokin, Society, culture, and personality: Their structure and dynamics (New
| |
| |
York: Harper, 1947), dat het tot de status van classic heeft gebracht. Voorts verdient onder de oudere werken vermelding r.m. maciver en c.h. page, Society: An introductory analysis (Londen: Rinehart, 1953), dat trouwens véél meer dan Sorokins werk een textbook-opzet heeft. Eenvoudiger geschreven maar juist daarom als handboek voor beginners zeer bruikbaar is robert bierstedt, The social order (New York: McGraw-Hill, 1957 en herdrukken).
Van de moderne Amerikaanse inleidingen noemen we van marvin e. olsen, The process of social organization (New York: Holt, Rinehart and Winston, 1968), een origineel, helder en systematisch werkje dat op vele punten frappante gelijkenis vertoont met Moderne Sociologie. Van uitstekend niveau is Sociology: An introduction (New York: Wiley, 1967; 2e druk 1973), een door n. smelser strak geredigeerde bundel, waarin door topexperts op bevattelijke wijze de voornaamste maatschappelijke structuren, instituties en processen worden behandeld. Minder strak van opzet en met meer nadruk op een etalering van de deelgebieden van de sociologie, is het zeer omvangrijke Handbook of modern sociology (Chicago: Rand McNally 1964) met bijdragen van vele vooraanstaande Amerikaanse sociologen, onder redactie van robert e.l. faris; overigens meer een naslagwerk dan een inleiding.
Uiteraard is ook over de geschiedenis van het vak veel geschreven. Sinds korte tijd beschikken we in Nederland over een tweetal goede introducties tot dit terrein: een beknopte doorlopende historie, van de hand van h.p.m. goddijn, p. thoenes, j.m.m. de valk en j.p. verhoogt, bij Boom te Meppel in 1971 gepubliceerd onder de titel Geschiedenis van de sociologie. Het boek, dat wat ongelijk van kwaliteit is en hier en daar al te summier, beleefde inmiddels enkele herdrukken.
De tweede inleiding bestaat eigenlijk uit een bundel sociologenportretten, geschreven door een reeks van Nederlandse specialisten: het tweedelige Hoofdfiguren uit de sociologie, onder redactie van l. rademaker en e. petersma (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1974). De kwaliteit is over het algemeen genomen uitstekend.
Veel beknopter en ook minder pretentieus is een soortgelijk werkje van Engelse origine: timothy raison (ed.), The founding fathers of social science, in 1969 bij Penguin Books verschenen. Een uitgebreide geschiedenis van het vak biedt tenslotte f. jonas, Geschichte der Soziologie (Hamburg: Rowohlt, 1968/1969, in 4 delen). Een overzicht van de ontwikkeling en stand van de sociologie in Nederland is te vinden in het overigens al weer verouderde boek van j.a.a. van doorn, Beeld en betekenis van de Nederlandse sociologie (Utrecht: Bijleveld, 1964). Het is voorzien van een omvangrijke bibliografie.
| |
| |
Véél meer dan voorneen wordt momenteer gesproken en geschreven over crisisverschijnselen in de sociologie. Een van de positieve gevolgen van deze discussie is het ontstaan van een ‘sociologie van de sociologie’: een poging de problematiek van het vak met de middelen van dat vak te analyseren. Een aardige studie op dit gebied is robert w. friedrichs, A sociology of sociology (New York: The Free Press/Londen: Collier MacMillan, 1970; in 1972 als Free Press Paperback verschenen). Waarschijnlijk de meest bekende en briljante studie op dit gebied is alvin w. gouldner, The coming crisis of Western sociology (London: Heinemann, 1971; heb Paperback). Wie na de uiterst kritische en sombere verhandeling van Gouldner behoefte heeft aan een wat optimistischer kijk op de mogelijkheden en moeilijkheden van de sociologie, kan terecht bij s.n. eisenstadt en m. curelaru, The form of sociology: Paradigms and crises (New York: Wiley, 1976). Voorts wijzen wij op een tweetal goede verzamelbundels, die een staalkaart bieden van de meest uiteenlopende ‘zelfanalyses’ van sociologen: larry t. reynolds en janice m. reynolds (reds.), The sociology of sociology: Analyses and criticism of the thought, research and ethical folksways of its practioners (New York: David McKay Co., 1970), en edward a. tiryakian (red.), The phenomenon of sociology (New York: Appleton-Century-Crofts, 1971).
Niet onvermeld mag blijven dat men in een bundel van richard whitley (red.), Social processes of scientific development (London/Boston: Routledge & Kegan Paul, 1974) een tweetal Nederlandse bijdragen op het gebied van de ‘sociologie van de sociologie’ aantreft. De ene behelst een netwerk-analyse van de samenstelling van de redactie van de Sociologische Gids (W. van Rossum), de andere een meer algemene beschouwing over de maatschappelijke achtergronden van de pluriformiteit in de sociologie (C.J. Lammers). Een eerdere versie van deze bijdrage verscheen in het Nederlands onder de titze ‘Mensen praten mee en tegen - over kritiek en crisis van de menswetenschappen’, in c.j. lammers e.a., Menswetenschappen vandaag: Twee zijden van de medaille (Meppel: Boom, 1972). Overigens, ook reeds in het speciale nummer van de Sociologische Gids, ‘Tien jaar sociologische gids’ (jan./april 1964) zijn diverse bijdragen te vinden waarin de sociologie van de (Nederlandse) sociologie wordt beoefend.
In veel van deze discussie staat de kwestie van het waardeoordeel in de wetenschap centraal. Inzicht in deze problematiek wordt verschaft door een omvangrijke bundel opstellen en polemieken, samengebracht door th. de boer en a.j.f. köbben, met als titel: Waarden en wetenschap (Bilthoven: Amroboeken, 1974).
| |
| |
| |
B. Verzamelwerken en speciale introducties
Het fenomeen van de Amerikaanse readers - zo men wil: bloemlezingen - is thans ook tot Nederland doorgedrongen. Zij kunnen een goed tegenwicht vormen voor de vaak Amerikaans gedomineerde bundels die in gebruik zijn, enerzijds omdat zij Nederlands materiaal aanbieden, anderzijds omdat zij Nederlandse sociologen aan het woord laten. Twee voorbeelden: onder redactie van a. van braam, Actuele sociologie (Assen: Van Gorcum, 1970), en onder redactie van sj. groenman en h. de jager, Staalkaart der Nederlandse sociologie (Assen: Van Gorcum, 1970).
Een verdienstelijke poging van Duitse zijde een overzicht samen te stellen van de ontwikkeling en stand van de Nederlandse sociologie is het door joachim matthes geredigeerde, inmiddels wat verouderde boek Soziologie und Gesellschaft in den Niederlanden (Neuwied am Rhein/Berlin: Luchterhand, 1965).
Wie een inzicht wil krijgen in de opbouw en werking van de Nederlandse samenleving, kan zijn nut doen met het beknopte werk van p. van daalen, Wij Nederlanders: Een sociologische verkenning (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1e dr. 1967). Nog altijd zeer de moeite waard is een deel van de bijdragen aan Drift en koers: Een halve eeuw sociale verandering in Nederland, onder redactie van a.n.j. den hollander e.a., in 1961 verschenen bij Van Gorcum te Assen.
De sociologie specialiseert zich snel, en vrijwel ieder speciaal gebied kent een reeks van eigen inleidingen, handboeken, tijdschriften en monografieën. Hierin vormt Nederland een afspiegeling van de internationale ontwikkelingen. Voorbeelden van inleidende studies tot de zgn. speciale sociologieën bieden werken als van j. niezing, Inleiding tot de politieke sociologie (Assen: Van Gorcum, 1966); h. goddijn en w. goddijn, Sociologie van kerk en godsdienst (Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1966); c.j.m. schuyt, Rechtssociologie: Een terreinverkenning (Universitaire Pers Rotterdam, 1971); h.j. van zuthem, Inleiding in de economische sociologie (Amsterdam: De Bussy/Utrecht: Oosthoek, 1973); a.c. zijderveld, De relativiteit van kennis en werkelijkheid: Inleiding tot de kennissociologie. (Meppel: Boom, 1974); m.a.j.m. matthijssen, Klasse-onderwijs: sociologie van het onderwijs (Deventer: Van Loghum Slaterus, 1972; 2e dr.); c.e. vervoort, Onderwijs en maatschappij: een oriëntering in de sociologie van het onderwijs (Nijmegen: link, 1975).
Soms ook betreft het boeken die een inleiding beogen tot bepaalde stromingen in de sociologie. Voorbeelden zijn a.c. zijderveld, De theorie van het symbolisch interactionisme (Boom: Meppel, 1973), h. hoefnagels (red.), Sociologie en maatschappijkritiek
| |
| |
(Alphen a/d Rijn: Samson, 1971) en b.c. van houten, Tussen aanpassing en kritiek: De derde methodenstrijd in de Duitse sociologie. (Deventer: Van Loghum Slaterus, 1970). Een combinatie van een inleiding en bijbehorende bundel teksten tot de moderne macrosociologie leveren j.k.m. gevers en h. wallenburg in hun Sociologie als wetenschap van de maatschappij, omvattend deel I: Inleidende essays tot de makrosociologie (1970) en deel II: Teksten uit de makrosociologie (1971), verschenen bij Boom te Meppel.
Voor wat het buitenland betreft moet gewezen worden op enkele series die hetzij inleidingen hetzij verzamelingen teksten op speciale gebieden bevatten. Zo de serie Penguin modern sociology readings. Belangrijke delen zijn Sociology of law, geredigeerd door vilhelm aubert (1969); Social inequality, o.r.v. andré béteille (1969); Industrial man, o.r.v. tom burns (1969); Political sociology, o.r.v. alessandro pizzorno (1971) en Sociology of science, o.r.v. barry barnes (1972). Voorts valt te noemen de meer eenzijdig Amerikaans georiënteerde serie korte inleidingen van Prentice Hall, genaamd de Foundations of Modern Sociology Series, waarin o.m. zijn verschenen amitai etzioni, Modern organizations (1954); talcott parsons, Societies: Evolutionary and comparative perspectives (1966); joseph ben-david, The scientist's role in society: A comparative study (1971). Hoewel bestemd voor een publiek van politicologen, zijn verschillende deeltjes uit de serie Key Concepts in Political Science ook voor de socioloog zeer informatief. De uitgever was aanvankelijk Pall Mall Press, London, later MacMillan, Londen en Basingstoke.
| |
C. Klassieken en neo-klassieken
In een weinig scherp begrensde en veelvertakte wetenschap als de sociologie is het niet gemakkelijk een aantal ‘klassieke’ auteurs aan te wijzen zonder op verzet te stuiten van tenminste één andere stroming. Bovendien is het moeilijk vast te stellen wie voornamelijk hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van het sociologisch denken omdat nu eens deze dan weer die problematiek op de voorgrond treedt.
Niettemin is er blijkens de geschiedschrijving van het vak en de mate van referen aan bepaalde sociologen toch een zekere eenstemmigheid te constateren met betrekking tot met name de volgendc auteurs.
max weber (1864-1920), eveneens historicus en econoom van grote naam, heeft zich in de sociologie voorgoed een plaats verworven door zijn magistrale Wirtschaft und Gesellschaft (1921), dat blijk geeft van een ongeëvenaarde en nadien nauwelijks overtroffen denkkracht en materiaalbeheersing. Verder werd hij beroemd
| |
| |
om zijn Gesammelte Aufsätze zur Religionssoziologie (3 delen, 1920/21), waarin onder meer zijn meest opzienbarende stuk over de relatie tussen de ethiek van het vroege protestantisme en de opkomst van het kapitalisme, welk stuk overigens reeds van 1901 dateert. Een handzame editie is onder de titel Die protestantische Ethik uitgegeven onder redactie van johannes winckelmann en in 1965 verschenen als Siebenstern-Taschenbuch. Van belang is voorts de collectie in het Engels vertaalde teksten onder redactie van h.h. gerth en c. wright mills verschenen onder de titel From Max Weber: Essays in sociology (1948; als Routledge Paperback, 1970).
emile durkheim (1858-1917) schreef eveneens een reeks van klassieke werken die uitblinken door een groot analytisch vermogen. Genoemd dienen te worden De la division du travail social: Étude sur l'organisatioń des sociétés supérieures (1893), Le suicide: Étude de sociologie (1897) en Les formes élémentaires de la vie religieuse: Le système totémique en Australie (1912). Een interessante bundel over deze figuur, vergezeld van enkele fragmenten uit zijn werk is kurt h. wolff (ed.), Essays on sociology & philosophy by Emile Durkheim et. al. (New York: Harper, 1960; Harper Torchbook, 1964). Een Nederlandse studie is die van h.p.m. goddijn, De sociologie van Emile Durkheim (Amsterdam: De Bussy, 1969).
georg simmel (1858-1918), die tevens als filosoof naam heeft gemaakt, is vooral bekend geworden om zijn omvangrijke bundel studies, in 1908 verschenen onder de titel Soziologie: Untersuchungen über die Formen der Vergesellschaftung, waarin de sociologie als wetenschap van menselijke interactie wordt gedemonstreerd. Een handzame introductie tot zijn werk geeft de bundel geredigeerd door kurt h. wolff, Essays on sociology, philosophy & aesthetics by Georg Simmel et. al. (New York: Harper Torchbooks, 1965). Zie ook r.f. beerling, De sociologie van Georg Simmel (Amsterdam: De Bussy, 1969).
Veel klassieken komen momenteel weer in de belangstelling doordat zij passen in de herleefde studie van macro-vraagstukken en in de normatieve waardering van onze huidige maatschappelijke ontwikkeling. Zeer in het bijzonder geldt dit voor Marx, die in figuren als herbert marcuse en jürgen habermas een hernieuwde aandacht heeft gekregen en ook daarbuiten aan invloed heeft gewonnen. talcott parsons komt de verdienste toe dat hij, naast anderen uiteraard, de Europese klassieken - waaronder Weber, Durkheim en Pareto- in de stroom van de Amerikaanse sociologie bracht, met name door zijn werk The structure of social action (New York: McGraw-Hill, 1937; herdruk Free Press, 1949).
In zijn werk openbaart zich overigens het ontstaan van een
| |
| |
tweede echelon van ‘klassieken’ dan wel neo-klassieken. Wie sociologie beoefent, kan evenmin als aan de bovengenoemde auteurs, voorbijgaan aan bijv. talcott parsons' The social system (New York: Free Press, 1951); robert k. merton, Social theory and social structure (1949; herz. ed. Glencoe: The Free Press, 1957); alain touraine, Sociologie de l'action (Paris: Editions de Seuil, 1965), en die zeer bescheiden maar uiterst intelligente studie van lewis a. coser, The functions of social conflict (Free Press of Glencoe, 1956).
| |
D. Methoden en technieken van sociaal onderzoek
Als empirische wetenschap staat en valt de sociologie in laatste instantie met de kwaliteit van het sociaal onderzoek. Met name Weber en Durkheim hebben op het terrein van de methodologie baanbrekend werk verricht. max weber, Gesammelte Aufsätze zur Wissenschaftslehre (1922) en emile durkheim, Les règles de la méthode sociologique (1895) kunnen nog steeds met veel vrucht bestudeerd worden. Van het laatste boek bestaat een Nederlandse vertaling, ingeleid door e. leemans: Emile Durkheim, De sociologische methode (Antwerpen: Standaard Wetenschappelijke Uitg./Universitaire Pers Rotterdam, 1969).
Een goede, eerste inleiding tot de praktijk van het empirischsociologisch onderzoek is: p.g. swanborn, Aspecten van sociologisch onderzoek. (Meppel: Boom, 1971). Wat uitvoeriger en vooral gericht op de technieken die de socioloog-onderzoeker ter beschikking staan is: i. gadourek, Sociologische Onderzoekstechnieken. Inleiding tot de werkwijze bij het sociaal- en gedragswetenschappelijk onderzoek (Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1967).
Breder van opzet is h.a. becker, Sociale methodologie. Inleiding tot de werkwijze van de sociale wetenschappen. (Meppel: Boom, 1974). Terwijl Swanborn en Gadourek specifieke methoden en technieken behandelen, schetst Becker de algemene methodologie, en dat houdt dan onder meer óók in uiteenzettingen over de voornaamste stromingen in het vak, over toepassingen en gebruik van sociaal-wetenschappelijke kennis en over de verantwoordelijkheden van de sociale wetenschapper. Voorts beperkt Becker zich in mindere mate dan Swanborn en Gadourek tot de sociologie en derhalve ontleent hij zijn voorbeelden niet slechts aan dit vak, maar ook aan de politicologie en de andragologie.
Voor verdere literatuurverwijzingen kan men terecht bij zowel Swanborn als Becker. In beide boeken treft men een beredeneerde bibliografie aan. Van de omvangrijke buitenlandse literatuur zij hier voorts genoemd het werk van de Noor johan galtung,
| |
| |
Theory and methods of social research (Lonodn: Allen and Unwin, 1967). De lezer moet reeds enigermate vertrouwd zijn met beginselen en resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en bovendien niet opzien tegen het gebruik van wiskundige symbolen, om dit hoogst originele - en hier en daar dus nogal controversiële - boek te kunnen appreciëren.
Tenslotte verdient nog vermelding het aardige verzamelwerk uitgegeven onder redactie van phillip e. hammond, Sociologists at work: Essays on the craft of social research. (Garden City, New York: Doubleday Anchor Books, 1967; oorspr. 1964 bij Basic Books). Hierin zijn gebundeld memoire-achtige verhalen en bespiegelingen van een aantal prominente, Amerikaanse sociologen over hun onderzoeksprojecten. Hieruit krijgt men een beeld van de lusten en lasten van het sociologisch onderzoek in de praktijk!
| |
E. Sociologische tijdschriften
Een wetenschap ontwikkelt zich niet alleen langs de weg van publikaties in boekvorm, maar evenzeer via bijdragen aan vaktijdschriften. In Nederland bestaat momenteel een vijftal zodanige periodieken: Mens en Maatschappij (sinds 1925), geleidelijk meer zuiver-sociologisch geworden, Sociologische Gids (sinds 1953), Sociale Wetenschappen (sedert 1957, wat meer regionaal gericht door de standplaats Tilburg), en het Engelstalige Sociologia Neerlandica (sinds 1963) met vertalingen van eerder gepubliceerd werk en algemene overzichten. Sedert 1974 verschijnt bovendien het Amsierdams Sociologisch Tijdschrift.
De buitenlandse tijdschriften zijn gedeeltelijk van algemene aard, gedeeltelijk naar een bepaald onderzoekterrein gespecialiseerd. Het oudste tijdschrift startte in 1893 in Frankrijk: de Revue Internationale de Sociologie, spoedig gesecundeerd door Durkheims L'année Sociologique (1898). In 1946 ontstond er de Cahiers Internationaux de Sociologie.
Duitsland begon met het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik, en heeft thans als belangrijkste tijdschrift de Kölner Zeitschrift für Soziologie und Sozialspsychologie, de naoorlogde voortzetting van de Kölner Vierteljahrshefte für Soziologie (1921-34). Engeland heeft sinds 1951 zijn The British Journal of Sociology, alsmede, vanaf 1967, het tijdschrift van de Britse sociologenvereniging Sociology. Tenslotte verdient het orgaan van de Scandinavische sociologen vermelding: Acta Sociologica (1955).
Een van de weinige pogingen de Europese sociologie een gemeenschappelijk forum te bieden, was de oprichting in 1959 van de Frans/Engels/Duitse Archives Européennes de Sociologie (European
| |
| |
journal of Sociology).
De Amerikaanse sociologie manitesteert zich vooral in tijdschriften zoals: The American Journal of Sociology (sedert 1895). Social Forces (sinds 1922) en de American Sociological Review, het officiële blad van de Amerikaanse sociologenvereniging, dat sedert 1936 uitkomt. Inmiddels hebben zich twee afsplitsingen voorgedaan: studies over de sociologie en opiniërende artikelen betreffende allerlei problemen van de sociologie en/of van sociologen worden sinds 1965 niet langer gepubliceerd in de Review, maar in een apart tijdschrift The American Sociologist, terwijl in 1972 de recensies uit de Review in een eigen blad, Contemporary Sociology: A Journal of Reviews, zijn ondergebracht. Tenslotte is van groot belang de nieuwe Annual Review of Sociology (een uitgave van Annual Reviews Inc., Palo Alto, Cal.), dat vanaf 1975 eens per jaar een flink aantal overzichtsartikelen over de stand van zaken op de voornaamste deelgebieden van de sociologie, over algemene sociologische theorie en over onderzoeksmethoden verschaft.
Aan een opsomming van de belangrijkste gespecialiseerde vaktijdschriften valt niet te denken. Wij noemen slechts een min of meer willekeurige selectie van periodieken die zich richten op een deelgebied: Administrative Science Quarterly (organisatie en bestuur), Sociology of Education, Sociometry (micro-sociologie en sociale psychologie), Journal of Health and Social Behavior, Sociologia Ruralis, Sociologie du Travail en Comparative Studies in Society and History.
Social Science Information (Information sur les sciences sociales) een uitgave - sinds 1952 - van de International Social Science Council te Parijs, bevat regelmatig overzichtsartikelen, bijdragen op en over diverse vakgebieden en over ontwikkelingen van de sociale wetenschappen in bepaalde landen of plaatsen; besteedt ook aandacht aan activiteiten van bepaalde research-instituten, aan methodologische vraagstukken en aan documentatie, dataarchieven e.d.
| |
F. Woordenboeken en encyclopedieën
Toelichting op een handvol sociologische begrippen wordt gegeven in 50 Key Words: Sociology, samengesteld onder redactie van de Londense socioloog david martin, voor Nederland bewerkt door j.a.a. van doorn en onder de titel Sleutelwoorden in de sociologie, in 1974 verschenen bij Universitaire Pers Rotterdam.
Veel meer omvattend zijn A Dictionary of Sociology, o.r.v.g. duncan mitchell (London: Routledge & Kegan Paul, 1968) en helmut schoecks, Kleines Soziologisches Wörterbuch (Freiburg im Breisgau: Herder, 1969). Sterke gerichtheid op de diverse defini- | |
| |
ties die in omloop zijn en expansie ver buiten het sociologisch terrein zijn kenmerkend voor het onder auspiciën van unesco uitgegeven werk A Dictionary of the Social Sciences, geredigeerd door julius gould en william l. kolb (New York: The Free Press of Glencoe, 1964), een kostbaar boekwerk dat niet overal een hoog niveau bereikt.
Echte ‘woordenboeken’ in de zin van korte toelichtingen bij veel termen zijn george a. theodorson en achilles g. theodorson, Modern Dictionary of Sociology (New York: Crowell, 1969) en thomas ford hoult, Dictionary of Modern Sociology (Totowa, N.J.: Littlefield, Adams & Co., 1969).
Onmisbaar is tenslotte de indrukwekkende International Encyclopedia of the Social Sciences, onder redactie van david l. sills, omvattend 16 delen en een deel Index, in 1968 verschenen bij The MacMillan Company & The Free Press te New York. Wie over enig onderwerp breed geinformeerd wil worden, doet er goed aan te beginnen deze encyclopedie te raadplegen. Hoewel veel minder sociologisch van gehalte en uiteraard qua informatie sterk verouderd, blijft de voorganger - de Encyclopaedia of the Social Sciennes (1930-34; 15 delen) niettemin waardevol, al was het maar omdat tal van klassiek geworden artikelen in dit werk zijn opgenomen.
Wie naast de sociologie ook de antropologie, psychologie, politicologie, economie en geografie naar publicistische activiteit vóór zich wil zien uitgestald, kan terecht bij bert f. hoselitz (ed.), A reader's guide to the social sciences (New York: Free Press/Londen: MacMillan, rev. ed. 1970).
| |
G. Bibliografieën en jaarboeken
Vooral sedert de laatste wereldoorlog zijn krachtige pogingen ondernomen om de steeds wassende stroom van sociologische publikaties overzichtelijk en toegankelijk te maken. Voor Nederland is van belang de bibliografie van binnen- en buitenlandse werken, opgenomen in het Sociologisch Jaarboek, van 1947 tot 1959 uitgegeven door de Nederlandse Sociologische Vereniging. Voor latere jaren raadplege men de lijstentitels van tijdschriftartikelen die zeer regelmatig verschijnen in Mens en Maatschappij. Informatief zijn ook de diverse uitstekende overzichten die verschijnen in Sociologia Neerlandica, met name bij gelegenheid van internationale sociologische congressen, zoals de aflevering van 1970 (vol. VI, nr. II) en van 1974 (vol. X, nr. I). In laatstgenoemd nummer is getracht alle Nederlandse sociologische publikaties in vreemde talen te catalogiseren. Tenslotte kan gewezen worden op de medio 1964 afgesloten, systematisch geordende bibliografie van
| |
| |
Nederlandse publikaties, die is opgenomen in j.a.a. van doorn, Beeld en betekenis van de Nederlandse sociologie (Utrecht: Bijleveld, 1964).
De beste bron van Nederlandse sociologische publikaties is echter de serie bibliografieën die wordt uitgegeven door het Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Sinds 1970 wordt jaarlijks een ‘Bibliografie Nederlandse sociologie’ gepubliceerd, terwijl daarnaast over de jaren 1939-45 en 1946-52 overzichten voorhanden zijn.
Met betrekking tot het buitenland moet vooral worden gewezen op het bibliografisch tijdschrift Current Sociology/La Sociologie Contemporaine, dat reeds een twintigtal jaren bestaat - door een zwerftocht langs diverse uitgevers wat onregelmatig in verschijnen -, dat de vorm heeft van afleveringen over speciale gebieden en onderwerpen, ingeleid door een redacteur. Enkele thema's ter illustratie: comparatieve sociologie, militaire studies, gezin en huwelijk, geestesziekten, Afrikaanse ontwikkelingslanden, massacommunicatie, politieke sociologie, bureaucratie en bureaucratisering, godsdienstsociologie.
Tenslotte dient gewezen te worden op de registers die door sommige tijdschriften over een serie van jaargangen worden samengesteld en afzonderlijk uitgegeven. Wij noemen:
- | Mens en Maatschappij: Systematisch en alphabetisch register 1925-1950. |
- | Mens en Maatschappij: Register jaargangen 1951-1965 (1966). |
- | Sociologische Gids: Register op de jaargangen I-X (11e jaargang, febr. 1964; bijzondere aflevering). |
- | Sociologische Gids: Register tweede decade, jaargang XI-XX 1964-1973 (Jrg. 21, bijzonder aflevering.) |
- | Kölner Zeitschrift für Soziologie und Sozialspsychologie: Gesamtregister der Jahrgänge I-XIX und der Sonderhefte 1-11 (1967). |
- | Index to the American Sociological Review, Volumes 1-25: 1936-1960 (1961); Volumes 26-30: 1961-1965 (1965); Volumes 31-35: 1966-1970 (z.j.). |
- | Cumulative Index to the American Journal of Sociology, Volumes 1-70: 1895-1965 (1966); Volumes 71-75: 1965-1970 (1971). |
Informatie over Nederlandse en Vlaamse sociologen, hun adressen en werkkringen, alsmede over bibliotheken, tijdschriften en instituten is te vinden in het Sociaal-Wetenschappelijk Jaarboek, dat wordt uitgegeven door de Nederlandse Sociologische en Antropologische Vereniging. |
|